Trefzeker
Voor ik u ga vervelen met het verhaal waarin wordt vermoed dat ik epilepsie heb, heb ik een ander spannend avontuur voor u.
Immers, Puck zou Puck niet zijn als er geen onuitputtelijke bron van medisch drama was.
Het ging zo:
zoals u wellicht tussen de regels door duidelijk zal zijn geworden, heb ik het grootste deel van 2010 èn 2011 een beetje last van mijn darmen gehad. Het soort ‘beetje’ dat maakt dat je drie uur per dag op de wc zit, en in een paar maanden acht kilo afvalt (waar er eigenlijk vooraf al gewicht òp had gemoeten).
Om erachter te komen wat de oorzaak van al dit gedoe was, werden oneindig veel onderzoeken gedaan, en onderdeel van deze onderzoeken waren ettelijke echo’s.
Tijdens één van deze echo’s bleef de echografeur, hoeheettet, radioloog, een hele tijd op één punt rusten. Precies op de plek waar ik ook pijn had. Hij wriemelde wat heen en weer met de echo-kop, mompelde wat, tuurde naar het scherm, stak zijn ogen praktisch in het scherm, mompelde nog wat meer en zei toen: ‘een ogenblik, ik haal er even een collega bij’.
Vanaf dat moment was ik er, als mens, niet meer bij.
Radiologen zijn al niet de meest sociale onder de specialisten - het continue gebrek aan wat voor licht dan ook zal ze ook geen goed doen - maar een complexe zaak veegt het laatste restje algemene omgangsvormen weg.
Over mijn hoofd, of eerder: over mijn buik, heen werd druk gediscussieerd, alles nog steeds op mompeltoon. Extra hoeveelheden gel werden over me uitgegooid, beide heren be-echooden afwisselend mijn buik, wezen naar het scherm, gooiden termen over en weer.
Voorbijgaand aan het feit dat de mens die aan de buik vastzat steeds zenuwachtiger werd.
Uiteindelijk werd de conclusie getrokken, het onderlinge gesprek besloten.
‘Goed gezien’, zei de collega die een supervisor bleek.
Het woord werd tot mij gericht:
U heeft een hoefijzernier.
Dat komt relatief veel voor, niets ergs aan. Het betekent dat de nieren aan de onderkant vergroeid zijn.
Is dat de oorzaak van mijn klachten?
Nee hoor, aan uw darmen is niets te zien.
Maar het doet daar pijn.
Dat was toeval. Dat waren dan gewoon de darmen onder en rondom de gevonden hoefijzernier.
‘Goed gezien’, werd de initiële radioloog nogmaals gecomplimenteerd.
En ik kon gaan.
Kletskoek.
Onderdeel van mijn hele MS/urologie-traject is dat ik sowieso elk jaar een echo van mijn nieren krijg. Nooit heeft iemand iets gezegd over een hoefijzernier.
Nonsens.
Dit zei ik ook tegen de arts die deze specifieke echo had aangevraagd, hoewel in iets mildere termen.
Ze was het met me eens, en vroeg nòg een echo aan. Waarin ze expliciet zei dat ‘Pte. al talloze echo’s had gehad - nooit hoefijzernier aangetroffen - graag bevestiging & onderbouwing!’.
Zo gezegd, zo gedaan.
Op de dag des oordeels was ik straalduizelig en trof ik een zeer enthousiaste radioloog, die eruit zag alsof hij al tien jaar gepensioneerd was maar in zijn weekendtrui toch nog even was komen buurten, patientje tussendoor, omdat hij het werk zo miste.
En zoals dat gaat, beroepsdeformatie enzo, ging hij er vanuit dat ik a) waanzinnig geïnteresseerd was (waarin hij in principe gelijk had, alleen niet op dat moment) en b) zonder moeite wijs kon worden uit het maanlandschap dat mijn ingewanden moest voorstellen.
‘Kijk, hier zie je het heel duidelijk; hier is de ene nier, en die loopt dan zo overlangs dóóóór.... hier is dan de aorta, die zie je heel duidelijk, kijk, zie je wel? En daar gaat de nier overheen, en dan over in de andere nier. Lange slanke nieren, mooi gezond, elk afzonderlijk, maar in het midden zitten ze aan elkaar vast. Dat gebeurt voor de geboorte in de baarmoeder, celdeling blablabla’ – ik was allang afgehaakt.
Maar het was onschuldig, zoveel was me wel duidelijk, nee kon echt geen kwaad, en kwam heel vaak voor.
Eenmaal thuis las ik het allemaal terug.
Maanden later had ik de inmiddels gemaakte MRI van mijn darmen op DVD en zag ik ook die nier(en) weer voorbij komen, en las ik nog wat meer.
Dat een hoefijzernier geen problemen geeft bleek al niet helemaal waar.
Dat wil zeggen: onder anderszins normale mensen waren er nauwelijks problemen. Wat meer kans op blaas- en nierbekkenontsteking, nierstenen, nierobstructie met volgend nierfalen, nierkanker, en andere onschuldige zaken.
Ja, dat ik door zowel de MS als door de medicatie tégen die MS ook al kans had op de nodige nierproblemen, dat was natuurlijk vervelend.
Maar: in medische kringen gaat men wat vreemd om met kansrekening.
‘wat meer kans op nierklachten’ wordt zonder meer onder het tapijt geveegd, maar ‘heel vaak voorkomen’ bleek een schamele 1 op de 400.
Wat ik persoonlijk nou niet zo bar ‘heel vaak’ vind.
Niettemin was dat mij, als embryo, blijkbaar toch niet exclusief genoeg geweest.
Want: de meeste hoefijzernieren liggen netjes met hun pootjes omhoog, sluiting omlaag in de buik. Keurig een U-vorm, frontaal gezien.
Zo niet in mijn geval: mijn nieren waren vervolgens gekiep-kanteld, zodat ‘de brug’ van de U overdwars lag, net onder mijn maag.
Ik dacht aan alle keren dat ik met mijn buik op mijn fietsstuur was gesmakt. Net onder mijn maag.
Voorzag dat dat in de toekomst ongetwijfeld nog wel eens zou gebeuren.
Vroeg me af: zijn nieren kwetsbaarder dan lever, maag, darmen?
Moet ik die bizar gelegen nier in gedachten houden, de volgende keer dat ik een stuur uit mijn buik graaf?
Ik legde het voor aan mijn darmarts.
Welnee, zei hij vlot, duidelijk een ‘gewone’ hoefijzernier in gedachten hebbend.
Hij bekeek voor de zekerheid de MRI even, waar ik bij was.
Hm.
HM.
Juist...
Nee, hij dacht niet dat een nier kwetsbaarder was dan andere organen.
Maar ik moest het natuurlijk in elk geval heel duidelijk, héél duidelijk, aangeven, mocht ik ooit na een ongeluk in het ziekenhuis belanden.
’s Avonds bekeek ik de ooit eens gedownloade BBC-documentaire ‘Me, My sex and I’.
‘Intersex en genderstoornissen komen veel vaker voor dan wordt gedacht’, hoorde ik.
‘Och nee toch, niet ook dàt nog’, was het eerste wat ik dacht.
Al die ‘heel vaak’-en die ik nu al heb: afwijkingen en misvormingen her en der, drie nee vier chronische ziektes - zal je net zien dat dit óók nog eens.....
Maar het vervolg was: ‘bijna één op de vijftig’.
Pak van mijn hart.
Dat is véél te ‘heel vaak’ voor mij. Aan zoiets ordinairs doe ik niet.
(Next up: het verhaal waarin wordt vermoed dat ik epilepsie heb. Vindt u mij niet vreselijk zielig? Zeg, had ik het al gehad over de schoenen waar ik zo verliefd op ben....??)
dinsdag 17 januari 2012 - 16:52
Ik weet niet zeker of het in deze context een compliment is, maar bijzonder ben je zeker.
Verder vooral een gek verhaal; dat al die radiologen het nooit opgemerkt zouden hebben.
mrtj - 18 januari 2012 - 20:23