1.
Ik word gek, denk ik.
Knettergestoord.
Mijn god zeg, dit is toch te gek? Ik moet toch wel gewoon tenminste een weekje logloos kunnen zijn?
Ik besta heus nog wel. Echt. Ook al zijn de mensen me vergeten, ik ben er nog. Ik heb geen anderen nodig om te zeggen wie ik ben. Dàt ik ben.
Chaos chaos chaos. Liefdesverdriet. Liefde heb je in soorten en maten; het verdriet blijkbaar ook.
En is het eigenlijk wel liefdesverdriet? Is het geen verdriet om mijn zin niet krijgen, afgewezen worden? Angst vergeten te worden, vervangbaar te zijn? Waarom breek ik iets af? In de hoop dat die ander niet laat breken? Om te dwingen, te manipuleren? Om scheepjes achter me te verbranden? Of omdat ik echt oprecht een einde wil maken aan?
Ik lijk wel gek. Ik ben gek. Ik zou mijn energie in andere dingen moeten stoppen dan malen, malen, malen. Als ik perse wil schrijven, laat ik dat dan in dat verdomde dagboek doen, in plaats van weer zo dubbel; zo net niet en toch wel.
Hypocriet.
Ik ga niet loggen. Ik mag niet loggen; het feit dat het me zo veel moeite kost om niet te loggen betekent iets. Het betekent in elk geval dat ik niet moet toegeven aan die drang voor de drang niet meer is.
Ik log niet. Dit is geen loggen.