vrijdag 21 december 2001 - 16:00
Een paar dagen geleden heb ik mijn oude schoolschriftjes uit mijn kasten geplukt.
Ik heb daarbij ook stapels en stapels tekeningen gevonden. Volkomen ondefinieerbare moeder- en vaderdagcadeautjes. Kerstkaarten, lentedingen, herfststukjes. Alles ondertekend met mijn naam in spiegelbeeld. Tot mijn zesde schreef ik in spiegelbeeld namelijk. Vraag me niet waarom of hoe; incarnatietje in één of ander middenoostelijk land, vermoed ik.
Maar hoe aandoenlijk ze soms ook waren; alle tekeningen en schriftjes heb ik terzijde geschoven.
Ik was op zoek naar mijn opstelschriften, en mijn weekverslagen.
Toen ik negen was zat ik in de vierde klas bij Juffrouw van Gils. En van Juffrouw van Gils moesten wij een weekverslag bijhouden. Een dagboek, eigenlijk. Met verplichte tekening. Verplichte gezelligheid ook, geloof ik; gezien de kanttekening op 8 februari 1987: "Hmmm! Ik heb weleens langere en gezelliger weekverslagen gelezen!".
Ik wilde weten of het inderdaad zo was dat ik altijd maar ziek was in vakanties. Er stonden me paasvakantie- herfstvakantie- kerstvakantie- elkevakantie-opstellen voor de geest, met steeds weer die zin 'in de vakantie ben ik ziek geweest'. Wat inderdaad zo bleek te zijn.
Maar meer nog dan ziek, was ik gelovig. Of beter gezegd: kerks. Op mijn negende ging ik meer naar de kerk dan de gemiddelde non, zo blijkt uit mijn weekverslagen.
Ik had een vriendinnetje, B., die een week jonger was dan ik en met wie ik optrok sinds haar geboorte. Mijn zusje, bijna. Ze woonde schuin tegenover me en bij vlagen waren we praktisch één.
Maar er was altijd het risico van kwijtraken. Ik kon haar kwijtraken aan vriendinnen van school, want ze zat op een andere school dan ik; en aan vriendinnen via de kerk.
Aan die school kon ik niets doen; ik had mijn ouders proberen om te praten, maar naar een andere school mocht ik niet. Maar die kerk; dat was een groot en steeds dreigender gevaar, gezien de komst van kerk- en straatgenoot D. Daar moest, en kon ook, een stokje voor worden gestoken.
Dus ik ging in het kinderkerkkoor. En op catechese. En dat beviel me eigenlijk wel.
Dat katholicisme van B. was me altijd een raadsel geweest; een compleet mysterie, en nu kreeg ik wat meer zicht op wat dat inhield. Bovendien waren er, na zowel koor als catechese, koekjes en ranja. Toch ook niet onbelangrijk als je negen bent.
Eén ding stond me wel tegen, en dat was dat ik niet ter communie mocht, omdat ik niet was gedoopt. Er waren nog meer koorkindjes die niet ter communie mochten, maar dat was omdat ze hun Eerste Communie nog niet hadden gedaan. En daarvoor zaten ze dan weer in een subklasje van catechesatie; wat hen toch iets speciaals gaf. Ik hoorde nergens bij, en dat zat me oneindig dwars.
Tijd om opnieuw actie te ondernemen dus.
Gedurende enige maanden heb ik mijn ouders grondig en effectief gemanipuleerd. Ik moest ze er absoluut van overtuigen dat ik het licht had gezien; dat dat licht katholiek was en dat ik dat licht tot het einde der dagen zou volgen. Maar dat ik daarvoor beslist gedoopt moest worden.
Mijn ouders waren tegen de kerk. Ze zijn beiden van huis uit niet religieus en zeker niet kerkelijk, en zagen met lede ogen aan dat ik dat wel werd. Maar ze hielden van me. En ik hield van de kerk (heus waar!), dus ze zijn overstag gegaan.
Ik ben gedoopt, en heb binnen een week mijn eerste communie gedaan. Ik had de lessen immers al gevolgd en had ook de leeftijd; al wat mij nog van de hostie had gescheiden was dat essentiële beetje wijwater.
Rond die tijd is in mijn weekverslagen alleen maar Kerk te lezen.
Als ik iets aanpak doe ik het grondig en als iets je de kans geeft iets grondig aan te pakken is het de katholieke kerk.
Op maandag, woensdag en vrijdag was er ochtenddienst. Ik was voortdurend ziek, of dacht dat ik ziek was; op zieke ochtenden kon ik niet naar school maar wel, wankel en witjes, naar de kerk op de hoek.
Op dinsdagmiddag was er catechesatie. Dinsdag- en donderdagavond avonddienst. Woendsdagavond om 7 uur repetitie van het kinderkoor en om 8 uur van het volwassenenkoor.
Zaterdag was mijn kerk-rustdag, om op zondag weer alle mogelijke missen te volgen. Met zang, zonder zang; met het volwassenenkoor, mijn eigen koor, Gregorianen, de Latijnse mis.
Ik werd het lievelingetje van de gemiddeld tachtigjarige parochianen. Ik kreeg kaarten en rosenkransen; men brandde kaarsjes voor me en bad voor me. Op maandag mocht ik de koster helpen met het legen van de geldbakjes en ik mocht voor de dienst helpen met het aankleden van de tafels. De doeken, de linten; de kannetjes wijn en wijwater, de schaaltjes met hosties. Mijn droom was op een ochtend wakker te worden als jongetje, en eindelijk het echte werk te mogen doen: misdienaar zijn.
1986 en 1987 waren mijn kerkjaren. Daarna bloedde het langzaam dood; en waren mijn ouders laaiend dat ik ze zo bedonderd had. Al die heisa, al die handen-over-het-hart, en dat voor een bevlieging van krap twee jaar.
Maar het was niet meer hetzelfde. Het koor niet, de catechese niet, ik niet, B. niet. Vanaf mijn elfde was de catechesatie serious business geworden. Men werd op het vormsel voorbereid en ik wist absoluut zeker: de katholieke god was niet de mijne. Het zei me niets, de waarde die mijn leeftijdsgenootjes eraan gaven voelde ik niet.
Ik heb overigens nog meer 'geloofsvlagen' gehad. Zo ben ik van mijn dertiende tot mijn achtiende joods geweest. Ik las alles wat los en vast zat over het jodendom; leerde hebreeuws, leerde gebruiken, feestdagen, de joodse kalender.
Het jodendom stond niet zo open voor nieuwkomers. Eens ben ik naar een moskee geweest, waar ik met open armen werd verwelkomd en overladen met stapels folders, en de uitnodiging om nog die dag tot de islam toe te treden.
Bij de liberaal joodse gemeente daarentegen moest ik een week voor mijn komst opbellen voor een afspraak, moest ik bij binnenkomst mijn paspoort tonen aan mannen met dreigende blik en walkietalkies en werd ik gedurende de hele dienst praktisch weggekeken.
Op mijn twintigste werd ik gereformeerd. Zo streng mogelijk. Ik had anorexia, en het kon me niet streng en ellendig genoeg. Mijn excuses, bij deze, voor alle gereformeerden; dat ik uw geloof en uw kerk zo heb misbruikt. Maar de gereformeerde diensten begonnen het vroegst, gingen het langst door en stimuleerden het meest tot volledige onthechting. Daarbij waren er harde banken, en hard was goed. Excuseer, nogmaals.
Voor de volledigheid: heden ten dage mag ik mezelf eclectisch noemen. Ik kies uit wat mij ligt. En voel me daar opperbest bij.
Ik ben een award vergeten denk ik; die voor meest indrukwekkende log..
Luuk (URL) - 21 december 2001 - 16:15
Je bent me d'r eentje, ik vind het steeds fascinerender worden je te lezen.
Gerda - 21 december 2001 - 17:32
'Tot mijn zesde schreef ik in spiegelbeeld namelijk.'
Ik schreef tot mijn zesde uberhaupt nog niet...
Rob - 21 december 2001 - 19:24
Misschien moet je gewoon heks worden...
Gien (URL) - 22 december 2001 - 08:59
Bij de titel van dit stukje moets ik gelijk aan een versje denken... Misschien dat de tweede regel van het versje ook wel bij deze Puck past... Overigens herinner ik me dat Puck een foto op de site heeft gezet, toen ze nog een klein Puckje was...
roelof - 22 december 2001 - 12:22