Vorig Archief - Volgend Archief

donderdag 27 maart
5 | 21:38 Tafelgebed

Laten wij bidden voor PaPuck.

Onder het koken belde 'die ellendige E.', waardoor zijn lofjes aanbrandden.
Toen hij de surviverende lofjes in de ovenschaal wilde doen en ze wilde bedekken met de plakken kaas, houdbaar tot bevrijdingsdag, bleek de kaas zichzelf reeds bevrijd te hebben en totaal beschimmeld te zijn.
Nu is hij, PaPuck, vuurspuwend en schuimbekkend met de kaas in een zakje naar Albert Heijn gehopst om te klagen en ruilen. Lofjes eenzaam terug in de zwartgeblakerde pan, de aardappels lusteloos zwemmend in hun kookwatertje.
En als hij straks verlept en verregend weer thuis is moet hij nog helemaal verder met zijn kookactiviteiten, vóór hij zich kan warmen aan - tsja, aan wàt?

Laat ons bidden.
zondag 23 maart
3 | 12:19 Openbaring

Wat de man zijn begeleider vroeg was volstrekt onverstaanbaar. Het was voor mijn moeder reden om een geanimeerd gesprek met me aan te knopen, vrolijk voorbijgaand aan het feit dat de eredienst in volle gang was.

'Er is op SBS een serie met een vrouw, die heeft ook een spraakgesprek. Ik erger me daar ontzettend aan. Ik dacht steeds dat dat die ene vrouw is, maar het is een andere'.
Mam, ze is dóóf!
'Aha! Is het dàt!'
En die andere vrouw is Marlee Matlin. (griezelig, dat mijn moeder zaken aanduidt met 'die ene', 'die andere', 'zus en zo' en 'dit en dat' - en dat ik dan ook nog begrijp wat ze bedoelt...)
'Juist.'

Ik besloot de conversatie schriftelijk voort te zetten en krabbelde in mijn boekje (mijn boekje! De boekjes zijn ook verrezen!):
De halve serie is in gebarentaal. Hoe kan dat je niet zijn opgevallen??
'Meestal heb ik het geluid uit. Als dat iets verklaart.'

(Nee, natuurlijk verklaart dat niets. De hele clou van gebarentaal is juist dat je er géén... afijn.)

Hoe weet je dan dat ze een spraakgebrek heeft...?

Haar eerdere woord 'meestal' werd onderstreept.

Boven Genesis 1 schreef ik nu, netjes geisoleerd van de rest van het gesprek en in duidelijke blokletters:

FB-eye

Ze staarde en staarde en kreeg toen de grootste Aha-Erlebnis van de geschiedenis.
Een Aha-Erlebnis van, ik zou haast zeggen, orgastische omvang.

'Ze gebruikt haar ogen om haar oren te compenseren!'

Ik seinde een groots Duh met mijn wenkbrauwen. Duh leent zich uitstekend voor gebarentaal.

De rest van de dienst hadden we de slappe lach.
vrijdag 21 maart
2 | 18:16 Vloek

Het is volbracht.

Tien boekjes. Tien, geen acht; die van de zondag ná pasen, die waren me even ontschoten.
Tien boekjes in tien dagen, waar ik er normaal gesproken 2 per week maak.

Zes keer kruisgang, in zes verschillende varianten want zes verschillende voorgangers met verschillende wensen en voorkeuren en laten we ons ook vooral niet aan het leesrooster houden want dat is zo gewoontjes.
Andere evangelist, andere vertaling, en weet je wat leuk is: als we het lijdensverhaal dialogeren zodat er, behalve versnummers, ook dialoogaanduidingen in de marge moeten komen.

Overkill, zogezegd.
En toen ik het na al dat lijden echt helemaal had gehad met de Lijder stond hij op. Om een week later weer her en der op te duiken.

Neem me niet kwalijk als ik nu iets verklap, voor de mensen die die aflevering nog niet hebben gezien.

Denk je van iemand af te zijn...

(Niets zo moordend voor je geloof en tolerantie als feestdagen)

Het is volbracht.

En dan op mijn voicemail een berichtje van Pastor S:
‘Puck, heb jij een speciale afspraak gemaakt met de drukker? Ik kan de boekjes voor zondag helemaal nergens vinden, ik word wat nerveus... ’

Chrístus.

(En de schub, hij duurde voort)
woensdag 19 maart
1 | 22:25 Drie kwartier voor het eind.....

Zoë! Zoë is Feardorcha Phelan, you bloody idiot!!

(Lewis is er sinds Morse niet heel veel snuggerder op geworden hè...?
woensdag 12 maart
4 | 12:30 Goede week

Acht liturgieboekjes moest ik maken, met een deadline van - afhankelijk van het boekje - vanochtend, vrijdag en komende maandag. Dikke boekjes, uitgebreide boekjes met koren en koorzang en massa's lijdensverhaal. Lijdensverhaal volgens Matteüs - een lijdensverhaal waarvan ik nog geen eerdere uitgave had die ik kon overnemen.
En ik had een schub.
Dat combineerde slecht. Heel slecht.

Ik ben heel defensief en bezitterig als het om de boekjes gaat. Het is mijn werk. Mijn werk. Niemand doet het zo goed als ik.
Daar is geen woord aan gelogen of gepocht, helaas. Er is één ander die die krengen überhaupt kàn maken, en die doet het als een soort knutselwerkje. Teksten kopiëren, uitknippen, op lege vellen plakken, opnieuw kopiëren, lijnen rondom de geplakte vlakken weg-tippexen, nog eens kopiëren en dan maar hopen dat de tippex niet zo dik was dat die óók lijnen heeft gemaakt. Deze kopieën gaan naar de drukker die er nòg eens kopieën van maakt, en dat wordt dan het boekje.

Geeft niet, begrijpelijk, zo deed ik het ook toen ik begon.
Maar nu doe ik het een beetje anders.
Ik typ alles uit in Publisher, schrijf liederen uit in een muzieknotatieprogramma, zoek naar passende plaatjes en zet het publisher-bestand uiteindelijk om naar pdf, wat door de drukker direct verwerkt kan worden, zonder kwaliteitsverlies door eindeloos kopiëren. Het resultaat is iets als dit.
Ik ben een perfectionist en dat is, om met Adrian Monk te spreken, a gift and a curse.

Afgezien van dat perfectionisme, waardoor ik het niet over mijn hart kan verkrijgen om mijn werk zelfs maar eenmalig over te dragen, is er nog een heel praktische kant. Boekjes die ik zelf maak komen in mijn digitaal archief, en zijn daar een bron van reeds uitgetypte en makkelijk te raadplegen teksten.

Maar nu zou ik toch wel moeten.

Goedbeschouwd was ik al zeker twee weken aan het kwakkelen, maar ik had alle redenen om aan te nemen dat mijn klachten anderszins verklaarbaar waren, dat ze zo over zouden zijn.
Gewoon ziek; ik moest ongesteld worden, ik was te laat ongesteld, ik wàs ongesteld. Stress, te veel koffie, te weinig slaap.
Verklaringen te over; en wat het beeld extra vertroebelde was dat ik me steeds een dag helemaal goed voelde, echt helemaal goed, zonder enige klacht, gevolgd door een dag die duizend keer slechter was dan de eervorige dag. Als een bungeejumper elastiekte ik steeds dieper een ravijn in, maar kwam tussendoor steeds net zo hoog weer terug.

Ik voelde me beroerd, dat was zeker. Ik zegde afspraken af, mailde nog minder dan ik al deed, sliep meer en stelde het maken van de boekjes eindeloos uit.
Maar een schub? Neu.
Ik ging naar de huisarts en noemde mijn klachten niet, ik ging naar mijn maandelijkse infuus en zweeg. Niet relevant, immers.

Ik zei het al eens: ik ben soms traag van begrip. Als ik MS moet beschouwen als - oh, the horror! - een leerschool en de schubs als afzonderlijke proefwerken, dan heb ik nog een lange weg te gaan, want ik snap er nog de ballen van.

Zondag zwichtte ik, en noemde het voor het eerst officieel een schub. Daaruit voortvloeiend belde ik 's maandags Pastor S, om om hulp te vragen. Of beter: ik liet mijn moeder bellen, want zelf telefoneren zat er even niet in. (Dat had al een waarschuwing moeten zijn dat ik iets te lang had gewacht).
Ze gaf door: Puck is ziek, heeft een schub, wil weten of iemand de liturgie kan overnemen.
S. zou wat gaan rondvragen, wilde van mij weten of ik de kopij kon verzamelen, en of hij die dan zou kunnen halen.

Ik krabbelde terug.
Half om half, in elk geval.
Ik berichtte mijn moeder dat ik de kopij zou doorzoeken, zou kijken wat ik zelf nog zou kunnen doen en wat een ander zou moeten overnemen. Of S. om vier uur kon terugbellen.
Om twee uur was ik met een tussenoplossing gekomen. Ik kon intussen weer even achter de computer zitten en mailde S: dat ik mijn uiterste best zou doen om de boekjes zelf te maken, maar of hij niettemin verder zou kunnen zoeken naar back-up en vangnet. Zodat ik, als het toch niet zou lukken, met een gerust hart direct alles zou kunnen laten vallen.

Mail terug.
Dat hij met Andere Pastor S. (we komen om in de Pastors S) had overlegd; dat wat ik aankaartte een reëel probleem was, en dat het hen een goed idee leek als we er na de paasdagen eens met zijn drieën over zouden praten.

Na de paasdagen.

Na mijn nog acht af te leveren boekjes.

Ergens ben ik toch niet helemaal duidelijk geweest...
vrijdag 07 maart
29 | 06:16 As en stof

Op het asbakje ligt het stukje keukenpapier, waarmee ik zojuist mijn pannetje heb ingevet. Doordrenkt met olie, en nu ook doordrenkt met vuur. Ik staar naar de vlammen, dromerig en half in trance.
Niets zo ontspannend als brand in de morgen.

Maar: ‘het haardvuur’, bedenk ik me ineens weer.

Enige weken geleden belde ik ‘na sluitingstijd’ bij mijn psych aan, na een knallende ruzie en daaruit volgende (zelf)moordneigingen.
Hij was aan het opruimen, zijn spreekkamer lag overhoop en hij nodigde me uit in de woonkamer.

Koud. Alles koud.
Niet de ruimte, niet hij - maar ik. Tot het merg verkild, klappertandend ondanks de truien en de dikke winterjas.

‘Wil je thee?’
Nee.
‘Ik ga koffie voor mezelf zetten, ik kan die thee voor jou in één keer meenemen. Nu zeggen.’
Nee.

Even later:
‘Zal ik de verwarming aanzetten?’
Nee.

‘Nee’ was al wat eruit kwam, behalve een halfuur eerder het stotterende verslag van de strijd.
‘Nee’ zeiden ook mijn handen, toen ik probeerde een pakje zakdoeken uit het grote pak te halen.

‘Oh, zijn dáár zijn zakdoeken’, schoot nog door mijn hoofd.
In zijn spreekkamer was de afwezigheid van zakdoeken, of wat er ook maar op leek, overweldigend. Grote, zij het onuitgesproken, verontwaardiging van mijn kant, de eerste keer dat ik het waagde een traan te laten. Nou huil ik eindelijk, heeft die gek niks om de boel te deppen! Ik zal nòg ’ns...!

Maar in de woonkamer lag een heel pak, en het pak - of beter: mijn handen - weigerden dienst. Uiteindelijk gaf ik het op.
‘Gaat het niet open?’
Hm.
Wie in een ‘nee-stemming’ is maar af en toe ook in ernst nee wil zeggen zal met een alternatief moeten komen.

Hij haalde een pakje voor me uit het pak.
Eén zakdoek, twee, drie - de tranen bleven komen en ik had het nog steeds koud.

Hij stond op en stak de haard aan.

Een haard. Hij had een haard, en het ding was niet eens louter decoratief. Wat een rijkdom.

Ik staarde naar het vuur, alles werd loom, rustig en warm. En kwam toen in beweging. Alles grinnikte. Ik werd zowaar ineens melig.

‘Wat is er?’
(Waar denk je aan? Wat gaat er door je heen?)

U weet dat ik wat pyromane trekjes heb...?
‘Oh? Hoe dat zo?’
Gewoon. Ik krijg de neiging van alles in dat vuur te gooien.

Nu pas leek de psychiater in hem wakker te worden.
Was hij eerst nog wat verstrooid geweest, want plotseling overvallen en bruut uit zijn grote opruiming getrokken; een verstrooidheid die hem een oude, vaderlijke huisarts deed lijken - nu ineens kon er geanalyseerd worden.

‘Wat zou je erin willen gooien?’

Een beerput aan opgekropte emoties en te verwerken trauma’s zou nu moeten worden geopend.
‘Foto’s van mijn ex; de brief waarin hij het uitmaakte; de jurk van het bal waarheen ik nooit ben gegaan. Het ziekenhuisbandje van de baby die ik op mijn veertiende moest afstaan; de nep-satijnen teddy uit de tijd dat ik tippelde om mijn heroineverslaving te betalen, de strippenkaart van de methadonbus. Een leeg blad, symbool voor de kinderfoto’s die niet van me gemaakt zijn, verjaarskaarten en liefdesbrieven die ik nooit heb gekregen. De lege bladzijs van mijn leven: verloren jaren, de gemiste jeugd. Bla bla bla.’

Gewoon. Wat dan ook. Deze zakdoek.

Wèg moment. En weg plezier van het vuur.

Dat zal ook de werking van forensische psychiatrie zijn. Niet de therapie zelf werkt, maar het feit dat de aberratie voorgoed gekoppeld is aan eindeloze, fantasieloze interpretaties.
Verkeerde associaties. De doodssteek voor elke liefde.

(En ineens moet ik denken aan chocolade. Om kindertjes meer groente te laten eten wordt soms geopperd ze - de groente, niet de kindertjes - met chocola te omhullen. Net doen of het snoep is, en zie daar: de worteltjes gaan er ongemerkt in. Het zou voor mij voorgoed chcolade verpesten)
maandag 03 maart
2 | 06:25 Angstzweet

Er zijn van die standaarddromen.
Of beter: er schijnen van die standaarddromen te zijn. Ik heb ze nooit.

Plotseling naakt op je werk staan, of middenin een winkel.
Nóóit gehad. Zelfs niet een beetje naakt.
Of, hoewel - nee, da's niet helemaal waar. Ik sta weleens topless in mijn dromen. Mijn enige zorg is dan: 'hoe kom ik aan een BH om de boel te ondersteunen, want als ik zo blijf rondlopen scheuren er vroeg of laat dingen los'. En dat het koud is.
U begrijpt: de term 'nachtmerrie' in combinatie met plotselinge, onwelkome en misplaatste naaktheid, vind ik altijd schromelijk overdreven.

'Het is altijd dezelfde droom. Plotseling ben ik weer op school, en er is een proefwerk dat ik niet heb geleerd'.
Ze rilt als ze het vertelt.
'Ik werd huilend wakker'

Nog zo'n thema. Ook nooit over gedroomd, laat staan als nachtmerrie beschouwd.
Stiekem vind ik haar verslag erg overdreven en theatraal, maar ach: ze is duidelijk wel van streek, dit lijkt me niet het moment om te beginnen over haar dramatische wijze van vertellen.
Onverwachte proefwerken - ja, tuurlijk, heel naar. Maar ik had de helft van mijn gymnasiumtijd faalangst. Ik zag de eerste opgave, zag dan helemaal niets meer en leverde mijn blaadje leeg in. Naam, vak, datum en klas netjes en met krachtige pen ingevuld, want toen ik de opgaven nog niet had gezien leek er niets aan de hand.
Een 1 voor de moeite.
Ik was twee keer blijven zitten door dit soort grapjes.
Maar het had me voorbereid en getraind: Ook al zou ik dromen van een ongeleerd proefwerk, dan zou mijn reactie en handelswijze weer net zo zijn. Gewoon leeg inleveren. Tegen dat de 1 binnen kwam zou ik allang weer wakker zijn.
No sweat.

Juist.

Voor het maken van de test zou je maximaal twee uur krijgen; de begintijd was facultatief. In elk geval was het lokaal om tien uur open.
Het was een beginnerstest, een opwarmertje: de stof van het vierdeklas-boek zou worden getoetst, en dat zou ik makkelijk kunnen.
Faalangst of niet, na mijn zeer ambitieuze, anorectische eindexamenjaar was ik uiteindelijk geslaagd met louter achten, negens en tienen.
Vierdeklasstof. Pfff. Eitje.

Maar ik zat en ik besefte: ik ken niets, het is veel te lang geleden, ik ken niets, ik ken niets!
Schreeuwende paniek, nog voor ik zelfs maar de opgaven had gekregen.
Boeken, pennen, kladpapier - alles graaide ik weer bij elkaar, ik vloog de klas uit.
'Puck!', riep de leraar vermanend achter me aan. Facultatieve begintijd of niet, eenmaal binnen werd je ook geacht om gewoon aan het werk te gaan.
'Ik kom om elf uur terug!'

Elf uur kwam niet. God zij dank.
In een kletsnat bed werd ik wakker; pyjama doorweekt, haar plakkerig in mijn nek.
En als de wekker niet was gegaan waren die tranen ook nog wel gekomen.