Zodra de opticien me zag begon hij te grijnzen.
‘Ik ben net bij de oogarts geweest, en ik heb druppeltjes gekregen en...’
Ja, dat zie ik, schaterde hij uit.
Om halftwee had ik me bij Loket 2 gemeld, na een stevige dwaaltocht door de wijk aangrenzend aan Ziekenhuis Leijenburg. Wijken hebben er bij mij een handje van om tussen twee bezoeken in compleet van structuur te veranderen; de weg van ziekenhuis naar huis was althans een stuk soepeler gelopen dan nu.
Een spoedeisende hulp van een oogziekenhuis blijkt niet veel af te wijken van een standaard spoedeisende hulp.
Het is voornamelijk wachten.
We zaten in een smal vervallen gangetje tegenover wat vervallen spreekkamers onder een vervallen plafond voor een vervallen tuintje.
Het geheel had meer weg van een bouwkeet dan een ziekenhuis.
Mijn moeder is sinds ze een eigen miniatuurtuintje heeft helemaal into plantjes en begon alle planten in de achtertuin op te dreunen. En was verbijsterd over de saaiheid en het gebrek aan fantasie van planten. Het sloeg nergens op, hoe konden ze dat doen?!
Ach, ze zien het hier toch niet, sprak ik cynisch.
Hetgeen ze een crue opmerking vond.
We wachtten en wachtten.
Intussen gingen er mensen de spreekkamers in, maar niemand kwam eruit. Nogal sinister. Pas later bleek dat er achter de spreekkamers een vaag netwerk van gangen en zusterposten was, dat bij de spreekkamer een soort doolhoftraject begon van waaruit je via een omweg en achteruitgang uiteindelijk weer in de wachtruimte kwam.
Al na een halfuur mocht ik ook.
Gesprekje, instrumentjes, licht uit, lichtbak aan, figuurtjes en lettertjes.
Tot mijn tevredenheid was mijn oog in de laatste uren nog verder achteruit gegaan. Dat ik in elk geval niet voor niets was gekomen.
Men neme een kaart:
2 8 9 5
6 3 7 1
Daarvan zag ik de 2 en de 6
De rest in het geheel niet.
De hele rechterkant van mijn linkergezichtsveld was WEG.
Geinig.
Ik mocht met de zuster mee, voor druppeltjes en oogdrukmeting.
Ik heb het niet zo op druppeltjes, en gepruts aan mijn ogen.
En deze druppeltjes prikten als de neten.
Knipperen, adviseerde de zuster.
Right.
Nu heb ik net vrijdag van de optometrist te horen gekregen dat mijn knipperfrequentie van nature laag is (ja ja: zo leer je nog eens wat van jezelf), maar dat wist die zuster niet. Dat knipperen lukte in het geheel niet en ik voelde me als een peuter met grotemensenshampoo.
Ik kreeg nog meer druppeltjes.
Dit is om je pupillen te vergroten, het werkt binnen tien minuten en dan...
De rest had ik moeten onthouden, het had me nogal wat tijd gescheeld, maar het ging verloren in precies die tien minuten.
Binnen de kortste keren waren mijn oogleden compleet verdoofd - misschien had ik ook even tegen die zuster moeten zeggen dat ik nogal heftig reageer op verdovende middelen - en zag ik met rechts ook niet meer.
Welja, dat kon er ook nog wel bij.
We wachtten nog meer.
Ik schuifelde naar het toilet en kroop weer terug. Ik zette met mijn moeder de wachtruimte op stelten, wat we meestal doen in wachtruimten. Onrust maakt melig.
Na een uur riep de dokter me. 'Ben je al klaar met alles?'
Ik ben al een uur klaar.
Bleek dat die tien minuten geen tien minuten waren waarna zij mij zou roepen, maar waarna ik had moeten terugkomen in de zusterpost. Dom dom dom..
Mijn oogdruk was goed
Mijn netvlies was goed.
Alleen was mijn accomodatie wat op hol geslagen.
Mijn ogen hadden een stress ondervonden - niet ik, maar mijn ogen, voor de verandering. Heel autonoom, op eigen houtje gestresst geraakt.
Door die stress was ik anders gaan kijken, om het op te vangen. En daar had ik weer oogmigraine van gekregen. Daar kwam bij dat mijn oogbollen wat naar buiten staan en de oogspieren toch al hard moeten werken om recht te zien (ha! die kende ik ook al, van de optometrist!), en mijn medicatie zou ook een rol kunnen spelen.
Hoe dan ook: nu was alles tezamen tot een soort escalatie gekomen en dat was wat er aan de hand was. De kans was groot, zo zei de oogmevrouw, dat als er nu drie keer achter elkaar een oogmeting zou worden uitgevoerd, er drie volkomen afwijkende waarden zouden worden vastgesteld, desnoods varierend van min-vijf naar plus-tien.
Rust nemen moest ik.
Niet te veel lezen, niet te veel achter een beeldscherm, niet te veel televisie.
Maar ik werk achter een computer en ik moet morgen werk inleveren!
Na morgen dan. Helemaal rust.
Over drie weken terug, en dan verder kijken.
Gewoon gezond leven, naar buiten, rustig aan, beetje fladderen.
Dat klonk goed en lief.
Ik fladderde naar buiten en werd meteen neergemaaid door een bombardement van zonlicht. Het schoot door mijn ogen mijn schedel in, als een kogel in een flipperkast, en maaide alles aan flarden.
Mijn hand boven mijn hoofd, de ogen stijf dichtgeknepen, alleen silhouetten van bomen en auto's toelatend fietste ik voorzichtig richting huis.
Halverwege strandden we bij een winkelcentrum. Bij de drogist kocht ik een zonnebril om me nog enigszins staande te kunnen houden.
Na een blinde tocht door Albert Heijn besloot ik toch maar even bij de plaatselijke Pearle te vragen wat ik kon verwachten. Dat vertellen ze je er niet bij. Dat je wat druppeltjes krijgt voor onderzoek, en vervolgens nogal lichtgevoelig wordt.
Reken op 24 uur, zei de opticien.
Lekker die zonnebril ophouden, na een halve dag zal het al wat beter gaan en na 24 uur moet het zo goed als over zijn.
Fijn dan.
Toen ik even later in het flat in de lift stond keek in de spiegel.
Ik begreep meteen de schaterlach van de opticien.
Mijn pupillen waren exact even groot als mijn irissen, en ik zag er nogal stoned en wanhopig uit.
(en als er taalfouten in dit stukje zitten: laat ik ook dat vooral op mijn nog steeds wazige zicht schuiven..)