Gat(ver)
’s Morgens in de vroegte jogde een man over straat.
Hij jogde schitterend.
Hij jogde met zijn handen in zijn zakken - wat normaal soepel lopen al lastig maakt.
Lopen met je handen in je zakken zorgt er vaak voor dat je wat in elkaar gedoken en krampachtig loopt. Je gaat er van sloffen, ook. Maar deze man kreeg het voor elkaar om met zijn handen in zijn zakken zeldzaam sierlijk te joggen. Verend, lenig, een en al kalmte en gratie. Het was een genot om te zien, ik fietste heel langzaam achter hem om maar te kunnen blijven kijken.
Toen spuugde hij. Een grote fluim. Maar niet uit zijn mond.
Hij haalde één hand uit zijn zak, drukte daarmee zijn rechter neusgat dicht en blies met kracht door het linker neusgat. Flàts - een grote klodder smurrie schoot uit zijn neus. Hij rende verder, herhaalde het proces bij zijn andere neusgat, toen nog eens aan de eerste kant.
Een dezer dagen ga ik voor het eerst naar een nieuwe psychotherapeut. De man, laten we hem Timmerman noemen, woont vlakbij waar ik de jogger zag.
Het tafereel van het neusspugen was zo fascinerend en tegelijk zo weerzinwekkend dat ik bijna vroeg: ‘bent u meneer Timmerman? In dat geval lijkt het me beter dat ik niet bij u langskom.’
Kleine kans dat het hem was, natuurlijk. Maar ik geloof niet dat ik het beeld ooit nog uit mijn hoofd krijg..
maandag 29 januari 2007 - 13:18
Oeps... dat doe ik zelf ook wel eens (niet dat joggen dus). Maar dan kijk ik eerst even om of er niemand achter mij zit...
Els () - 29 januari 2007 - 18:29