Lang verhaal kort:
Ik ging direct tot de aanval over en zei: ‘als ik loop val ik’.
Ik kreeg geen bekeuring, mijn moeder wel.
Mijn moeder moest eerst lachen, toen huilen; de politie-agent en ik schrokken zo erg dat wij ook bijna moesten huilen.
Mijn moeder
Toen ik nog een mini-Puck was huilde mijn moeder vaak. Vaker dan nu, hoewel ik dat niet met zekerheid kan zeggen, aangezien ik niet meer met haar in één huis woon.
Elke keer als mijn moeder huilde had ik het gevoel dat al mijn veiligheid en zekerheid wegviel. Dit was niet mijn moeder, moeders huilen niet, moeders troosten als jij huilt.
Troosten. Dat zou ik doen, dan zou ze wel ophouden.
Ik maakte een dienlaadje met een glaasje water en stapels zakdoeken, en droeg dat haar kamer binnen. Trillend van angst, alsof ik een leeuw een plakje rookvlees gaf. Sssst... stil maar mama....
Het hielp à l'instant. Veel, veel later hoorde ik dat mijn moeder mijn goede zorgen zo benauwend vond dat ze, om mij maar weg te krijgen, onmiddellijk haar tranen droogde.
Moraal van dit verhaal:
Geen. Louter anecdotisch.
Of misschien:
Moeders zijn net mensen.
En soms worden bloemen en verscheurde bekeuringen meer gewaardeerd dan zakdoeken en glaasjes water.