Terug naar huis « Helderziend   » (On)Bereikbaar

woensdag 10 januari 2007 - 11:50
Geheimnisvoll

Ik heb... ik heb pijn in mijn enkel.
Niet echt hoor. Maar ik ben een beetje bijgelovig. Het benoemen van sommige pijnen brengt ongeluk. Voor je het weet is het Iets. Iets Vreeswekkends. Ook al weet je met vrij grote zekerheid dat het gewoon hormonen zijn. Sommige pijnen, of beter: sommige pijngebieden, moeten verzwegen worden. Geen aandacht geven, dan weten ze misschien zelf niet dat ze bestaan.
Afijn, ik heb pijn in mijn... 'enkel', waarvoor ik overigens graag veel knuffels en troost ontvang - maar ik moest naar de dermatoloog. De afspraak stond al een maand, waaruit men mag afleiden dat een afspraak met de dermatoloog niet vlot te maken of te verzetten is.
En ik had mijn klachten de laatste dagen zo netjes gekweekt, door af te zien van elk vochtinbrengend smeerseltje. Dat ging ik niet nog eens doen.

Ik had geen verwijsbrief bij me. Wel een verwijskaart, maar geen brief van de huisarts, wat betekende dat ik feitelijk elke klacht kon inbrengen die ikzelf belangrijk achtte. Da's het voordeel van chronisch ziek zijn: je hoeft maar te kikken of je krijgt het. Pillen, machtigingen, verwijzingen: you name it. Een beetje zoals hele rijke mensen alles gratis krijgen. MS-gerelateerd of niet, ik krijg zonder veel moeite god weet wat bij mijn huisarts losgepeuterd.
Na anderhalf jaar waarin de huid van mijn handen steeds meer fragmenteerde had ik het welletjes gevonden en vervoegde ik me bij de dermatoloog.

De dermatoloog was prachtvol. Hij heet Bert, ontdekte ik 's avonds, maar ik noem hem Charles. Hij zag eruit als een Charles. Classy. Stylish. Gedistingeerd. Mooie handen, smalle trouwring. Ik ben een sucker voor smalle trouwringen, hoe dunner hoe mooier, en dan liefst om slanke benige vingers. En dat had deze Charles.

Hij stelde alle vragen die de co-assistent al had gesteld en uitgeschreven. Ondankbare functie: co-assistent. Je praat een half uur met een patiënt, schrijft heel enthousiast een kantje vol relevante en irrelevante informatie op, loopt vol trots naar je supervisor en die knikt je dan vertederd danwel bevoogdend toe. En stelt alle vragen opnieuw.

Hoevaak ik mijn handen waste.
Zes keer per dag, herhaalde ik mijn gok tegen hem.
Een gok die ik nu pas ging overdenken, het was eigenlijk wel erg weinig. Zou hij me een viespeuk vinden? Moest ik nu vast beginnen met verklaren, ophogen?
'Waarom zo vaak?'
Oh.
Het was een gok, verdedigde ik mijn antwoord alsnog.
Voor elke maaltijd, 's ochtends bij het douchen, pakweg twee keer door de dag heen na wc-bezoek... dat is toch niet zo veel?
(Het is maar goed dat artsen hoegenaamd niet samenwerken. Een blik op mijn urologisch dossier had Charles geleerd dat ik gemiddeld vijftien keer per dag naar de wc ga. Dat had mijn handenwas-tal aanzienlijk verhoogd)
Maar zes was blijkbaar veel.
(Vindt u zes keer handenwassen op een dag veel??)

Charles beantwoordde al mijn vragen, vroeg naar jeuk en bultjes en bubbeltjes, ik gaf braaf antwoord en hij schreef een receptpapiertje vol.
Vet houden, zei hij.
Het was geen klassiek eczeem, hij hield het maar op urticaria (wat volgens mij gewoon een chic woord is voor uitslag) en het was allemaal mijn vaders schuld. Die heeft astma en heeft, van wat ik ervan heb begrepen, zijn jeugd doorgebracht in zwachtels en zalf en urine (dit laatste in de categorie huismiddeltjes uit den ouden doos). Een klein geschubt eczeemjongetje, heel tragisch.
Deze ontvelde start van mijn vaders leven bepaalt zeventig jaar later de staat van mijn huid. Genetics is a bitch.
Maar goed, ik kreeg een dozijn receptjes voor diverse smeersels mee en ik moest vooral nog eens terug komen. 'Voor de thee, gezellig'. Dat zei hij niet, maar zo klonk het.

Het was kwart over vier, en Sven kon elk moment bellen met de uitslag van de SEP-test. Slechte planning, maar dat had nou eenmaal niet anders gekund. Ik besloot een verdieping hoger te gaan om op de afdeling neurologie even door te geven dat ik onderweg naar huis was, of Sven in elk geval nog een halfuurtje kon wachten met bellen - maar terwijl ik in de rij bij de balie stond ging mijn telefoon.
'Ik sta praktisch voor uw deur, is het niet handiger als ik even binnenkom?'
Ja hoor, dat mocht.

De uitslag.
Zeg niet dat er niets...
'Het onderzoek was prima, niets mee mis'.
Nou ja, dat kan niet, dat is te gek.
Hèb ik eigenlijk wel MS? Dat alle uitslagen zo goed zijn?
Ja ja, daar was geen twijfel mogelijk.. witte vlekjes, scan...
Ik weet het, maar het zou zo leuk zijn als er op gebied van symptomen ook iets aantoonbaar fout zat...
Zo moest ik dat niet zien. Dat was veel grover; de MRI toonde afwijkingen op microniveau, als bij EP-onderzoeken iets te vinden was betekende dat in feite dat de problemen boven het microniveau uitstegen, dan was ik veel verder van huis - het klonk heel vaag, hij keek bij het horen van zijn eigen relaas ook erg verward, maar ik had ongeveer door wat hij bedoelde. Denk ik.

'Wat doen we als mijn MRI helemaal schoon is? Trekt u dan de diagnose in?

Dan ga ik publiceren.
Hij was stil, proefde zijn woorden en zijn eigen idee. Hij proefde en het smaakte.
Dan ga ik over je publiceren, herhaalde hij enthousiast; "En dan ga ik met je het land in. Is dat goed?"

Welja. Ga jij maar met me showen hoor.
Ik vond het niet het moment hem teleur te stellen met details als pleinvrees die een dergelijke tournee weleens in de weg kon zitten. Komt tijd komt raad.

Weg bij Sven. Nog even aankloppen bij de deur van Collega T. Hallo en dag.
Collega T begroette me enthousiast, vroeg hoe het ging, gaf knorrig-vaderlijke adviezen over sporten en bewegen. Zoveel mogelijk, was de boodschap. Sport is altijd goed.
Dat excessief sporten, in combinatie met de hitte, in juli de nog immer nasudderende schub had uitgelokt zei ik maar niet. 'k Vond het hartverwarmend dat hij zoveel tijd en aandacht voor me had.
Pieper. Voor de tweede keer.
U piept, trapte ik een open deur in. Mja... gaf hij met enige tegenzin toe. Pakte toen de telefoon, bromde reacties, meningen en moeilijke diagnostiek in de hoorn. Ik zwaaide naar hem, in de deuropening: 'Dag dan - daaag...!' - maar hij zag het niet. Hing op, hervatte zijn zin en het gesprek.
Na nog vijf minuten: nou.. doe de groeten aan je moeder - is je moeder er ook? Oh, dan zeg ik even gedag.
Achter zijn bureau vandaan, naar de gang, leunend tegen de muur. Nog een vol kwartier praten.
Het draaide allemaal om moed. Je kon eindeloos door een weiland lopen en heel ver komen, maar op een gegeven moment zou je een slootje over moeten springen om aan de overkant te komen. En dat was waar de moed voor nodig was. Niet voor dat weiland - maar voor die paar meter springen en niet weten waar je terecht zou komen.
Moed. Daar draaide het om. Dat moest ik goed onthouden.

Ik vermoedde mijn moeder in zwijm, inmiddels, en dat was ook zo.
Het is heel vervelend... mompelde ze even later in de lift.
Hij is vrij knuffelbaar hè?, reageerde ik monter op haar onuitgesproken frustraties.

Je mag hem wel trouwen hoor, zei ik gul.
Bewaar me! Opnieuw trouwen is wel het laatste dat ik wil.
Ik weet het, daar gaat het ook niet om. Ik wou alleen maar zeggen: als je met hem verder wilt, dan geef ik, als dochter, mijn goedkeuring. Dat moet toch geruststellen, dat je niet ook nog eens stief-moord-taferelen krijgt.
Ja. Hartelijk dank.

Op de terugweg bespraken we alle ziekenhuisgoden. En de co- en arts-assistenten, die er zo schamel bij afstaken.
De co van dermatoloog had bleke magere handen gehad; slap en krachteloos, met kapotte nagels en opengebarsten huid. Slechte reclame.
Het is me een raadsel hoe die kindertjes, met hun drukdoenerij en air van 'Kijk mij eens belangrijk zijn', ooit kunnen uitgroeien tot de persoonlijkheden die ze op hun veertigste, vijftigste zijn. En waarom we nooit de tussenfases zien. Waar blijven artsen (en notarissen, for that matter), in de periode tussen puistjes en grijze haren?

Toen ik 's avonds op Charles/Bert zocht gooide ik meteen ook Dr T. in Google.
Ik kwam uit op de meest obscure naam die ik ooit heb gezien. Zo obscuur dat ik niet eens een pseudoniem kan verzinnen dat de lading dekt.
'Sven heet in het echt Bob de Bouwer', schreef ik eens. Zo heet hij natuurlijk ook niet echt, maar het gaat om de gevoelswaarde, in klank en beeld.
Maar geen enkele naam kan Dr T's naam benaderen.
En dus blijft hij Dr T.
Ach, mysterie muß sein.

(Hetwelk ik allemaal drie weken geleden al schreef, maar er wou geen einde komen. Nu nog niet, maar het houdt u een beetje bezig, terwijl ik probeer me iets beter te voelen)



wat een ouderwets mooi puckverhaal...
roosje - 10 januari 2007 - 18:54

Ik zou iemand die zes keer per dag handen wassen veel vindt geen hand meer geven en als het een arts is me al helemaal niet door hem laten behandelen! Imagine... hoe doet die man dat met eten koken? Of veegt ie z'n handen na het snijden van de salmonella kip gewoon even aan z'n broek af? Zo hij uberhaupt z'n handen wel wassen nadat ie aan een patient heeft gezeten?
Me - 12 januari 2007 - 11:08

Ik heb 'ns even opgelet, als ik aan 't opruimen en schoonmaken ben was ik mijn handen ongeveer 5x in een uur. Nu doe ik dat niet zo vaak, maar even een doekje ergens overheen halen doe ik toch wel dagelijks, en daarna wil je echt wel je handen wassen.
Verder zeker 7x per dag na het toiletteren, maar de douche zou ik niet meetellen omdat het niet specifiek om je handen gaat. 1 of 2x op de meeste dagen na het eten van sappig fruit, vóór het eten koken en erna. Ik vind jouw schatting erg aan de lage kant, en die dokter weet er niks van! Zo!
Sabine - 15 januari 2007 - 15:01

  
Persoonlijke info onthouden?

Om commentspam te voorkomen vragen we je om antwoord te geven op de 'silly question'
 



Verberg email:

Kleine lettertjes: Alle HTML-tags behalve <b> en <i> zullen uit je reactie worden verwijderd. Je maakt links door gewoon een URL of email-adres in te typen.