Methylprednisolon - Bijwerkingen
Psychische reacties: psychische stoornissen uiteenlopend van euforie, slapeloosheid, stemmingswisselingen (...)
3.00: WAKKER
3.00 - 5.00: WAKKER
Woelen, draaien, rondtollende gedachten. Ogen open. Het is vast pas kwart over drie.
Maar nee. 4u57. Lief smsje op mijn telefoon, dat was dan wel weer fijn.
5.00 - 5.45 echt en officieel klaarwakker. Elke vijf minuten op de wekker kijken, hopen dat ik toch heb geslapen en dat het heel ineens 6 uur is. Maar nee.
Om kwart-voor-zes toch maar opstaan.
Vorig jaar had de dominee de onhebbelijkheid om het eerste vers van Psalm 23 volledig te verpesten door die te becommentariëren met de zin: 'Ik ben een schááp'
Tot dan vond ik het een prima zin en een prachtige psalm, ik had niets tegen op die herder. Ik wil wel een herder, eigenlijk.
De nadruk moest liggen, verklaarde Dominee zich, op het tweede vers: 'mij zal het aan niets ontbreken'.
Wat inderdaad een aantrekkelijke gedachte is.
Mij ontbreekt het momenteel aan slaap.
Vorige week heb ik de cliché-schaapjes met het hek een kans gegeven.
Ik dacht: een mooie visualisatie-oefening (brrrr..) is sowieso nooit weg.
Maar ik visualiseerde iets te goed.
Al bij het eerste schaap liep ik vast. Hij (zij) had geen oren. Wat voor oren heeft een schaap?
Puntig, zei mijn moeder later. Al die rondingen, al dat bolle warme krullerige met puntige oren...? Dat rijmt niet. Een geit heeft van die coole flaporen. Of wijd uitstaande puntoren. Maar een schaap?
Ik besloot het springen hier niet zo snel al op te laten vastlopen en gaf mijn schapen een kroeskop die elk aanwezigheid van oor verhulde.
Het abrupt afgeremde schaap deed een paar stappen terug, nam een nieuwe aanloop en sprong alsnog.
En struikelde.
Schapen zijn geen springpaarden. Ik heb nog nooit een schaap zien springen. Als schapen springtalent zouden hebben, zouden boeren en tuinders hun weitjes en kassen niet omgeven met kleine slootjes. Waar af en toe een overambitieus schaap paniekerig in ligt te watertrappelen.
Als schapen al springen gaat dat nooit recht. Eerst wel, maar ze landen haaks op hun sprongrichting.
Zo ook mijn schapen. De eerste struikelde. De tweede landde danwel recht op zijn poten maar parallel aan het hek, bleef daar enigszins verward staan waardoor de volgende schapen boven op hem landden.
Ik zou de schapen de tijd geven om te springen, bij te komen en zichzelf in veiligheid te brengen, besloot ik.
Eén schaap. Pauze. Pauze. Nog een schaap. And so on. Na een uur hadden vijftig schapen de overtocht gewaagd.
Tijdens de springpauzes had ik mooi de tijd om mijn gedachten te laten afdwalen - waarmee het oorspronkelijke plan in de soep liep.
Wie ooit op het beeld van schaapjes over een hek is gekomen is niet wijs geweest. Of in elk geval kortzichtig. Schapen moet je gewoon hun kalme, passieve zelf laten zijn. Of er anders mee knuffelen.
Net als kalfjes.
Eens, ik zal twaalf geweest zijn, bracht ik al mijn zomervakantiedagen door op een kinderboederij. Ik heb een peperduur spijkerjack verknald door babygeitjes op mijn rug te laten springen. Die springen wèl, namelijk. En moedergeiten die dachten dat ze klein en fijn en licht(voetig) waren.
Op warme dagen lag ik in de wei bij het kalf. Het kalf kon niet tegen de warmte en lag languit in de zon te slapen. 'Schaduw opzoeken' had hij nog niet geleerd, blijkbaar.
Het was een Lakenvelder, u weet wel: zo'n zwart beest met een witte band in het midden. Ik lag tegen het kalf aan met mijn hoofd op het koele laken. Regelmatig (ik leer langzaam) beging ik de fout om me loom om te draaien, met mijn wang op het smoorhete zwarte deel. Toen we later bij natuurkunde over kleuren en hun eigenschappen leerden, over zwart dat al het licht absorbeert en wit dat al het licht terugkaatst, was dat in elk geval al bekend terrein. Empirisch onderzoek is ook wat waard.
Over koeien en kalveren gesproken: een week of twee geleden zat er een brief in de bus. Afzender: de boer van de plaatselijke kinderboederij.
Het kalf van Koe Wolle zou gespeend worden. Omdat de dieren door omstandigheden niet naar een andere boerderij mochten worden vervoerd, zouden ze in aangenzende stallen worden gezet. Wij, de buurbewoners, moesten er rekening mee houden dat moeder en kind enige dagen naar elkaar zouden gaan roepen. Met excuses voor de overlast die dat zou geven.
Sindsdien roep ik af en toe op koeiloei-toon tegen mijn moeder: Máá-máááá..... mááá-máááááa.....!
Waarop zij ineen krimpt van ellende.
Wat me weer doet bedenken: Op de zaal naast de dagopname van de afdeling neurologie, ligt een dame die kennelijk enigszins in de war is. Om de zoveel tijd roept ze, elke paar seconden, steeds een kwartier lang: 'Menéér! Menéér! Mené-éér!'. Of Mevrouw. Of Nel. Nel moet ook komen. Of ze vraagt aan de verpleegster: 'Waar ben ik? Ik moet hier weg. Wanneer gaan we weg? Waarom ben ik hier? Ik wil naar huis'.
Mijn moeder zei gisteren: 'Misschien moet ik er even heen gaan. Misschien lijk ik op haar dochter'.
Ik reageerde vals: 'Met jouw geluk denkt ze dat je haar moeder bent. En vraagt ze: "Mama..? Mama haal me hier weg, mama ik wil naar huis...!'"'
Waarop mijn moeder wit wegtrok en rillend zei 'Oh hou op!!'
Heh. Altijd raak.
Afijn. Die schapen. Die hebben gewoon geite-oren, blijkt. Google heerst.
Toen ik vanochtend uiteindelijk opstond kon ik mijn arm zo verdacht goed buigen dat ik het bange vermoeden heb dat het naaldje uit mijn ader is geschoten. Toen ik gisteren schreef 'Morgen weer', doelde ik eigenlijk op de kuur an sich. Niet op het prikken. Maar ik vrees nu dat we het hele priktraject straks weer krijgen.
Eerst maar weer naar bed.
Ik mag dan wel 'slapeloos' en 'druk' zijn, aan energie ontbreekt het me volkomen.