Wishful thinking
Lieve T,
je hebt me gebeld.
Zomaar, out of the blue.
Ik verwachtte telefoon van C., een naar telefoontje waar ik erg tegenop zag, dus toen de telefoon ging was ik niet verrast.
Ik herkende het nummer alleen niet als het zijne, dus ik zei niet mijn naam, maar een wat achterdochtig ‘Hallo...?’
En toen was jij het.
Met nog steeds je vertrouwde zachte, bescheiden stem.
Maar het ging goed met je, zei je.
Je zei dat je Verheije heette, nu; en dat je in Antwerpen woonde. Sámenwoonde.
Je verwees naar een stuk dat je had geschreven, verbeterde jezelf: ‘oh nee, dat heb je natuurlijk niet meer gelezen’.
Ook nog steeds je vertrouwde minderwaardigheidscomplex.
In mijn hoofd buitelden de woorden over elkaar heen, struikelde ik er bijkans over: hoe we het toch allemáál hadden gelezen, of in elk geval gehoord, want dat het was voorgelezen, en wist ze wel hoeveel mensen waren gekomen??. Ik vatte het samen met een verontwaardigd: ‘Natuurlijk heb ik dat gelezen, muts!’
De woorden en vragen in mijn hoofd bleven razen: Hòe? Wat, waarom, wanneer? Waar?
Ergens had ik het steeds wel geweten, al die tijd.
Dat je er nog was.
Misschien inderdaad eruit gestapt - maar niet permanent.
Je teruggetrokken, elders opnieuw begonnen. Weg van alles wat van je werd gevraagd en verwacht, weg van de zo bedreigende lovende woorden, de rijzende ster die je was.
Weg, naar de stilte.
Ik wist het wel.
Onder een trein, dat was ook niets voor jou. Dat was wel het laatste, dat was juist waarvan je altijd had gezegd: zó nóóit.
Maar hòe, dan? Hoe had je het gedaan, hoe deze ontsnapping in scene gezet?
Was het inderdaad zo geweest dat de identificatie, door je ouders, louter op basis van kleding was gebeurd?
En had je dan op de een of andere manier jouw kleding met die van een ander - die ander - verwisseld?
Er was rumoer, op de achtergrond - zowel bij jou als bij mij.
Mijn moeder kwam binnen, vond mij in tranen aan de telefoon en dacht, met in gedachten natuurlijk het telefoontje dat ik had verwacht: hij heeft het nu wel héél bont gemaakt.
Ze wilde ingrijpen, de telefoon van me afpakken - maar ik stootte in paniek uit: ‘nee, niet doen, ga weg!’
Om daar natuurlijk direct tegen jou haastig op te laten volgen: ‘nee, niet jij, jij blijft, ik laat je niet nòg eens gaan’.
Je moeder had je al gesproken. Goddank.
Ja, geschrokken... veel te regelen...
Je viel weg. Je viel continu weg.
Je zachte stem in combinatie met een slechte verbinding, het rumoer bij jou op de achtergrond.
Steeds maar ruis, steeds maar jij in het niets verdwijnend.
Wat deed je nu, de hele dag?
Studeerde je weer?
Dat kon haast niet anders, toch.
En waar precies woon je?
Ik weet het nog steeds niet - wat je doet, wat er nou is gebeurd.
Op een gegeven moment viel je helemaal weg.
‘Gelukkig kan ik je terugbellen, ik zag toch duidelijk je nummer staan, toen je belde’.
Maar ook dat was onvindbaar.
Toen ik wakker werd, badend in het zweet.
Het eerste dat ik zag, toen ik net achter de computer ging zitten, was een Facebook-invite van jouw C. Met wie ik helemaal geen contact meer heb, al anderhalf jaar niet.
Toeval bestaat niet. En: hoe ontzettend ironisch.
Nooit meer doen hoor, zomaar bellen.
Ik wil het zo graag.
Maar ik heb mijn rust zo hard nodig...
dinsdag 19 juni 2012 - 11:40
<3 (als we nou op facebook waren veranderde dat in een snoezig klein hartje)
Liesan (URL) - 19 juni 2012 - 11:52
ohja of je maakt de reactie onzichtbaar als je met een haakje begint :)
Liesan (URL) - 19 juni 2012 - 11:54