Pijnen (3)
Hoe heb ik het ooit in mijn hoofd gehaald dat die vermeende blindedarm de moeite van het beschijven waard was? Ik ben het allang zat, en u ook, getuige uw complete gebrek aan reacties. Oh nee: twee reacties. Hedwig en roosje. Waarvoor dank.
Maar nu zit ik eraan vast, inmiddels al drie afleveringen lang. En ongetwijfeld zullen het er vier worden: ik heb nu nog precies 21 minuten (daar was iets mee. Wat was daarmee? Oh wacht. Die online enquete over hoe het met Nederland gesteld is. Die zou je in ’maar’ 21 minuten kunnen invullen. Ik vind 21 minuten niet zo ’maar’. Er kan een hoop gebeuren in 21 minuten, er kan al een hoop gebeuren in één minuut, en dat dan maal 21...)
Wat zei ik, hoe kwam ik hierop? Oh ja. Dat ik nog precies 21 minuten heb. Inmiddels nog maar 18 minuten (iedereen begint nu te rekenen: ’hoeveel woorden typt Puck per minuut?’). Het is nu 14.12 en om half drie moet ik naar bed. Om kwart voor vier moet ik fris en monter nieuwe schoenen gaan kopen en ik bega elke keer weer de vergissing te denken dat als ik één uur moet slapen, het ook voldoende is om precies aan het begin van dat uur naar bed te gaan. Dom. Je gaat liggen met de gedachte ’ik moet nu in slaap vallen, ik heb een uur en ik moet een uur slapen. En dat denk je vervolgens een uur lang, hard en dwingend en uit-de-slaap-houdend. Dat zal me niet gebeuren, vandaag. Ik ga om half drie naar bed, dan heb ik een kwartier om in slaap te vallen en een uur om ook echt te slapen. Als mijn arm niet eerder in slaap valt dan ik, tenminste. Verliggen, verschuiven, arm wakker schudden - het houdt allemaal weer wakker.
Afijn.
Op deze manier vlot dat stuk natuurlijk helemaal niet.
Het werd dinsdag, dus, en ik had nog steeds buikpijn. Uiteraard.
Oh shit, mijn bonen.
Moment.
In het vriesvak staat een bakje rijst-en-bonen (en spelt, maar op de een of andere bekt dat niet lekker. Of het hoort niet lekker. Geen hond eet nog spelt, het is een oergraan, wist u dat? Dat zeiden ze bij het reformhuis. Het is lichter verteerbaar dan rijst en het heeft meer eiwitten. En het piept als je erop kauwt. Het wordt gaar, maar, hoe lang je ook kookt, nooit pappig-zacht, zoals rijst dat wel wordt. Vanwege het licht-verteerbare heb ik het meegekookt, om de zwaar-verteerbaarheid van de bonen te compenseren. Maar als ik schrijf ‘bakje met rijst-bonen-en-spelt’ blijft u volgens mij vreselijk hangen op die spelt. Wat het is, hoe het smaakt, hoe je het klaarmaakt. Nou ja. Een oergraan, dus; een nacht weken, een uur koken, het piept als je erop kauwt en het heeft dezelfde kleur als het winamp-icoontje in mijn taskbar. En hoe het smaakt weet ik eigenlijk niet. Naar spelt. Duh..).
In het vriesvak, dus, staat een bakje prut. Want zo ziet het er uiteindelijk uit. Om zes uur moet dat weer eetbaar zijn, en de ervaring leert dat het een eeuwigheid duurt als je het au bain marie probeert te ontdooien èn op te warmen. Dus moet het eruit.
Zo. Terzake nu.
Dinsdag vorige week.
Buikpijn.
Om elf uur assistente T. gebeld: ‘Ik moest bellen, zei de dokter. Als het nog niet over was. En het is nog niet over. Maar nou weet ik niet wat ik nu moet doen. Ik heb wel een afspraak voor vanmiddag, voor een uitstrijkje, maar dat zie ik nu niet zo zitten.’
‘Waarom niet? Een uitstrijkje wordt niet van je buik gemaakt. Kom maar gewoon hoor, dan ben je ervan af. Gewoon je ogen dicht en even op je tanden bijten.’
T. had legerofficier moeten worden.
Vooruit dan maar.
‘Ik heb twee nieuwe klachten!’. Ter illustratie stak ik twee vingers op.
Cadeautje, helemaal voor u, binnen een dag twee nieuwe klachten gemaakt.
Het was niet helemaal waar. Of in elk geval: er waren twee nieuwe symptomen; het waren alleen klachten omdat ze me die middag uit mijn slaap hadden gehouden. Maar ik had niet de illusie of zelfs maar de behoefte dat de huisarts er iets aan zou doen.
‘Er wappert een waslijn in mijn schouder, en achter mijn rechteroog doet het pijn, net zo’n soort pijn als bij oogzenuwontsteking.
De waslijn snapte hij niet.
‘Een waslijn, in de wind. Onderhuids zit iets te trillen, en dat doet me het meest denken aan een waslijn in de wind.’
‘Daar zullen we eens naar kijken’.
‘Hoeft niet hoor. Er is niets te zien, alleen te voelen. Maar het is irritant.’
En je oog? Zie je ook minder?
Geen idee. Ik zie normaal ongeveer 30 procent, ik merk pas dat dat minder is als ik echt helemaal niets meer zie. Die pijn heb ik heel vaak, soms mèt zichtsverlies, meestal zonder.
Wat is het beleid van de neuroloog?
Niks. Ik mag bellen. Maar hij kan alleen een kuur geven, dus in praktijk overweeg ik eerst of ik een kuur wil, en als ik dat wil bel ik. Anders heeft het ook geen zin. Ja sorry hoor, ik ben gewoon vrij nonchalant met nieuwe klachten. Behalve duizeligheid. Maar verder maakt het me meestal niet zoveel uit.
Toch wil ik wel dat je een vinger aan de pols houdt, dat je meteen de neuroloog belt als het erger wordt. Zo’n kuur kan veel ellende op lange termijn voorkomen (wat helemaal niet zo is, maar dat zei ik niet. Ik bleef een beetje hangen op zijn streng-vaderlijke houding).
‘Zeg eens, hoe lang is het nou? Twee weken? En nu al zó..’
‘Ja, dat gaat heel snel’, zei hij trots.
‘De buikpijn is nog niet over. Of in elk geval, soms een beetje beter, maar dan weer helemaal mis. Wat doen we daaraan?’
‘Gewoon zo doorgaan’.
(Wat was ‘zo’? Nou ja, whatever..)
Dan ins hemelsnaam maar..
Ik trok de brief over het bevolkingsonderzoek baarmoederdinges.
‘U mag niet aan mijn buik komen. En ik wil dat u het kleinste speculum gebruikt dat u heeft.’
Zou allemaal gebeuren.
‘Het kan even een weeïg gevoel geven. Alsof je ongesteld wordt.’
Op de een of andere manier vond ik dat roerend.
Hij had goed opgelet, of zich goed ingelezen. Hij kon met geen mogelijkheid uit eigen ervaring weten hoe het voelde, maar het was precies zoals hij zei. Weeïg. Niet echt pijnlijk, wel naar.
‘Je kan nog een beetje nabloeden’.
(Een béétje. Ik heb verdorie nog drie dagen gebloed.)
De conversatie die daarna volgde was potentieel voor u het meest interessant en wordt dan ook weggelaten. Lekker puh. Baas in eigen log.
Over twee weken bellen voor de uitslag, en: ‘Dat oog....!!’
‘Ik zou haast zeggen “Ja pa”’, reageerde ik plagerig.
‘Dat mag. Als je het maar doet.’
De oplettende woordentellende lezer weet dat het nu 14.43 is en dat ik veel te lang ben doorgegaan.
Maar in elk geval is het hele huisartsendrama nu beschreven.
Volstrekt oninteressant en anticlimactisch. In mijn hoofd was het heus een stuk sensationeler, maar punt is: er is sinds vorige week zo veel gebeurd dat het op het eerste gezicht (en gevoel) zo earthmoving begin van vorige week ineens compleet vervaagd lijkt.
Zo was ik maandag bij de uroloog en....
Nee. Nu stop ik echt. Nog maar 58 minuten om een uur te slapen!
woensdag 21 maart 2007 - 14:47
Hey Puck! Ook al reageren we niet altijd, we lezen en leven mee... je weet tog! ;) met een levensgroot risico op cliche's: sterkte. Zuiverheid en kracht. Liefs vanuit Turijn, Italie.
Eveline - 22 maart 2007 - 10:20
Dat wilde ik ook net zeggen! Dat van het lezen en meeleven dan, want ik zit niet in Turijn. :(
Sabine - 22 maart 2007 - 18:13
Ik wil eerst het hele verhaal... anders moet ik elke keer typen: "Ja, en wat zei die toen?"
Dat doet het al niet lekker in een telefoongesprek, in een blog reactie wordt het helemaal zo dubieus.
DjB - 22 maart 2007 - 23:49