Mijn moeder was al een halfuur weg, en ik was weer in slaap gevallen. Diep in slaap.
In mijn droom belde iemand. En belde, en belde. Ik werd er wakker van. De bel ging gewoon met me mee. Door, en door; langer en harder.
Lag je op bed?, vroeg de loodgieter even later.
Ik keek op mijn horloge. Zó verlept zag ik er nou ook weer niet uit; hij mòest mijn moeder zijn tegengekomen.
Het bleek kwart voor drie, en ze was pas vijf minuten weg.
Nja, nee.. ik ben ziek.. excuseerde ik me. Dat hij niet dacht dat ik een luilak was. Ik had toevallig een hele drukke ochtend gehad. En nacht. Met nacht
Wat heb je? Griep?
Neu.. (kom nou. Ik ben een bikkel, ik ga niet slapen voor een griepje!).. chronisch.., mompelde ik.
'Meis toch!'
Verboden woorden.