Expeditie Griep
Ik geloof dat ik me er maar bij moet neerleggen: ik word nooit meer beter.
Wat ik ook heb voor ziekte, ze heeft het geweldig fijn bij mij. Eenmaal haar tenten opgeslagen is ze een week of wat geleden begonnen met een ontdekkingsreis door mijn lichaam. Dacht ik vanochtend hoopvol bij mezelf: kijk aan, ik slaap weer in periodes van een half uur achtereen, in plaats van vijf minuten; het aantal bijna-doodervaringen per dag is al tot de helft gereduceerd, kom, ik zal me warempel weer kwiek en blij gaan voelen - vanavond bleek dit ijdele hoop. Na enige woeste nachten is de griep vermoedelijk door mijn longen het huis uitgestuurd, maar nu heeft ze zich gesetteld in mijn klieren en bijholtes. De voorzichtige nachtkus van mijn vader op mijn kaak deed me ineenkrimpen van pijn; het bukken om een handdoek op te rapen gaf eenzelfde resultaat.
Nee, het is zeker. Ik word nooit meer beter.
Ik kan nu twee dingen doen. Stilletjes gaan liggen en wachten tot de dood mij haalt; iets wat me op dit moment om meer dan fysieke redenen een aantrekkelijke oplossing lijkt; of een samenlevingscontract opstellen. Alles leuk en aardig, maar ook de meest autonome avonturier heeft zich aan regels te houden.