Eigenlijk..
Pap, weet jij hoe de blauwe bloemen dáár heten?
Waar?
Bij het perkje, bij de garages.
Dan moet ik ze zien. En als ik ze zie, dan weet ik het nòg niet.
Ik ken geen bloemen.
Ik kan een madeliefje herkennen als ik er één zie. En een boterbloem en een paardebloem.
En een leeuwebek.
(...)
Ik ken heel veel bloemen.