Nood & Lot
Na een bijeenkomst blijf ik nog even napraten met één van de sprekers.
Terwijl we ons gesprek besluiten lopen we naar de garderobe. We zijn de enige die nog in het gebouw aanwezig zijn.
Ik doe mijn jas aan en denk: er is iets vreemds.
Mijn ceintuur is weg.
De knopen zijn verwisseld.
De mouwen onder de oksels in genomen.
De zakken zijn veranderd.
Ze zakken zijn léég.
(Ik ben nogal van het ontkennen, zo merkt u wel...)
Langzaam dringt het door:
Iemand anders heeft mijn jas meegenomen. Mijn fijne vertrouwde winterjas. Mijn enige winterjas - de enige jas die ik met dit weer aankan. En: met mijn huissleutels in de zakken.
En nu moet ik dus twintig mensen gaan aanschrijven.
Hopen dat het niet iemand van de andere, gelijktijdige bijeenkomst elders in het gebouw was - want van heb heb ik geen contactgegevens.
En bovenal: hopen dat het inderdaad een verwisseling was. En geen gewone ordinaire diefstal.
(Enige wonder-boven-wonder was: dat ik mijn fietssleutels in mijn broekzak had zitten. Wat ik echt he-le-maal nóóit doe: altijd in mijn jaszak. Behalve nu. 't Zal Het Lot zijn. En laat dat nou net één van de onderwerpen van de bijeenkomst zijn geweest...)