Klap
In de keuken staat een tweedelig kastje. Een zwaar kastje, met bovendien een opzetstuk met óók twee kastjes. Bovenop het kastje staan waspoeder en wasverzachter, glasafval, een emmer wasknijpers en een grote glazen pot met pollepels. Eventueel frisdrank.
Twee weken geleden smakte ik in een nachtelijke aanval van ik-weet-niet-wat tegen dat kastje aan. Ik voelde niets, ik hoorde niets, ik zag alleen naast me een honingpotje in scherven vallen. Mijn sokken, broek en vest zaten vol glassnippers, verder viel me niet zoveel op (wat toch al het geval was; ik was niet voor niets gevallen).
De volgende dag zei mijn moeder dat op het kastje een volle fles cola tegen een reeks glaswerk was gevallen, zo een domino-effect veroorzakend. Moest een flinke klap zijn geweest.
Enige dagen later zag ik dat het kastopzetstuk een centimeter was opgeschoven, en bijna van het onderkastje gleed. Snel teruggeduwd, met de nodige vrouwkracht. Ja; het moest inderdaad een flinke klap zijn geweest.
Zojuist besloot ik de keuken eens een flinke schrobbeurt te geven. Ik schoof het groentenrekje opzij, en bezag de zijkant van het keukenkastje. Het was in zijn geheel vijf centimeter opgeschoven, waarbij de buitenlaag geheel was versplinterd.
En nu begrijp ik ineens waarom ik twee dagen niet kon lopen, zitten of staan; en waarom ik nu nog steeds een grote beurse plek op mijn heup heb. Het moet een gigantische klap zijn geweest.