Vorig Archief - Volgend Archief

dinsdag 31 januari
7 | 09:00 Hij.. Hij.. Hij..

A preview in history

Hij hoort bij een groepje. Laten we het voor het gemak een vriendengroepje noemen, en de afzonderlijke vrienden A, B en C.
Met A mailde ik regelmatig, hoewel niet vaak. Met B mailde ik nooit, maar hij was me zeer dierbaar.
Met C mailde ik helemaal nooit, en hij zei me ook niets. Geen aversie, geen antipathie: hij was gewoon überhaupt niet in beeld.
Ik kende hem al jaren, ik wist wie hij was, maar contact was er niet, op wat zakelijke mails na.
A stond op de adreslijst voor mijn nieuwjaarsbrief, waar ik al een jaar mee bezig was.
Denk je dat B die brief ook wil hebben..?
Ja! Zeker! Doen!
En B kwam ook op de lijst.
Om C op de lijst te zetten kwam niet in mijn hoofd op.

Tot hij me mailde.
En ik hem.
En steeds meer.

In twee mails haalden we jaren stilte in.
In alle volgende gesprekken en brieven ons hele leven.
Of nee: het was geen inhalen. Geen krampachtig en haastig volproppen, geen smijten van informatie.
Het leek of al die jaren er gewoon waren geweest.
En zijn plaats op de adreslijst werd logischer dan welke andere ook.

Hij heeft een koosnaampje voor me.
Dat moet verboden worden. Elke man-vrouw-kameel-marsbewoner die een koosnaampje voor me heeft, heeft me zoal plat. Oneerlijke voorsprong.
In zijn geval is het nog oneerlijker.
Het is geen woordspeling op mijn naam, het is niet vanuit een grapje in een gesprek gegroeid. Hij heeft er heel bewust en zelfstandig over nagedacht. Dus behalve het liefkozende van koosnaampjes in het algemeen, geeft hij me ook nog het gevoel dat ik het waard ben om bewust en zorgvuldig over na te denken en te benoemen.

Ik geloof niet dat hij het doorheeft, dat effect.
Maar het zal hem ook niet verbazen.

We think alike.
Hij spreekt uit wat ik al dacht.

Hij is een doosje, bedacht ik me. Het doosje is compleet, het is goed. Ik heb het doosje gevoeld, bekeken, aanvaard. Geaccepteerd as is. Wat er in zit weet ik niet. Niet precies, niet in detail. Maar het lijkt of ik het algemene karakter, de rode draad ervan, wel weet.
Niets verbaast me. Wat er mettertijd uit het doosje komt kan verrassen, kan treurig maken, kan me doen glimlachen. Maar niet schokken, niet afstoten. Het wordt meegevlochten in het bestaande beeld. De steken zijn gezet, al wat erbij komt voegt toe, maakt completer, kleurrijker. Maar verandert niet. Het is goed, hij is goed.

Ik dacht het.
En hij zei: 'Het geeft niet wat je zegt of wat je doet, ik weet het al, het is goed'

Mijn gedachten zijn niet te richten. Ik kan me niet focussen, niet doelgericht in kwesties bijten.
Het analyseren lukt niet.
Misschien is het, heel prozaisch, de MS. Die weerhoudt me ook van normaal tellen: elke tweede helft van een tiental loopt in de war. 21, 22, 23 - het gaat goed tot 25, en daarna komt er kortsluiting. Misschien dat daarom ook dit me steeds ontglipt.
Of misschien is het de aard van de.. 'omgang'
Het vreemd zwevende, het gevoelsmatige. De nonverbale onderstroom, van klank en toon, van aanvoelen en willen. We praten, we schrijven: watervallen van woorden - maar al wat werkelijk lijkt te tellen is het dansen, het kabbelen, het springen en zachtjes hangen.
Waarheen het moet leiden, wat ik wil, wat ik niet wil, wat de eventuele psychologische drijfveren zijn: het is me allemaal onduidelijk.
Dat maakt onrustig. Ik ben het niet gewend om dingen niet te kunnen analyseren. Niet dat het zou moeten of dat het zelfs maar gewenst of gezond is - maar de onmogelijkheid is frustrerend.

'Omgang' - een relatie is het beslist niet, zoveel weet ik wel.
Het zal ook nooit een volwaardige relatie worden. Teveel obstakels, er zit geen toekomst in.
Dat is geen pessismisme, dat is zelfs geen aanname, beschouwing, theorie.
Het is een feit. Als een schildpad op een eendagsvlieg verliefd wordt kan het nog zo mooi zijn: toekomst heeft het niet.

Het is dus geen relatie. Maar wat het wel is?

Het is per medium anders.
Telefoneren, schrijven, smsen: het is geladen, vol van een onuitgesproken willen.
Geen seksueel willen. Een in elkaar willen opgaan, emotioneel samensmelten. In de ander verdrinken. Alles groots en intens.
Maar toen hij hier was, was het willen weg.
Er was geen actief niet-willen voor in de plaats gekomen. Geen omslag naar het tegenovergestelde. Gewoon een afwezigheid van het alles overweldigende willen.
Het was rustig, het was aangenaam, het was vooral heel gewoon en heel vanzelfsprekend.
Maar vriendschappelijk. Zonder willen.

Dat willen wordt nu elke dag opgevoerd.
Als we elkaar weer zien, zal dat nu dan ook veranderd zijn? Of zou het net zo zijn als vorige keer?
En is het verschil dan nu niet te groot, is het dan nu niet toch een teleurstelling?
De vraag zoemt door mijn hoofd - maar ook daarop kan ik me niet concentreren.
Ik laat het maar.

Soms zegt hij iets, krijgt een verhaal een karakter waarvan ik denk: Nee. Néé. Dat wil ik niet, die kant wil ik niet op. Alles in me protesteert, ik wil zijn toon en zijn verhaal stoppen. Ik hou me vast, als op een wankel bruggetje, ogen dicht. Wil me omdraaien, teruggaan, wèg. Met een half oor luister ik - dan ineens komt alles goed. Dan blijkt hij me naadloos aan te voelen, begrijpt mijn leven, mijn verhaal, mijn zijn. Mijn willen en mijn kunnen.

Alles aan deze omgang is me vreemd.
Dat komt ook omdat ik de taal niet ken.
'Als ik een vrouw leuk vind geef ik hints', zei R.
En als die hints niet worden opgepikt?
'Dan maak ik ze explicieter'

Het maakt niets uit. Ik begrijp het toch niet.

Sinds een tijdje zit ik in een bijbelgroep. We lezen Genesis, bekijken het Hebreeuws en de meest basale, ongepolijste vertaling.
Wanneer Kain Abel doodt, in Genesis 4: 8, staat daar in de Hebreeuwse tekst het woord ויהרגהו : 'wa-ya-hargehu'.
En hij vermoordde, zei de dominee.
Waarom vermoorden? Waarom niet doden?
Omdat hetzelfde woord in andere bijbelpassages altijd een zeer gewelddadige connotatie heeft. De nuances in betekenis zijn afhankelijk van context, van verleden, herkenning.

Zo gaat het ook bij mij en mensen. Iemand kan nòg zo expliciet zijn: ik wil weten wat die expliciteit betekent in zijn of haar eigen taalwereld.
Als iemand zegt: ik vind je lief, ik vind je leuk - dan is dat voor ieder ander vermoedelijk genoeg en duidelijk. Maar ik wil weten in welke passages dat woord nog meer voorkomt, in welk verband ik het moet zien.
Wat voor lief, wat voor leuk; wat voor voorspellingen kun je doen en wat voor conclusies kun je trekken, op basis van de verhalen uit andere boekgedeeltes waarin datzelfde woord werd gebruikt?

Dat vertalen was de eerste weken het meest vermoeiend en verwarrend.
Nu is het meer het vechten tegen oude gewoontes.
Mijn terughoudendheid, mijn onzekerheid.
Het mezelf excuseren en censureren.
Als ik dit zeg, wat voor indruk maakt dat dan? Als ik dat vraag, ben ik dan niet te veeleisend? Als ik zus doe, ben ik dan niet te aanhankelijk, te plakkerig? Als ik zo doe, ben ik dan niet te afstandelijk?
Het is geen veroveringsstrategie, een tactiek hoe ik hem het beste voor me kan winnen. Het is pure onzekerheid. Niet een willen winnen, maar een bang zijn niet te overleven.

Hij ziet het en benoemt het.
Maar doet het zelf ook.
Hij schrijft rijen puntjes, voegt eraan toe: 'toch maar geschrapt'.
Later vertelt hij het alsnog.
Hij komt terug op mijn puntjes.
Hij leest me, leest me echt en heel bewust. Tot op elk letterteken, elk klein woord. Dingen die ik tussen haakjes hoop te kunnen verstoppen graaft hij op.
Ik ben er. Hij ziet me.

Hij is goed voor me.
Altijd maak ik mezelf kleiner dan ik ben, vraag ik aandacht. Maak ik mezelf zwakker dan nodig is - alleen maar om zorg en warmte te voelen.
Maar het is niet nodig, nu. Ik krijg warmte, ik krijg zorg. Zonder erom te vragen, zonder het te claimen, zonder spelletjes te spelen of erop aan te sturen.
Ik ben kapot, hij is kapot. We weten het van elkaar, en gaan door. Zielsverwanten.

Hij is slecht voor me.
Ik raak mezelf in hem kwijt, zou ook eigenlijk niets anders willen dan dat. Verzuipen, vluchten, oplossen.
En hij maakt onrustig. Druk in mijn hoofd.
Die drukte komt vooral door het niet kunnen plaatsen van de situatie. Geen grip kunnen krijgen.
En natuurlijk, zo cliché, zo bekend en o zo vermoeiend: het almaar rondtollende denken en dromen, over Hem.. Hem.. Hem..

Het is vreemd, hoe totale chaos zo'n duidelijk ritme kan hebben. En hoe een stromende melodie zo'n kakofonie kan zijn.

18-01-2006. Hoe veel kan er in weinig tijd gebeuren.
vrijdag 27 januari
7 | 17:20 Stomme autist (2)

Het zal rond 1994 zijn geweest dat ik voor onderzoek naar het ambulatorium in Leiden ging.
Ik had al jaren last van angsten en was goedbeschouwd al mijn hele leven 'vreemd'. Vreemd op een manier die een onderzoek naar autisme niet onlogisch maakte.
Drie dagen in een kamertje met een spiegelruit, van waarachter negen studenten me observeerden. Drie dagen vragen, opdrachten, gesprekken en kantinelunches.
En uiteindelijk de conclusie: geen klassieke autist.
Dat had ik zelf kunnen verzinnen.

Ik liet het voor wat het was, hield er hoogstens een zekere fascinatie en sympathie voor autisme aan over. En een gemoedelijk kerstkaarten-contact met de onderzoeks-prof.
Ik las over emotioneel gestoorde kinderen, wilde graag lesgeven op het speciaal onderwijs, herkende mijn moeder en een beetje mezelf. Een beetje.

Van die emotioneel gestoorde kinderen kwam niets terecht.
Mijn eigen gestoordheid groeide, alle perken te buiten en nergens een universitair perkje kruisend. Het werd 1998, 2004, 2006.
Wajong, MS en het gevreesde herkeuringsgesprek van het UWV.

De aandoenlijke Joegoslaaf belde voor de vijfde keer op, verzette de afspraak en kondigde om kwart-voor-tien aan nog diezelfde ochtend te komen.
Hij bleef twee uur, en al na een half uur zei hij: Je moet niet schrikken als ik dit zeg, maar ik heb je dossier gelezen en toen dacht ik het al, en nu nog meer. Asperger. Je moet niet schrikken.
Ik schrok niet.

Toen ik mijn eerste neurologische consult had en de arts met de term MS kwam heb ik hem uitgelachen.
Ik wist niets van MS, alleen dat het iets groots was, dat ik nooit iets groots had en dit dus ook niet.
Pas na een hoop leeswerk kwam ik erachter wat de ziekte inhield, herkende ik mezelf en al mijn klachten en begon het begrip en besef langzaam door te dringen.

Maar dit kende ik al.
Ik kende de term, ik snapte ook zijn gedachtengang.
Geen schrik, wel een lichte frons.

Ik weet niet zo goed wat ik hiermee aanmoet.
De arts in kwestie is van oorsprong neuroloog en psychiater. Hij zal ongetwijfeld de expertise hebben om een dergelijk oordeel te vellen; of het professioneel of verstandig is om dat na een enkel gesprek al te doen is een tweede en of het niet voor een deel wordt ingegeven door een persoonlijk stokpaardje van hem is ook de vraag.
Maar hoeveel kanttekeningen of vraagtekens je ook bij de mededeling kan zetten: het was geen nieuws. Het was al een bekend ding.
Hij heeft het alleen opgegraven.

Ik kan moeilijk contact maken met mensen. Het is of ik in een bel zit waar ik doorheen moet breken om bij 'de rest' te komen.
'Je bent zo plezierig, zo aardig in de omgang, je bent helemaal niet sociaal-slecht!'
Nee. Op het eerste gezicht niet. Maar vraag niet hoeveel energie het me kost.

Anderen interesseren me, als ik heel eerlijk ben, niet bijzonder. Kortstondig. Ik kan oprecht geraakt worden als een ander het moeilijk heeft. Ik kan met heel mijn hart troosten, er voor de ander zijn. Maar wel op mijn moment. Overval me en ik trek me terug, geef geen gehoor.

Ik kijk mensen niet in de ogen als ik met ze praat. Voor een deel komt dat door de MS. Zou de televisie kunnen praten, dan zou die dezelfde klacht hebben als mensen: dat mijn ogen wegdraaien.
Voor een deel is het ook gewoon ik. Niks ziekte, niks slingerende ogen. Gewoon onprettig, vreemd. Andermans gezicht, andermans blik.

Als mensen me plagen of voor de gek houden kan ik totaal, onevenredig heftig, van slag raken. Gewone onschuldige plagerijtjes zijn de oorzaak van de grootste huilbuien.

Activiteiten verlopen alleen soepel als ze gewoonte zijn. Onderdeel van dagelijkse routine, van een ritueel.
Ik wil best sporten, opruimen, schoonmaken, op bezoek gaan. Als het maar elke dag is en er geen dag overgeslagen wordt. En elke dag op dezelfde tijd en volgens eenzelfde patroon.
Elke afwijking laat de structuur in het honderd lopen. Eén keer vergeten of niet nagekomen is voorgoed verwaarloosd; de verandering wordt de nieuwe norm.

Elke dag is hetzelfde, elke avondmaaltijd heeft dezelfde vorm: rijst-groente-saus.
Wil je nooit iets anders?
Voor geen goud.
De 'invoering' van een banaan in mijn ontbijt heeft, letterlijk, weken denkwerk en verwarring opgeleverd. Toen dacht ik: dit kan ik nu, dit durf ik nu; nu eens de ene dag appel en de andere dag banaan. Inmiddels liggen drie bananen in de keuken dood te gaan, omdat de voorgenomen afwisseling stomweg wordt vergeten.

Mijn kamer wordt door bijna elke bezoeker wat afkeurend bestempeld als kaal, ongezellig, koud.
Fijn, overzichtelijk. Voor mij. Wat een ander gezellig en knus en warm vindt is voor mij alleen maar onrustig en onoverzichtelijk.

Ik heb weinig ruimtelijk inzicht. Niet alleen dat, maar het niet kunnen begrijpen van ruimte kan voor complete verwarring en ontzetting zorgen. Wiskundesommen met kubussen en lijnen. DNA-strengen die delen en zich weer vormen.
Al mijn pogingen er grip op te krijgen zorgden voor een gevoel van verdwalen. In mezelf en in die ruimte.

Ik houd niet van wassen. Ik weet dat het sociaal gewenst is, ik doe het ook braaf. Ik houd ook beslist niet van vuil, integendeel. Maar schoon zijn voelt.. náár. Oneigen, onwennig.
Als ik vroeger de kooi van mijn hamster verschoonde was het beest zeker twee dagen van slag. Zijn kostbare hol omver, zijn bekende plekjes, zijn geurtjes. Alles weg, alles opnieuw. Desolaat en in paniek rende hij rond, groef panisch in het hooi.
Ik herkende het, voelde met hem mee. Nieuwe kleren, schone kleren. Ze waren altijd star en vreemd en onwennig. Het zou al makkelijker zijn als al mijn kleren hetzelfde waren, als ik niet steeds een ander gevoel van vorm en stof aan mijn lijf zou hebben.

Grote emoties zijn bedreigend. Emoties van mezelf en emoties van anderen.
Als mijn ouders vroeger bezoek hadden kreeg ik huilbuien. Doodsbang in mijn bedje. Ze waren niet meer mijn papa en mama, ze waren vreemden, de situatie was vreemd en onwerkelijk. Dronken of aangeschoten mensen: hetzelfde verhaal. Mensen zijn al zo moeilijk te peilen, te bereiken en te grijpen. Met de roes van drank of alleen maar feestvreugde ben ik ze helemaal kwijt.

Ik heb nooit gespeeld. Nooit het idee begrepen. Ik had Barbies, daar knipte ik het haar vanaf en verder viel er weinig mee te doen. Verhaaltjes verzinnen, toneelstukjes met poppen spelen: ik kon er niets mee. Lego was fijn, zolang ik me aan een plattegrond kon houden. Zelf huisjes verzinnen lukte niet. Nog geen los muurtje.

Als ik een kop thee over mijn laken laat vallen, drie dagen voor de officiele verschoning, dep en dweil ik liever dan dat ik een nieuw laken pak. Ik doe het wel, omdat ik weet dat het zo hoort, omdat ik weet dat ik het anders nooit meer schoon krijg. Maar liever niet.
Bij weer en ontij fiets ik door de wijk. Niet omdat ik zo stoer ben of zoveel zelfdiscipline heb. Omdat ik het nou eenmaal van plan was, en het niet in mijn hoofd opkomt dat er ook een alternatief is.

Als ik mijn zin niet krijg, als dingen niet lopen zoals ik wil, krijg ik driftaanvallen. Slaan, trappen, gooien, gillen. Kinderlijke temper tantrums. Ik snap nog steeds niet waarom, wat er nou wezenlijk erg is aan mijn zin niet krijgen. Maar hoe graag ik ook analyseer: mijn emoties en reacties kan ik niet duiden. Op het moment zelf is er alleen een soort radeloosheid.

Fobiepaniek versus routinepaniek.
Als ik misselijk ben, of van zieke mensen hoor, raak ik in paniek. Een duidelijke, gerichte, onder woorden te brengen paniek: ik wil niet overgeven. Hoe belachelijk die angst ook moge zijn: hij is te benoemen.
De paniek die zich van me meester maakt als mijn routine wordt doorbroken, of als ik mensen of situaties niet begrijp, is niet te onderbouwen. Er is geen concrete vrees, geen 'als.. dan..'. Het is pure radeloosheid. Kortsluiting.
Mijn basis valt weg - en dan?
Geen idee. Alleen maar machteloze chaos.
Het moet gaan zoals ik wil en zoals ik ken. Geen dreigend 'want anders..': ik blijf alleen maar hangen in een panisch en stellig 'Het moet.'

Ja, het kan allemaal bij autisme horen.
Maar net zo goed bij een scala aan andere stoornissen.
Wie vijftien jaar non-stop angstig is wordt vanzelf een beetje vreemd. Dwangmatigheid, controledrang: het zijn evengoed 'logische' overlevingsstrategieën.
Borderlinestoornis, eetstoornis, afhankelijkheidsstoornis, persoonlijkheidsstoornis NietAnderszinsOmschreven. Allemaal zeer gegronde, valide verklaringen voor mijn vreemdheid. Behalve misschien dat ik het merendeel van mijn 'fratsen' al mijn hele leven heb.

En in hoeverre kan je autistisch worden opgevoed?
Mijn moeder houdt van kaal en strak en overzichtelijk.
Is mijn voorkeur dan niet gewoon opvoeding?
Mijn ouders zijn beide kluizenaars.
Hoe had ik dan sociaal kunnen worden?

Asperger.
Het zou zoveel verklaren. Zoveel rust geven. Alles waartoe ik mezelf nu dwing 'omdat het nu eenmaal hoort', alles wat ik mezelf verwijt.
Het zou nog steeds vreemd en abnormaal zijn, maar in elk verklaarbaar. Niet meer 'mijn schuld'.
Maar ik heb er geen zin meer in. In nog meer gedoe, nog een onderzoekstraject, nog meer medische molen.
Ik heb mijn handen vol aan het leven van alledag. Elke extra activiteit, elke afwijking van het normale doet alle rest omvallen. 'Al jonglerend een extra bal van tafel moeten pakken', heb ik het onlangs genoemd.
Dit soort informatie.. ik wil het het liefst gewoon negeren.

Na een uur UWV-arts verwaterde mijn interesse en concentratie.
Al wat ik dacht was: Het is twaalf uur. Ik ben een halfuur te laat met koken. Ga weg, meld me voor mijn part gezond. Mijn dag valt in duigen.

Stomme autist.
donderdag 26 januari
2 | 20:25 Stomme autist

Het postje zou zo gaan:

Mijn moeder is een beetje autistisch. Dat geeft niet, zolang je het maar weet en er rekening mee houdt.

Niet aanraken. Stevige knuffels mag, maar niets vluchtigs, niets zachts.
Als ik haar kus, kust zij zichzelf: als mijn mond haar wang nadert overbrugt ze zelf de afstand, duwt haar wang tegen mijn mond. Zij bepaalt de druk.
Probeer geen grapjes te maken, niets waar het begrip 'quasi-' in voorkomt. Doen alsof bestaat niet in haar wereld. Iets is wat het lijkt, grapjes die op het tegendeel berusten gaan volledig aan haar voorbij.

Er is niet zoiets als je anders voordoen, er zijn geen maskers, er is niet zoiets als 'omwille van de lieve vrede' of 'uit beleefdheid'.
'Hoe bedoel je dat ze dat niet menen? Waarom zeggen ze dat dan? Als je iets zegt meen je het toch?'
Doodvermoeiend. Soms erg geestig. In plagerige buien mag ik erom lachen, of in elk geval: ik houd mezelf voor dat ik erom mag lachen, maar voel me evengoed schuldig.
Als anderen haar voor de gek houden word ik hels.
Als anderen haar 'amusant' of 'verfrissend' vinden kan ik daar heel treurig en heel kwaad om worden.
Ja: ze is apart. Anders dan de standaard. Maar ze is ook een mens, een volwaardig, intelligent mens dat respect verdient. Ze is geen attractie, ze is er niet om mensen aan het lachen te maken.

Ze ziet details, lijkt beelden te filteren op losse fragmenten, opgetild uit het geheel.
Ze houdt van legpuzzels.
Ze houdt van lijnen, van blokken, van schema's. Van hekwerken. Ze houdt ervan om recht in het licht te kijken. Ze houdt van structuur, van alles-hetzelfde en alles-vertrouwd.
En ze houdt van mijn zoutmolen.

Mijn zoutmolen past precies onder het eerste plankje van het keukenkastje. Als hij schuin staat haakt het schroefje aan de bovenkant net aan de plank. Als je de zo balancerende molen een duwtje geeft draait hij rondjes, een prachtig spinnende kegel.
Ik wist het, en ik wist het niet.
Tot ze op een dag wat treurig zei: hij doet het niet meer.
Wat niet?
De molen. Hij draait niet meer. En ik was zo dol op dat draaien..

Ergens in het gebruik was het ding korter geworden. De schroefas was misschien afgesleten, ergens binnenin, of het zout was anders verdeeld. Het was een fractie verschil, maar genoeg om het schuinstaan en tollen onmogelijk te maken.
Na een paar weken heb ik mijn hand over mijn hart gestreken en de zoutmolen onklaar gemaakt.
Het schroefje net voldoende losgedraaid om het draaien weer mogelijk, maar het malen onmogelijk te maken. Zodat zij haar kleine, grootste genot weer terug heeft.

Zo zou het postje gaan.
Het zat in mijn hoofd; weken, maanden en uiteindelijk twee jaar lang.
Toen mijn ouders gingen scheiden en ze niet meer hier, en bij de zoutmolen, woonde, liet ik het maar voor wat het was.
Tot vandaag.

(to be continued)
woensdag 25 januari
3 | 17:34 Déjà-vu (2)

Het was geen leraar, padvinder, therapeut of andere persoonlijke jeugdherinnerde.
Het was Pim Vosmaer.

In dezelfde AH kwam vandaag een andere déjà-vu klem te zitten in een kassapad, met twee mini-kindjes in een te brede wagen.
Maar aan deze déjà-vu wist ik een naam te hangen.

Google leert mij dat Dominique van Vliet inderdaad onlangs is bevallen van een tweeling.
En dat de vader Pim Vosmaer is.

Fijnso. Mystery solved.

En nu braaf allemaal binnen blijven.
Luiers kan Albert ook persoonlijk komen brengen.
2 | 09:54 Schuitje

'Zorg altijd dat je schoon en gaaf ondergoed aan hebt, je weet nooit wat er gebeurt en als je een ongeluk krijgt moet je je in het ziekenhuis niet hoeven te generen.'
(in de serie 'Moeders blijmoedige levenslessen')

In deze moderne tijden moet niet alleen je ondergoed schoon en fris en opgeruimd zijn, maar ook je electronica.

Als ik ooit ergens verloren, verdwaald, of levenloos in een steegje word gevonden en men me aan de hand van mijn gsm probeert te identificeren zal men nu wat vreemd opkijken.

Niet eens vanwege de talloze enigszins kleffe berichtjes.
Verliefdheid kan beslist genant zijn, maar die dwaasheid is in elk geval universeel en begrijpelijk.

Veel vreemder is mijn:
'Ik heb tornado's met of zonder huisje. Niet met bootjes. Welke wilt u...?'
En het antwoord: 'Zonde ruisje!'
maandag 23 januari
6 | 08:53 Open boek

Twee dagen voor mijn zestiende verjaardag kreeg ik mijn eerste zoen.
(Ik had een Doel, een Plan; een Missie, zo u wilt. Vóór mijn zestiende moest ik tenminste één mijlpaal hebben behaald, er was Haast. Dan blijft zo'n datum je voorgoed bij)

Ik vond het zoenen zelf niet zo bar interessant, maar een mijlpaal is een mijlpaal, ook al had je er meer van verwacht.
Glunderend en giechelend sloop ik 's avonds ongezien het huis en mijn kamer in.

De volgende ochtend was ik iets minder helder en oplettend.
Nog daas en rozig wankelde ik naar de wc en kwam op de gang mijn moeder tegen. Ik zei niets, zij wierp één blik op me, staarde me aan en brak onmiddellijk uit in een 'Oh mijn God..!!'.

De komende dagen kan ik maar beter uit mijn moeders buurt blijven.
vrijdag 20 januari
8 | 20:35 Biecht

Ik heb gestolen van 's Lands Grootste.

Ongeveer een jaar geleden kocht ik een flesje Conimex roerbaksaus Sweet & Sour.
Ik kwam er niet aan toe het te gebruiken, en de tijd verstreek.
Tot ik er enige weken geleden achter kwam dat het spul houdbaar was tot februari 2006.

En 'dus' kocht ik een paar dagen geleden een nieuw flesje. En ging ik vandaag met het oude flesje en de nieuwe bon naar de klantenservice.

Als ik nou had gezegd dat ik me had bedacht. Of helemaal geen reden voor retourneren had opgegeven. Dan was het ongezien terug in het schap gezet en verkocht aan iemand die niet zo moeilijk doet over houdbaarheidsdata.
Maar nee: ik moet zonodig weer verantwoording afleggen.
En met een vreemd oneerlijke eerlijkheid zei ik dat het nog maar een maand houdbaar was.

Ik kreeg 'mijn' geld terug.
En het flesje wordt weggegooid.

Ik heb een verdorven karakter.

En het levert me niet eens wat op.
Want nu moet ik morgen, bij wijze van aflaat, twee euro aan de straatnieuwsverkoper geven.
donderdag 19 januari
1 | 17:00 Zacht

Vertedering. En ontroering.

Om de dominee, boomlange dominee die ik al mijn hele leven van een afstandje ken en immer heb gevreesd. Samen met een rabbijn leidt hij het bijbelgroepje waaraan ik sinds kort deelneem.
Vanochtend kwam hij ons, mijn moeder en mij, onderweg tegen, op de fiets. Getooid met een roze-paarse-groene das.
Dag mevrouw Puck, zal ik Puck meenemen? Dan hoeft u dat stuk niet mee te fietsen.
Oh.. ok... zeiden mijn moeder en ik wat beduusd.
Na afloop van het clubje: Puck, zal ik je moeder bellen? Komt je moeder je afhalen, heb je met haar afgesproken, moet ze gebeld? Zal ik anders met je meefietsen?
Valt niets aan te vrezen, aan deze Grote Vriendelijke Reus. Blijkt een zeer gemoedelijke man met wie je erg kan lachen. Hij draagt een afgedragen spijkerbroek, maakt met pretoogjes grapjes die door streng Christenen ongetwijfeld niet zullen worden gewaardeerd. En ik mag best Jan zeggen hoor.

Om de verzekeringsarts, die vrijdag bij mij thuis zou komen, voor de beruchte herkeuring van het UWV.
Hij is Joegoslavisch, denk ik. Of iets anders Oosteuropees. Hij heeft nu vier keer gebeld, in twee dagen. Om een afspraak af te zeggen, om een nieuwe afspraak te maken, om de nieuwe afspraak af te zeggen en om weer een nieuwe te maken. Hij praat met een schattig accent, vraagt om routebeschrijving, welke tram, welke halte, hij heeft geen auto; hij moet een hele dag vrijnemen en zo'n werkdruk en hij wil de tijd nemen want mij niet te veel vermoeien en graag een beker warme melk.
Dat laatste zei hij niet, maar het had me ook niets verbaasd als hij het wel had gezegd.

Muziek, woorden, gedachten.
Vogels die 's ochtends fluiten, met een enthousiasme alsof het volop lente is.
Een tandeloos jongetje dat dromerig heen en weer zit te wiegen op de inpaktafel van de supermarkt.
'Zal je hem niet omgooien?'
'Hè.....?'
Knuffelkind.

De wereld is mooi.
1 | 07:46 Absent

Het begon bij de benen.
Of nee, dat is niet waar. Het begon met pijn in mijn armen. Maar dat is niet nieuw. Het was hoogstens een verergering van bestaande klachten.
Het nieuwe begon in de benen. Stramme benen, die tegelijk als pap waren.
Als ik uit bed kwam smakte ik onmiddellijk tegen de grond. Als ik mijn gym-oefeningen deed plonsden mijn benen halverwege al naar beneden. Na het fietsen bij de fysio kon ik de drie meter naar de wachtkamer nauwelijks overbruggen.
'Eeeeh.. Maaam..?', giechelde ik. En 'Mam' kwam me een arm geven. Net als R, vorige week, toen ik na een erg leuke bijeenkomst niet meer naar buiten kon.
Mijn humeur was opperbest, dan maakten die rare benen me ook niet zo veel uit. Wel vervelend dat ik nog steeds geen rolstoel heb, maar ach: het was toch te koud om te rollen.

In de loop van de week werd het lopen beter.
De pijn niet. In het weekend kreeg ik spierpijn in mijn rechterarm, althans: spierpijn zou verklaarbaar zijn, en met die eerste verklaring was ik al tevredengesteld.
Maar na twee dagen was de pijn nog niet voorbij.
En op zondagavond verdween de top van mijn duim.

'Klemgezeten', dacht ik.
Hoe je klem moet zitten met een duimtop weet ik ook niet, maar daar dacht ik verder niet over na.
's Ochtends was de afwezigheid overgeslagen op het hele bovenste kootje. Het voelde dof en pijnlijk tegelijk. Alsof ik me had gebrand, een gloeiend dekseltje had vastgehouden.
Oh. Misschien was dat het gewoon.
(ik neem wel erg vlot genoegen met mijn eigen terloopse opmerkingen, de laatste tijd..)

Dinsdag, woensdag: nog steeds geen duim.
Doffe vingertoppen, rechts.
En die arm. Die deed wel erg veel pijn. En jeuk. Onbereikbare, diepe jeuk. Binnen in de arm. Het liep tot het schouderblad, en precies in het midden hield het op. De pijn was eigenlijk veel erger dan die duim. De duim was irritant, maar de pijn en jeuk waren gekmakend.

Mijn visus lijkt weer gedaald. Nummerborden zijn nog troebeler dan ze al waren, gezichten herken ik pas op een paar meter afstand.
Over de hele breedte van mijn bovenrug zit.. iets. Iets plakkerigs. Bibberende strakke natte plekken.
En dan is er nog de voortand, waarvan de tandarts me na uitgebreid onderzoek en een foto heeft verzekerd dat er heus niets mis is, maar die bij elke aanraking pijn doet.

Het is allemaal vaag. Kleine dingen, nauwelijks aanwezig, maar genoeg om storend te zijn.
Het hopst van hier naar daar en terug, het is beslist geen schub, het is de aandacht niet waard, laat staan een doktersbezoek.
Maar kalm en evenwichtig lijkt mijn lijf zich beslist niet te voelen.
zaterdag 14 januari
8 | 09:26 Vangnet

Hij was druk, almaar drukker. Luid, fel, ongedurig. Agressief bijna, in zijn uitgelatenheid.
Ik had hem willen vasthouden, kalmeren. Willen fluisteren en sussen: jongen.. doe eens rustig..
Het kon allemaal niet. Door de telefoon kan je niet vasthouden, in een stortvloed van woorden kan je niet fluisteren.
In plaats daarvan vroeg ik alleen maar: ben jij heel moe..?
Ja. Ja, hij was heel moe.
Maar mijn toon en vraag kalmeerde hem niet, hij ging gewoon door.

Wat doe je, als je vermoedt dat iemand onrustig is vanuit een onrust in zijn eigen hoofd? Vrolijk, omdat hij door en door somber is? Lachen gieren brullen, terwijl hij niets anders wil dan huilen, wegzakken, stilte, rust?

Ik ken het zo goed van mezelf. Een hyperactiviteit en ogenschijnlijk tomeloos geluk, waarvan je een vaag vermoeden hebt dat er iets niet
klopt. Dat het niet echt is, niet stabiel. En dat het door één vriendelijk, zacht woord kan omslaan in verdriet, uitputting. Als een speld in een luchtballon.

Maar wil ik die speld wel altijd?
En wat dan?

Moet je iemand laten doorrazen, of moet je hem tot stilstand dwingen?
Mag je onverhoeds iemand doorprikken?

Ik weet het niet.

Weet u het?
donderdag 12 januari
9 | 13:00 Psychic Puck

'Streep onder de... de 1 weg.. streep onder de.. de 2 weg..'

'Noord-Holland', dacht ik bij mezelf.
Amsterdam is 10, dus 12 zal ook wel in die contreien liggen.

'De wijkcode van vandaag is dus: 1274. En die wijk ligt in..'

Huizen, zei ik hardop.
Onzin, zei ik er meteen achteraan. Huizen ligt in Overijssel.
(Hoe ik daarbij kwam weet ik ook niet. Het zat blijkbaar als iets Overijssels in mijn hoofd)

..het altijd [bladibla] Huizen.

En daar schrik ik nogal van.

Ik heb niets met Huizen, ik ken geen kip in Huizen. Ik wist, blijkens mijn Overijsselse gedachte, niet eens waar Huizen ligt.
Waarom in de lieve vrede kies ik dan, van alle mogelijke plaatsen, zo impulsief Huizen??
2 | 08:11 Rural

Steranijs, deed ik eerst in de pap.
Eén ster in het pannetje meetrekkend, en die er voor het eten weer uit.
Maar na een tijdje waren de hele sterren op, en waren alleen nog losse sterarmpjes over. En al etend steeds zo'n puntje uit je mond moeten verwijderen lepelt toch een stuk minder lekker weg. Onrustig.

Ik besloot de ster-restanten in een vijzel te verpulveren, maar dat wilden ze niet. Hardnekkige dingetjes die hoogstens in harde kleine stukjes veranderen, maar niet in poeder.
En gewoon gemalen anijs kon ik nergens vinden.

Tot ik in mijn kruidenkastje keek, en de etiketten eens wat beter tot me liet doordringen.
'anijs, venkel, kaneel, gember, peper'.

Kaneel doet het goed in pap. Gember eigenlijk ook wel. En van venkel noch peper had ik in andere gerechten ook maar iets gemerkt, waarom zou dat bij pap anders zijn?

En dus eet ik sinds enige dagen: pap met een schepje Five-Spice poeder.
En ik kan u zeggen: dat geeft beslist een erg smakelijk ontbijt. Niks pittig of scherp. Gewoon alleen maar warm en zoet en soothing. Wat op sommige ochtenden precies is wat een mens nodig heeft.

(Ik weet dat mijn titeltje ogenschijnlijk nergens op slaat. De enige die begrijpt waarom het er staat, leest dit niet. Maar kom, gun mij af en toe ook mijn eigen, inwendige incrowd-termen..)
dinsdag 10 januari
4 | 22:35 Zelfverwijt

Van die dingen die je nooit in een brief moet zetten: 'Ik loop beter dan ik deed'.
Dat is natuurlijk vragen om problemen.


Nee wacht.
Een nieuw jaar: tijd voor verandering.
Geen mea culpa's meer, geen bijgelovige toestanden, geen ‘dat is de goden verzoeken’
Ik ga het eens helemaal anders doen.

Het is zijn schuld.
Hij roept gewoon teveel op.
Sinds hij er is loop ik weer veel, veel slechter.
En als het uitgroeit tot een schub is het ook zijn schuld.
O zo.
4 | 08:23 Opstarttijd

Kwart voor zes. Computer aan.
Geen mail checken, mailprogramma start zichzelf op, haalt zelf na drie minuten mail op.
Niet kijken. Gewoon naar de keuken, ontbijt maken.

Terug naar mijn kamer, schone kleren pakken.
Schuin oog naar de computer.

Hij heeft gemaild.

Hartoverslag, acute spastische grijns. Totale verkramping.

Niet kijken. Niet lezen.

Ochtendgymnastiek. Roeren in de pap. Haar kammen. Nieuwe was ophangen.

Terug naar mijn kamer met oude was.

Schuin oog naar de computer.
Ja, hij heeft echt gemaild.
Niet kijken. Bewaren.

Was opvouwen.

Hartkloppingen.

Douchen. Aankleden. Pap roeren, peer pakken.

Naar mijn kamer, achter de computer.

Niet lezen nog. Eerst de andere mail.

Jeetje, V. is verhuisd!

Zijn mail.
Ik durf niet. Wat nou als hij afstandelijk is, zakelijk, kort.
Wat als het net niet is wat ik wou. Die kleine fractie afwijking, de enkele nuance die al genoeg voor teleurstelling kan zijn.

Wat nou als..

Maar ik wil zo graag..

Meer hartkloppingen, meer verkramping. Vingers die nauwelijks meer willen.

Daar gaan we dan.

Oh wow...

Oh.. hihi..

Heh.

...

Ik weet nog steeds niet wat hij wil en voelt en denkt.
Maar gezien mijn eigen bizarre gedrag begin ik langzaam toch tot de conclusie te komen:

Ik ben verliefd.

(Ik geloof niet dat ik ooit zo'n moeite heb gehad mijn eigen gevoel en reactie te herkennen en begrijpen. Ik ben vaak genoeg verliefd geweest, vaak zelfs in een totale aanbidding. Mijn meest ongezonde en ontkenningswaardige preoccupaties heb ik altijd gezien en benoemd. Maar dit vage, onbenoembare, ondefinieerbare - dat is me volkomen vreemd. En bijzonder storend.)
maandag 09 januari
1 | 19:57 Enkelvoud

'Wat vinden vrouwen aantrekkelijk aan u?'
Volkskrant Magazine, 24 december 2005

Aan A. Grunberg.

Ik geloof niet dat ik u mag. Ik weet in elk geval vrij zeker dat ik niet met u zou kunnen samenleven, niet als vriend en niet als geliefde - maar gelukkig hoef ik dat ook niet.
Ik vind u, uiterlijk, niet knap. Zelfs enigszins afstotelijk.
Ik zal u nooit vergeven dat u eens wasbleek bij Šimek zat, nog ziek van bedorven oesters. Ik wil niet onverwacht worden geconfronteerd met misselijke of overgevende mensen - zelfs niet indirect of anecdotisch.
Twee, drie keer heb ik geprobeerd een boek van u te lezen. Al mijn pogingen faalden.

Maar uw stem, uw taal, uw dictie.
Daar zou ik in willen wegzinken, me door laten omhullen. Dag en nacht bij me willen hebben.

Dat vind in elk geval deze vrouw aantrekkelijk aan u.
1 | 13:32 Bekend met

Een kleine inspectie van mijn mailarchieven leert dat ik ooit mail heb gehad van een Autoriteit, een BN-er.
Een mail met virus.

In die dagen kwamen virii nog redelijk rechtstreeks.
Een virus kaapte je adresboek en stuurde het virus door aan eenieder die aldaar vermeld stond. Niks vervalste headers en onzichtbare danwel gelogen afzenders. Wie een virus verzond hàd een virus. Duidelijkheid alom.

Ik mailde al langer met een andere BN-er, die ik dan weer nooit als BN-er had beschouwd, dus dat telt niet, in de Orde van Belanghebbendheid.
Blijkbaar had deze laatste ooit mijn adres doorgespeeld aan de Autoriteit - wat, binnen het vakgebied en mijn eigen rol in het verhaal (hoeveel vager kan je zijn..) niet zo vreemd was. Hoogstens verrassend.
En toen op een dag kreeg ik een virus van hem.

Ik stuurde een mailtje terug, met een 'Wist u dat u bent besmet met het virus W32.Badtrans.B@mm en dat uw mailprogramma dat nu aan het rondstrooien is..?' en enige instructies tot het verwijderen van het beest.
En besloot met, zie ik tot mijn schaamte, een lofprijzing.
Heel naar, heel genant.

Op het gejubel heeft hij goddank niet gereageerd, op de virusmelding wel. Vol dank.

Toch leuk, voor het nageslacht. Je hebt nog eens wat te zeggen op je oude dag. 'Ach ja, die Autoriteit. Ik kreeg nog eens een virus van hem..'

Hoewel dat toch enigszins vreemd aandoet.
Ook intiem, maar toch niet helemaal het ware..
zaterdag 07 januari
20 | 20:25 America's Next Top Model - 4

Het postje ging eigenlijk zo:
***. Mijn absolute favoriet. Zo favoriet dat ik niet naar de site durf, niet wil ontdekken dat ze al na de volgende aflevering het veld moet ruimen.

Ik ben naar de site geweest. Niet eens uit eigenwijsheid, meer vanuit een haast fatalistische aanvaarding: 'ik houd het toch geen weken vol om niet te spieken'.

Mijn vrees was ongegrond. Voor het eerst in drie jaar (mijn hemel, die serie bestaat al drie jaar..) zijn de juryleden en ik het eens.
Ik zal tot de laatste minuut mogen genieten van Zij-die-niet-genoemd-zal-worden.
3 | 12:09 Déjà-vu

Er moet een wet komen, die verbiedt dat BN-ers zich in het openbaar begeven.
Presentatoren, nieuwslezers, acteurs, politici: ze zouden niet mogen uitgaan, wandelen, of boodschappen doen.

Er stond een man voor me bij AH, die ik volgens mij van TV ken. Maar het kan evengoed een vroegere leraar, therapeut, sportinstructeur of padvindersopperhoofd van me zijn geweest.
En nou blijf ik de rest van de dag mijn hele leven en alle figuranten daarin aflopen.
Als voortaan gewoon alle bekende koppen braaf thuisblijven, dan weet ik tenminste zeker dat ik niet voor niets in mijn geheugen spit.

(De complicerende factor op deze regel is Aus Greidanus Jr. Die valt in beide categorieën, namelijk. Hij zat bij me op de lagere school, net als zijn zusjes. Aus Sr. speelde, zo vernam ik veel later, toen ik van Het Geloof was afgevallen, jarenlang Sinterklaas voor alle kindertjes. Ik heb hem nog eens een handje gegeven. Diep onder de indruk. Sinterklaas, daar ben je dagen zenuwachtig voor, als je zes bent. Aus Greidanus had me niets kunnen schelen)
dinsdag 03 januari
8 | 22:22 Bezwaarlijk

Ik snap niet zo goed wat er nou precies is gebeurd. Of gebeurt.

Hij mailde. Hij mailde vreemd. Peinzend, treurig.
Maanden geleden alweer.
Onder het lezen merkte ik dat ik glimlachte. Geen blije, geamuseerde glimlach, eerder een trieste glimlach. Van begrip, troost misschien. 'Jongen toch'. Ik wilde hem vasthouden, door de internetkabels en door het land heen.

Ik mailde terug, zo goed en kwaad als het ging. Probeerde het midden te vinden tussen - ja, tussen wat?
Niets zeggen kan zo snel nietszeggend klinken; teveel zeggen kan overdonderen.
Begrip is nooit volledig, maar dat toevoegen verwordt al snel tot een zenuwachtig ratelen, jezelf teveel willen uitleggen.

Ik vroeg me af of hij zich zelf bewust was van zijn toon en zijn woorden. Geconfronteerd worden met het effect dat je hebt kan je plots bewust maken van je eigen naaktheid - een ervaring die ik een paar keer heb gehad en niemand gun. Hoe meer ik mijn glimlach en neiging tot troosten en vasthouden zou laten doorklinken, hoe meer zijn eigen naaktheid duidelijk zou worden.

Ik mailde terug en hoorde niets meer. Drie maanden lang.
Toen ineens een nieuwe mail. Hij had wèl teruggeschreven, maar dat had ik nooit ontvangen.
Zijn toon was nog steeds vreemd dromerig. Nog steeds treurig, ook. En poetisch, lief, warm.

Hij wilde me zien.

Oh.
Oh..
Tsja..

Ik schreef terug, enigszins beduusd, mijn woorden niet meer zo zorgvuldig kiezend omdat ik overdonderd was. Dat ik hem ook wel wilde zien, maar met straatvrees enzo.. beetje onhandig.
Geen probleem. Hij zou wel langskomen.
Nog steeds even zangerig, dwarrelend en dwalend als de mail ervoor.

'Hij is verliefd', schoot door mijn hoord.
Maar dat kan niet.
Waarom, waarop? Ik heb niets bijzonders gedaan, ik ben gewoon mezelf geweest, waarom zou hij verliefd zijn?
wat op zichzelf natuurlijk al een vrij kromme redenatie is. Blijkbaar beschouw ik mijn 'zelf' als absoluut onliefbaar.

Ik polste bij enige vrienden.
Is hij nou werkelijk..?
Ja, misschien, in elk geval, het lijkt er op, er is in elk geval 'iets' - waren de reacties.
Ik schoot in paniek. Dat wil ik helemaal niet, dat durf ik niet, daar kan ik niets mee!

In de volgende mails verdween iets van zijn toon.
Het was geen complete verandering. Hij was nog steeds lief en warm. Er verdween hooguit een kleine frase, een halve ondertoon, iets van de dromerigheid misschien.
Het was genoeg voor een vreemde omslag bij mij.

Ik was teleurgesteld.
Die teleurstelling riep alleen nog maar meer vragen op.
Je wilde die verliefdheid toch niet, je wilde toch alleen een vaderfiguur?
Ja. Nee. Dat dacht ik.
Ik geloof dat ik toch meer dan dat wou.
Of misschien alleen de adoratie. Niet het minnen zelf, alleen het gevoel bemind te worden.

En ik wil zorgen.
Ik heb zorg in mijn handen zitten, in mijn ogen, in mijn mond. Ik wil zijn pijn wegstrijken, hem met mijn blik en lach veiligheid en warmte geven.
Misschien niet eens hem in het bijzonder. Misschien alleen een hem, of een haar, in het algemeen.

'Ben je in staat liefde te geven', vroeg één van de adviserende vrienden.
Ja. Althans, ik denk van wel - ik kan niet van mezelf beoordelen dat dat wat ik tracht te geven ook zo wordt ontvangen.
Ik wil liefde geven.
Geen aandacht, ik heb de energie niet voor lang luisteren, voor onthouden, voor navragen. De energie niet, de concentratie niet, het geheugen niet.
Maar wel de liefde.

De consequenties en de nasleep kan ik niet overzien. Of beter gezegd: ik kan ze wel degelijk overzien. Ze zijn enorm, en levensgevaarlijk voor mijn welzijn en gemoedsrust.
Als het effect dat hij nu heeft zo zal blijven, het effect dat we op elkaar hebben, dan zijn die gevolgen onvermijdelijk.
Het zou, feitelijk, beslist dom zijn om dit überhaupt door te zetten.

En de twijfel blijft.
Als hij komt kan het zijn dat het totaal anders is.
Dat wil ik niet.
Het kan zijn dat het precies zo is, dat ik me de spanning niet heb verbeeld en dat die doorzet.
Dat wil ik ook niet.

'Je hoeft niets te willen, misschien is het makkelijker te bedenken wat je niet wilt', zei een andere adviseur.

Maar wat ik niet wil weet ik ook niet.
maandag 02 januari
2 | 20:48 Missing wordS

‘Is papa heel thuisgekomen?’
Ik denk het..
‘Oh je hebt hem nog helemaal niet gezien?’
Jawel.. in de loopgraven..

(wandelgangen, bedoelde ik)
1 | 14:49 Alle begin is moeilijk

Ik dacht nog, toen ik gisterochtend over de stille, rood papieren fietspaden reed: zouden de vuurwerkafstekers ook maar één moment denken aan de consequenties van hun acties? Zouden ze ook maar heel even overwegen om hun ontplofte flessen op te ruimen? Is het in hun hoofd opgekomen dat hun feestvreugde voor ik-weet-niet-hoeveel fietsers nieuwe banden kost?

Dat soort dingen moet je dus niet denken.
zondag 01 januari
1 | 09:36 Dagen

Eén van mijn eerste paniek-periodes dateert van (ja, ik weet dat het raar klinkt, maar het is heus goed) 1992. Januari 1992, om precies te zijn, met, voor zover ik weet, 2 januari als absoluut hoogtedieptepunt.

Kerstmis en oud-en-nieuw waren nooit mijn beste tijden geweest. Eigenlijk al mijn decemberherinneringen uit mijn jeugd worden begeleid door eenstemmig, meervoudig gebrul.
Feestdagen riepen sowieso angst op, door de ongewoonheid, het gevoel dat mijn moeder niet meer mijn mama was, zo opgetut en feestelijk en 'anders'. Maar in december voelde het altijd nog veel vreselijker. Brullend van het huilen op mijn vaders arm, kijkend naar het vuurwerk. Voor onweer was ik niet bang, de knallen waren zo erg nog niet. Maar het vreemde van oudjaar maakte het tot een elk jaar terugkerende nachtmerrie.

Toen de angst vanaf 1991 eenmaal fulltime en fullblown mijn leven binnen was werd het nog veel erger.
Ik herinner me een decembermaand waarin ik elke avond weer met mijn moeder door de wijk liep, bijna rende. Ik stijf van angst, alleen maar huilend, schreeuwend. Klem in de tijd, in de sfeer; opgesloten in mezelf. Haal me eruit, laat het ophouden, laat het alsjeblieft voorbij zijn, laat alles weer normaal worden. Mama, zo bang..

8 December vorig jaar hoorde ik voor het eerst van MS. Mijn mogelijke MS.
Het was een absolute bevrijding, na maanden onzekerheid en een steeds verder verdwalen in mezelf, het leven en mijn lichaam.
Hoe kerst en nieuwjaar vorig jaar waren staat me niet meer zo bij.
Belabberd, vermoed ik, maar een volstrekt verklaarbaar belabberd. Ik was bezig met diagnose en MRI - niet met de feestdagen.

Vanaf de lente gingen mijn ogen open.
Ik zag, ik zag alles. Ik zag de mensen, de wereld, de natuur.
Nooit heb ik de seizoenen zo bewust waargenomen. Bij elke plant, bij elk bloempje in de berm, vroeg ik mijn moeder: was dat voorgaande jaren ook?
Ja. Alles was er geweest, alles was me ontgaan.

Een vergelijkbaar gevoel had ik de laatste week.
Die vreemde tijd tussen kerst en nieuwjaar, dat hysterische, dat overvoerd feestelijke - was dat voorgaande jaren ook?
Waarschijnlijk wel.

Pas gisteravond herinnerde ik me al die eerdere decemberdagen. Van dat overdreven feestelijke stond me nog steeds niets bij, hoogstens van het panische hamsteren - maar daarin is Kerstmis niet uniek. Dat gebeurt met Pasen net zo goed.
Maar mijn decemberangsten. Het gevoel van dreiging, achtervolgd worden door een onduidbaar noodlot. Het gevangen zitten in mezelf, wakker zijn maar doorlopend in een nachtmerrie lijken te zitten. Dat is niet voor het eerst, dat is rond elke jaarwisseling.
Uranus, zei een astrologe ooit.
Eind december staat jouw Uranus standaard heel verkeerd, en dat zorgt voor angst en woede.

Moge Uranus spoedig zijn winterslaap beginnen. En een ieder een vredig, gezond en goed nieuwjaar geven.