U ziet het al aan de titel van dit logje: ik ben gezond. Ik ben kerngezond. Mijn lichaam leeft en werkt, en dat zal ik weten ook.
Laten we de boel eens nalopen.
Na drie weken ben ik nog steeds elke dag, bijna doorlopend, duizelig. Wat betekent dat mijn spieren goed genoeg werken om op mijn spanningen te reageren, en dat ze sterk genoeg zijn om enige adertjes in mijn nek te beklemmen.
Mijn enkel is een boeiend studie-object geweest, de laatste week. Hij was heel dik; een normale, gezonde reactie op een kneuzing. En hij was heel blauw: ik heb nog nooit zo'n grote blauwe plek gehad. Een meer strekte zich uit, van mijn hiel tot mijn kuit.
Al het bloed en al het vocht is ook weer weggetrokken, dus al wat daar voor nodig is, bloedstolling en lymfeklieren en nieren enzo (ja neem me niet kwalijk, mijn kenis van het menselijk lichaam schiet enigszins tekort om verder te komen dat dit soort vage omschrijvingen..) doet het ook naar behoren.
Ik kan nog steeds mijn sok niet aandoen zonder ineen te krimpen van pijn, waarmee mijn lichaam me probeert duidelijk te maken dat ik toch maar eens naar de dokter moest gaan om de boel te laten onderzoeken. Het lichaam roept en wordt gehoord; dat ik te eigenwijs ben om te gehoorzamen, tsja..
Het enige wat jammer is, is dat de schaafwond niet weg wil, maar je kan niet alles hebben.
Dan is er nog mijn neus. Nee, daar weet u niets van. Ik vertel u niet al mijn stommiteiten; ik moet nog iets van mijn trots behouden.
Zaterdagavond was het, dat ik fijn aan het telefoneren was. Ik kan niet stilzitten als ik telefoneer. Het is niet zo dat mijn gesprekspartner niet boeiend genoeg is hoor; integendeel. Ik denk zelfs dat het zo is dat ik zo enthousiast ben, zo vol vreugde over die ander en onze conversatie, dat ik er gewoon spastisch van word. Heus. Dus ik ga heen en weer lopen. Zitten. Staan. Liggen. Staan. Lopen. Zitten. En aan dingen prutsen. Eén van u kan zich vast nog wel herinneren met mij te telefoneren, en ineens een knal te horen, en een pijnkreet. En de voorzichtige bekentenis dat ik, liggend op de grond, aan mijn klapstoel had zitten prutsen; dat de stoel ineengeklapt was met mijn teen ertussen, en vervolgens frontaal op mijn buik was gevallen. Of het squashballetje op mijn lip.
Zondag was het de adapter van mijn telefoon. Die heeft een snoer en is zwaar; en alles wat zwaar en besnoerd is dient te slingeren. Helaas zat mijn neus in de weg. In de loop van de avond en de dagen erna veranderde de brug van mijn neus in iets ondefinieerbaars; een grote blauwe bobbel verscheen en verdween weer; de pijn bleef en is nog steeds. Zie voor de uitleg van deze verschijnselen hierboven.
Als ik dit soort dingen opspaar krijg ik misschien korting bij de EHBO.
En nu. Nu heb ik keelpijn. Véél keelpijn. Sinds gisteravond. Ik dacht nog hoopvol: het is laat, het is het praten, het nog wakker zijn, mijn speekselklieren die al slapen. Naar bed, wakkerworden, eten, over.
Jammer maar helaas. Ik ben
Dus ik juich en cheer en roep hup hup hup! Mijn afweersysteem laat weten dat het werkt, en o wat zijn we heden blij.
En laat niemand het in zijn hoofd halen om te zeggen dat ik veel fruit moet eten. Ik eet zoveel fruit dat je bruistabletten van mijn bloed kunt maken.
Eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat ik extreem slecht tegen ziekte kan. En dat ik nu alleen maar denk: 'ik ben wakker, ik heb gegeten en gedronken, ik heb nog steeds pijn en dat moet niet. Het moet over zijn, nu. Eén uur is lang genoeg om optimistisch te blijven.'