Trip
Dromen. Ik heb ze in alle soorten.
Nachtmerries: achtervolgingsdromen, dromen waarin ik word aangevallen, dromen waarin ik ‘gewoon’ heel bang ben. Een bizar terugkerend thema van oncontroleerbare en agressieve katten of knaagdieren (meestal konijnen of cavia’s). Don’t ask...
Hele mooie dromen, dromen van tomeloze schoonheid, puur geluk. Dromen die de rest van de dag bij me blijven, in al hun zuigende verslavende heerlijkheid.
Afschuwelijk sombere en treurige dromen, waaruit ik huilend wakker word.
Wat ik echter nooit heb zijn de cliché dromen, zoals je ze op tv en in films ziet. Alice-in-wonderland, sprookjes-achtig; surrealiteit op z’n best.
Tot vannacht.
Het begon allemaal heel normaal en standaard.
Terug op school, terug in het schoolorkest; de oude klasgenoten voor wie ik nog steeds bang was. Plotseling naar de wc, wc’s die vies waren, wc-papier dat op was. Meisje dat moest overgeven. Beetje Jodendom erin verweven, in de vorm van een pesach-viering die voor het eerst door de school georganiseerd zou worden.
Niets raars aan - althans, voor zover het dromen geldt, en mijn dromen in het bijzonder. Allemaal veel voorkomende thema’s en drama’s.
Toen was er iets vreemds met een winkel, dan ben ik een stuk kwijt, en op een gegeven moment was ik ineens bij een kapper.
Mijn oude schoolvriendin V. was net geknipt, en eigenlijk, zo bedacht ik me, werd het wel tijd dat ik ook ging.
Kon dat nog snel tussendoor, had de kapper tijd?
De kapper had tijd.
Ik waste nog even mijn gezicht (over het ‘waarom’ in dromen stel ik allang geen vragen meer).
Keek in de spiegel. Mijn wenkbrauwen, misschien moest ik toch eindelijk eens beginnen met epileren. Het was nooit nodig geweest, maar nu ik wat beter keek... ik begon toch wel erg een unibrow te krijgen.
Ik gooide nog een plens water in mijn gezicht, keek nog eens in de spiegel.
Hemel. Met een nat gezicht was het allemaal nog zichtbaarder: ik was wel héél erg behaard! Dik zwart haar boven mijn ogen, rondom mijn mond. Snor èn baard - de laatste niet alleen op mijn kin, maar ook op mijn wangen.
Moest de kapper toch ook maar wat aan doen.
De kapper had geen shampoo meer, die moest ik zelf even gaan kopen.
Daar-en-daar, winkeltje naast de markt.
Ik ging.
Het was een winkeltje waar ik nooit eerder was geweest; beetje verborgen. Niet alleen in de straat waarin het stond, maar, zo bleek, ook ‘in zichzelf’.
Meteen achter de voordeur moet ik met de trap naar beneden.
En dan wordt het echt vreemd: ‘de trap’ is - zijn - meerdere kleine trapjes, en die kleine trapjes zijn teruglopende roltrappen. Via alleen maar omhooglopende roltrappen moet ik naar beneden zien te komen. ‘Toe maar, kom maar, het lukt best; het is even wennen maar dan gaat het prima’, spoort een breed lachende winkeleigenaar me van onder af aan.
Het winkeltje zelf is heel laag, en volledig volgebouwd. Je moet bukken, kruipen, kronkelen en over dingen heen stappen om te komen waar je komen wilt.
Het assortiment bestaat volledig uit samples. Kasten vol planken vol dozen vol met alleen maar kleine zakjes, de monstertjes zoals je die normaal gratis in tijdschriften krijgt, of los bij de drogisterij.
De meest obscure soorten en merken. Ongeorganiseerd, geen enkele logica in de opberging.
Mijn merk is er niet.
‘Ja, dat doen ze elke keer’, zegt de winkelier geërgerd; ‘ze sturen hun klanten elke keer naar ons, maar wij hèbben dat niet, dat hebben we al zo vaak aangegeven’.
Verbijsterd en volkomen in de war word ik wakker.
Wie het weet mag het zeggen.
vrijdag 30 maart 2012 - 12:50
Er zit wel een hoop positiefs in. Meerdere details wijzen op verwerking van het oude en een nieuw begin. De ondergrondse winkel is een verkenning van je onbewuste. Dat kan ook nooit kwaad.
henk (URL) - 01 april 2012 - 10:33