Zie hier een kamer.
Een slaapkamer; met een moede moeder en een zieke, dwarse dochter. Naast het bed een kastje, en op het kastje een luid tikkend wekkertje, een sleutelhanger met een stoffen zebra en een plastic konijn dat een verbleekte wortel vasthoudt.
De zieke dwarse dochter zeurt. En de moede moeder zegt: Ga iets doen. Schrijf een gedicht, voor mijn part; maar houd op met jammeren.
Dus de zieke dwarse dochter schrijft, een korte schets van haar omgeving.
Ze giechelt om de idioterie. 'Hihi, kijk: gedicht.'
De moede moeder ontwaakt, staart, zwijgt, oordeelt: 'Maar dit is geweldig. De tragiek, de diepte. Het gaat over de vergankelijkheid. Over de vernietigende invloed van De Tijd op De Dingen. Typ het uit, ik wil het bewaren!'
En de zieke, hoofdschuddende dochter overdenkt haar lessen Nederlands. En vraagt zich af wat de werkelijke diepte was, van alle toen zo ijverig geanalyseerde gedichten...
Klokje tikt
tikt
tikt
Tikt
de kleuren uit de wortel
de strepen van de zebra
het licht uit de lamp
Klokje tikt
tikt
tikt
Tikt de letters van de bladzij
het leven na de dood
de dood na het leven
Tikt
in cirkels