Ontvankelijk
‘How come he don’t die? I shot him lots of times. How come he don’t die?’
Op mijn zesde speelde ik in een toneelstuk.
Ik heb geen idee meer wat voor toneelstuk. Het had iets met Sinterklaas van doen, en ik had geloof ik nogal een grote rol. Ik wil niet zeggen ‘de hoofdrol’, maar toch: groot.
Op het laatste moment deed ik niet mee, omdat mijn opa doodging. Mijn opa ging dood en ik rouwde, of iets in die geest, daar heb ik later nog een aantekening van mijn toenmalige juf over gelezen. Dat Puck niet op school kon komen omdat ze aangedaan was door het verlies van haar opa, iets dergelijks; en het geheel had een nogal sceptische toon. Wat ik me kan voorstellen, aangezien ik me mijn eigen verdriet als zeer hypocriet herinner, en mijn ‘rouw’ vooral een persoonlijke kruistocht was, beladen met schuldgevoel omdat ik me juist niet verdrietig voelde, althans niet actief en bewust.
(U begrijpt, theorieën uit de ontwikkelingspsychologie, over jonge hersenen die nog niet voldoende ontwikkeld zijn voor concepten als oorzaak-gevolg, laat staan schuld en boete, leugens en waarheid of voor nog complexere nuances als hypocrisie - worden door mij met de nodigde scepsis bezien).
Doet er allemaal niet toe.
Ik speelde in dat toneelstuk, waarover ik geen enkel inhoudelijke detail meer weet. Maar ik weet nog steeds één zin: ‘Stil nou, stil nou, anders bijten de vissen niet’.
Op een maand na zesentwintig jaar geleden, en die zin zit nog muurvast in hart en brein.
Vissen.
En dan vraag ik me af: wat doet het met een kind, of ze het begrijpt of niet, om te spelen dat ze 17 keer op haar vader heeft geschoten?
Om nog maar te zwijgen over andere fijne voorbeelden als ‘I see dead people’..
maandag 26 oktober 2009 - 21:19
Ja, dat is een vraag die ik mezelf ook (weer) stelde vanavond...
Judith () - 26 oktober 2009 - 22:03