Het postje zou aldus gaan:
Soms denk ik wel eens: wellicht ben ik toch niet zo'n pessimist. Wellicht niet zo verwend. Wellicht zelfs een optimist, die ziet wat ze krijgt en daarvoor dankbaar is.Zo zou het postje gaan.
Naast de semi-snelweg richting van Kijkduin naar Rijswijk liggen Ockenburgh en Madestein. Op de semi-snelweg lijkt men te oefenen voor het echte werk. Zo snel mogelijk, met zoveel mogelijk geronk en zo stampend mogelijke radio.
Vies. Naar.
En langs die weg staan bomen, waartussen je als fietser af en toe een glimp kan opvangen van de recreatieparken erachter.
En tussen die bomen, heel af en toe, een landje. Niet meer dan een heuveltje, een platje van 10 bij 5 meter.
Gras, wuivend, mals, zacht, levend. Het licht grijpend en terugstralend. Korenbloemen, klaprozen, boterbloemen, madeliefjes. Uitdagend gezond naast die auto's; en in schril contrast daarmee louter rust en vrede uitstralend.
Zulke stukjes, die kleine blik op water achter de bomen, kunnen me volmaakt gelukkig maken. Tevreden.
De weg ernaast kan me niets schelen, ik weet dat het vies en luidruchtig is, dat verandert ook niet, maar mijn geest schakelt het tijdelijk uit.
Beetje groen, beetje water, fietstocht al geslaagd.
Net thuis.
Maaimachine vermoedelijk al een paar dagen thuis.
Doffe slierten gras, grijzig, gelig, kaal. Ongezond, doods. Geen een bloem, geen een pluim, geen sprankje licht. Alle mufheid van de weg opslokkend, vermenigvuldigend, weerkaatsend. Niet eens, ter compensatie, de geur van pasgemaaid gras.
Bah. Snertweg.