Tearjerker
Enige maanden geleden. Ik was in het ziekenhuis om bloed te laten prikken, werd geholpen door een laborante met een onuitsprekelijke naam op haar naambordje.
Waar komt die naam vandaan?
Afghanistan.
Ze was, zo bleek, zelf arts. Arts gewéést, voordat ze naar Nederland was gevlucht. Cardiologe. Ze had geprobeerd haar licentie in Nederland te halen. Had daarvoor haar hele studie opnieuw gedaan, vanaf het eerste jaar. Bij de co-schappen had ze het moeten opgeven. De taal. Maar er moest toch geld verdiend worden. Haar man was, in het eigen land, rechter geweest. Ook zijn diploma’s waren hier niet geldig. Te oud om ergens anders, in wat voor branche ook, te worden aangenomen; bovendien was ‘zijn gebrek aan kwaliteiten’ een groot probleem. Nu zat hij thuis. Steeds ziek, depressief. Zij ook.
De taal. Gebrek aan kwaliteiten.
Het greep me aan, sneed me door het hart. De tragiek, het vreselijke verlies van talent; het onbegrip van Nederlanders waar het taal betreft. Probeer andersom zelf maar eens op je veertigste Arabisch te leren.
‘Inburgeren, mensen; inburgeren’.
In Australie zijn Nederlandse bejaardentehuizen, voor de mensen die daar in de jaren vijftig naartoe zijn geëmigreerd. In Canada halve Nederlanse dorpen.
Inburgeren my ass. Geen volk dat zo slecht inburgert als de Nederlanders zelf.
Deze immigranten, in eigen land intellectuelen, de intelligentsia. Hier behandeld als domme klaplopers, omdat ze de taal niet goed spreken, niet werken. Vernederd, nutteloos gemaakt. Fysiek in veiligheid, maar geestelijk vertrapt en ondervoed.
Ik zei dit alles, in iets mildere vorm.
Bedacht me toen ineens: Dit is mijn stokpaardje. Wie ben ik om mijn ideëen op haar te projecteren?
Hakkelend: ‘Sorry, neem me niet kwalijk. Dat zijn allemaal mijn eigen meningen, maar misschien bent u wel gewoon heel tevreden zo, het is toch ook wel duidelijk dat u van uw huidige werk geniet, misschien wilt u wel niet zo nodig weer arts worden’.
Haar gezicht vertrok; werd diep, diep treurig. Ze schudde haar hoofd.
‘Nee?’, vroeg ik; ‘Liever toch arts?’
Wild knikken, zwijgend. Tranen over haar wangen. Een gesmoord: ‘Dank u wel. U bent zo lief. Dank u wel.’. Vervolgens een vaag halfslachtig zich herstellen: ‘U bent klaar. Beterschap met uw ziekte. Tot ziens’.
Waarop zij naar achter schoot, en ik terug de wachtkamer in, ziekenhuis uit. Naar buiten en naar huis.
Me voornemend nooit meer mijn neus te steken in zaken en emoties die me niet aangingen.
Eerder deze avond, AH.
De klant vóór mij had wat problemen met betalen. Niet eens echt problemen. Gewoon: warrig. De prijs was €5,50; ze betaalde met een tientje, nee wacht, ze had het contanter dan dat, hier kijk, dit was makkelijker. Ze gaf een briefje van vijf, en nog wat kleingeld. Wàt kon ik niet zien. Ze kreeg vijftig cent terug. Het kassameisje dacht na, schudde haar hoofd, schudde haar hoofd alsof ze een wereld aan gedachten en emoties probeerde af te schudden. Gaf toen nog een extra euro terug. Klaar.
Ze keek me mat aan. Klein klantvriendelijk lachje, routinematig. ‘Goedemiddag’.
Ben je moe?, vroeg ik meelevend.
‘Ja héél erg’, stootte ze uit.
Ik glimlachte haar warm toe, zei: ‘je ziet eruit alsof je het helemaal hebt gehad. Hou vol, nog maar even’.
Ze knikte, slikte; slikte nog eens. Haar ogen vulden zich met tranen. Ze knikte nog eens heftig, keerde toen haar hoofd af, begon gauw-gauw de boodschappen van de volgende klant te scannen.
Twee, in amper een half jaar tijd.
Dan hebben we het nog niet eens over de beide respectabele dominees die ik het half jaar daarvoor op vergelijkbare wijze in tranen heb gebracht. Of mijn voormalige buurman, kwaaie norse Twentse boer, die vanuit het niets, enkel in reactie op mijn welgemeende ‘hoe gaat het?’, was ‘losgegaan’. Al zijn zorgen om zijn zieke vrouw had gedeeld, het verdriet over zijn onlangs overleden hond. Snikkend.
Ik moet daar eens mee ophouden.
Met warm en begripvol en bezorgd zijn. Met glimlachen. Sowieso: lachen. En daarmee mensen aan het huilen maken.
Eigenlijk, zeker gezien mijn eigen overemotionele reactie op eenvoudige hartelijkheid - ik zou toch beter moeten weten - eigenlijk is het onvergeeflijk dat ik mensen überhaupt nog langer verras met mijn onverwachte sympathiebetuigingen en mijn meer aardige, zorgzame kanten. Alles met mate. Zeker als het blijkbaar zo’n desastreus effect heeft..
(Die ‘klant vóór mij’, dat was mijn moeder. ‘Wat had je haar gegeven?’, vroeg ik buiten; ‘Zeven euro? Of zes?’. ‘Zes’. ‘Dan heeft ze je een euro teveel teruggegeven’. ‘Ja hè? Ja, dat idee had ik ook al, eigenlijk...’.
We hebben die euro maar afgegeven bij de servicebalie. Ook nog geconfronteerd worden met een fout, hoe klein ook, had het meiske denk ik niet aangekund)
maandag 20 februari 2012 - 19:01
Je zou kunnen overwegen een button te laten maken "Pas op! Ik ben een tearjerker. U bent gewaarschuwd."...
DjB - 21 februari 2012 - 09:28
Er is niks desastreus aan een paar tranen. Integendeel, je knapt ervan op. Ga maar lekker door met je synpathiebetuigingen.
henk (URL) - 21 februari 2012 - 11:46