1 | 19:06
Meelijdend
Volledig voorbijgaand aan mijn eigen voornemen om niet meer met klachten naar de neuroloog te rennen, meldde ik me vanmiddag met duizeligheid in zijn spreekkamer. Want dat is zo'n nieuwe klacht..
Na het inmiddels bekende rondje tests - loop eens als een koorddanser, laat je tanden eens zien, raak eens met je wijsvinger het puntje van je neus aan - zei hij: 'raak eens met je wijsvinger het puntje van mijn neus aan'. Wat ik verbluffend ongepast en grensoverschrijdend van hem vond.
Gelukkig bleek hij gewoon moe (lange dag, netwerk down, alle gegevens kwijt, etc) en bedoelde hij dat ik met mijn vinger zijn vinger moest aanraken.
Aan het eind van het gesprek zei hij dat hij het wel relaxed vond om middels een echo vooraf het geslacht van een aanstaand kind te weten.
Welke woordkeus zó ongebruikelijk was, voor de hoogbejaarde die hij als verder fitte veertiger vaak is, dat eens te meer bleek dat hij zijn dag niet had.
Et tu, Brute, dacht ik, geheel tegengesteld aan hoe Caesar het ooit bedoelde.
Vorig Archief - Volgend Archief
maandag 25 mei
vrijdag 22 mei
§ | 18:54
Damokles
Tegenover me lag een jongetje aan een infuus. Twee zakken: een hele grote, en een 'gewone'. Prednisonkuur, zei mijn doorgewinterde patiënten-oog.
U krijgt prednison, zei ik hardop.
We zouden een paar uur de zaal delen, dan kan je de voor de hand liggende vragen (hoe heet je, hoe oud ben je, waarvoor ben je hier) maar beter vast uit de weg hebben.
Het was inderdaad prednison.
Heeft u ook MS?. Vroeg mijn doorgewinterde patiëntenmoeder.
'Nee, een oogzenuwontsteking'. Zijn toon was onverschillig, alsof het om een oogontsteking ging, in plaats van een oogzenuwontsteking.
Zowel mijn moeder als ik deinsden figuurlijk achteruit.
Zo klein was hij nog.
Ons vousvoyeren was formaliteit; het jongetje was zeventien, achttien hooguit.
Later bleek dat hij 23 was, maar dan nog.
Zo jong, en dan al MS.
En het erge was: hij had geen idee.
Hij wist niet dat je op jeachttiende drieentwintigste niet zomaar een oogzenuwontsteking kreeg. Dat het eigenlijk altijd MS is, of daar een voorbode van.
Statistieken lopen uiteen van 30 tot 90%, maar mijn eigen neuroloog zei dat de praktijk eerder bij de 90 dan bij de 30 ligt.
En zelfs al is het geen MS: de alternatieven zijn niet veel beter.
Maar hij wist van niets, hij had gewoon een oogzenuwontsteking en alles zou goed komen. Donderdag zou hij wel nog een MRI krijgen. Zijn neuroloog was nogal nonchalant geweest, dat had hij wel irritant gevonden. Net of hij er helemaal niet bij was, of het hem niets kon schelen. Onzorgvuldig. Eikel.
We stelden hem gerust. We kenden zijn neuroloog, hij kon echt geen betere treffen. Hij kon soms wat kortaf zijn, maar onzorgvuldig was hij zeker niet. Als hij een MRI liet doen nam hij het beslist serieus, een MRI was tenslotte geen klein onderzoekje; heel anders dan een eenvoudige bloedprik of rontgenfoto.
Allicht was de neuroloog nonchalant geweest. Wat moest hij anders? Het jongetje direct al zijn vermoedens meedelen?
Hoe veel patienten met een 'OZO' uiteindelijk ook MS kregen: een groot deel daarvan bleef nog jaren zonder verdere symptomen. Wat heb je eraan om direct al te weten dat je met een tijdbom in je lijf rondloopt?
We stelden hem gerust, zonder àl te lief en knuffelig te zijn.
En we duimden: laat hij in vredesnaam niet vragen wat mijn ziekte precies inhoudt, en hoe het was begonnen.
Gelukkig was de gang van zaken zo rommelig, de verpleging zo afwezig en had ik zóveel niet MS-gerelateerde complicaties (een bloeddruk van 90 over 50. Hoe verzin je het??) dat het in de lange uren die volgden geen onderwerp van gesprek werd.
Zelden was ik zo dankbaar voor een gebrek aan organisatie in zieke en huis.
Tegenover me lag een jongetje aan een infuus. Twee zakken: een hele grote, en een 'gewone'. Prednisonkuur, zei mijn doorgewinterde patiënten-oog.
U krijgt prednison, zei ik hardop.
We zouden een paar uur de zaal delen, dan kan je de voor de hand liggende vragen (hoe heet je, hoe oud ben je, waarvoor ben je hier) maar beter vast uit de weg hebben.
Het was inderdaad prednison.
Heeft u ook MS?. Vroeg mijn doorgewinterde patiëntenmoeder.
'Nee, een oogzenuwontsteking'. Zijn toon was onverschillig, alsof het om een oogontsteking ging, in plaats van een oogzenuwontsteking.
Zowel mijn moeder als ik deinsden figuurlijk achteruit.
Zo klein was hij nog.
Ons vousvoyeren was formaliteit; het jongetje was zeventien, achttien hooguit.
Later bleek dat hij 23 was, maar dan nog.
Zo jong, en dan al MS.
En het erge was: hij had geen idee.
Hij wist niet dat je op je
Statistieken lopen uiteen van 30 tot 90%, maar mijn eigen neuroloog zei dat de praktijk eerder bij de 90 dan bij de 30 ligt.
En zelfs al is het geen MS: de alternatieven zijn niet veel beter.
Maar hij wist van niets, hij had gewoon een oogzenuwontsteking en alles zou goed komen. Donderdag zou hij wel nog een MRI krijgen. Zijn neuroloog was nogal nonchalant geweest, dat had hij wel irritant gevonden. Net of hij er helemaal niet bij was, of het hem niets kon schelen. Onzorgvuldig. Eikel.
We stelden hem gerust. We kenden zijn neuroloog, hij kon echt geen betere treffen. Hij kon soms wat kortaf zijn, maar onzorgvuldig was hij zeker niet. Als hij een MRI liet doen nam hij het beslist serieus, een MRI was tenslotte geen klein onderzoekje; heel anders dan een eenvoudige bloedprik of rontgenfoto.
Allicht was de neuroloog nonchalant geweest. Wat moest hij anders? Het jongetje direct al zijn vermoedens meedelen?
Hoe veel patienten met een 'OZO' uiteindelijk ook MS kregen: een groot deel daarvan bleef nog jaren zonder verdere symptomen. Wat heb je eraan om direct al te weten dat je met een tijdbom in je lijf rondloopt?
We stelden hem gerust, zonder àl te lief en knuffelig te zijn.
En we duimden: laat hij in vredesnaam niet vragen wat mijn ziekte precies inhoudt, en hoe het was begonnen.
Gelukkig was de gang van zaken zo rommelig, de verpleging zo afwezig en had ik zóveel niet MS-gerelateerde complicaties (een bloeddruk van 90 over 50. Hoe verzin je het??) dat het in de lange uren die volgden geen onderwerp van gesprek werd.
Zelden was ik zo dankbaar voor een gebrek aan organisatie in zieke en huis.
dinsdag 19 mei
2 | 20:04
Shaken and stirred
Afijn. Ik dus onder de douche, vanochtend vroeg. Extra vroeg, want veel afspraken en bezigheden.
Eenmaal onder de douche bleek de zeep op. Nat en wel hupste ik uit de douche naar de bergkamer, koud en wel hupste ik terug - alleen: aan de verkeerde kant. Aan de linker- in plaats van de rechterkant. Waaròm is me, achteraf bezien, een raadsel.
Weer in de badkuip bukte ik me om de zeep neer te leggen, rechtte toen fris en fit mijn rug. Er zat vaart en kracht achter, zeg maar. Waarbij ik met een gigantische dreun met mijn schedeldak tegen de onderkant van de boiler knalde.
Iets kraakte, en ik wist vrij zeker dat dat niet de massieve boiler was.
Rest van de dag zwakjes op bed, alle afspraken en bezigheden afgezegd.
Wekadvies van de huisarts, hoofdpijn en duizeligheid zal minstens één tot anderhalve week aanhouden.
Ik heb niet mijn week. Ook niet mijn maand of zelfs mijn jaar, for that matter, maar beslist niet mijn week.
Afijn. Ik dus onder de douche, vanochtend vroeg. Extra vroeg, want veel afspraken en bezigheden.
Eenmaal onder de douche bleek de zeep op. Nat en wel hupste ik uit de douche naar de bergkamer, koud en wel hupste ik terug - alleen: aan de verkeerde kant. Aan de linker- in plaats van de rechterkant. Waaròm is me, achteraf bezien, een raadsel.
Weer in de badkuip bukte ik me om de zeep neer te leggen, rechtte toen fris en fit mijn rug. Er zat vaart en kracht achter, zeg maar. Waarbij ik met een gigantische dreun met mijn schedeldak tegen de onderkant van de boiler knalde.
Iets kraakte, en ik wist vrij zeker dat dat niet de massieve boiler was.
Rest van de dag zwakjes op bed, alle afspraken en bezigheden afgezegd.
Wekadvies van de huisarts, hoofdpijn en duizeligheid zal minstens één tot anderhalve week aanhouden.
Ik heb niet mijn week. Ook niet mijn maand of zelfs mijn jaar, for that matter, maar beslist niet mijn week.
zondag 17 mei
2 | 18:38
Oh Joy
'Ik ben van de vrolijke hervormden', converseerde de emeritus predikant onder het genot van een kopje koffie.
Dit na een dienst waarin gebeden en gepreekt werd over de kleinheid en tekortkomingen van de mens; zijn zwaktes en zwartheid, zijn gemakzucht en hoogmoed, en de uit dit alles vanzelfsprekend volgende eenzaamheid; en niet te vergeten de stelselmatige verwoesting van de aarde.
Eens kende ik een meisje van de zware hervormden, dat door haar geloof psychotisch werd.
Het komt me ineens zeer begrijpelijk voor.
'Ik ben van de vrolijke hervormden', converseerde de emeritus predikant onder het genot van een kopje koffie.
Dit na een dienst waarin gebeden en gepreekt werd over de kleinheid en tekortkomingen van de mens; zijn zwaktes en zwartheid, zijn gemakzucht en hoogmoed, en de uit dit alles vanzelfsprekend volgende eenzaamheid; en niet te vergeten de stelselmatige verwoesting van de aarde.
Eens kende ik een meisje van de zware hervormden, dat door haar geloof psychotisch werd.
Het komt me ineens zeer begrijpelijk voor.
zaterdag 16 mei
2 | 23:10
Acuut (2)
Maar ik had plannen, ik had massa’s plannen om massa’s dingen om handen te hebben! Alleen, heel andere dingen. Fietsen, buiten zijn. Niet dit. Dit was te weinig actie en te veel avontuur naar mijn zin.
Woensdag begon het. Nou ja, achteraf bezien waarschijnlijk al maanden eerder, maar dat moet nog blijken.
Woensdagmiddag, bij de lunch.
Ik at een zachte, om niet te zeggen: sponzige, bruine boterham met smeerkaas. Toch niet wat je noemt ‘belastend’, voor tanden en kiezen. Niettemin schoot er vanuit het niets en zonder aanwijsbare reden een pijn vanuit een linkerbovenkies omhoog door mijn kaak en schedel. Hete, snijdende pijn; gruwelijke allesverblindende pijn. Die ook net zo snel weer wegtrok als hij gekomen was. Een drukkende pijn, als van overbelaste kaken, was al wat achterbleef. ‘Bleef’ being the operative word. Hij ging niet weg, werd alleen maar erger.
Tegen vrijdag kon ik niet meer kauwen met links. Dat zou zo’n probleem nog niet zijn, ware het niet dat ik met rechts sowieso niet kauwen kan. En dan niet als in ‘ik prefereer met links te kauwen, met rechts voelt heel raar’ - nee, ergens en eens is er iets misgegaan met een kroon en aanliggende kiezen, waardoor er dagen zijn dat ik mijn kiezen rechtsbeneden niet eens kan aanraken zonder te gillen. De rechterkant van mijn gebit heb ik al enige tijd geleden afgeschreven, die is slechts voor de sier en irritatie.
Maar nu links ook onbruikbaar was moest er actie worden ondernomen.
En uiteraard daagde dat besef op vrijdagavond.
Ik belde de spoeddienst van de tandarts, en daar werd me verteld dat, oh wonder, mijn eigen tandarts de volgende ochtend dienst zou hebben. Dus als ik het tot dan kon uithouden...?
Welja.
Tegen dat het ochtend was vond ik het eigenlijk al weer een beetje overdreven. Er had in de zompige boterham natuurlijk gewoon een gemeen verdwaald zaadje gezeten dat een gevoelig punt van een vulling had geraakt. Of het was de aangezichtspijn, die een Opperneuroloog enige weken geleden had vastgesteld en waarvoor hij me carbamazepine had voorgeschreven. Die ik, eigenwijs als altijd, niet had ingenomen. Eigen schuld, niets aan de hand.
Maar dat de eigen tandarts dienst had voelde als een Teken, en wat nou als het geen aangezichtspijn was, en het zogenaamd gevoelige punt eigenlijk een breuklijn met instortingsgevaar? Daarbij: ik had Conflicten met mijn moeder en een tandartsafspraak leek me een goede reden om me niet bij haar te hoeven melden maar toch een ochtendvulling (no pun intended) te hebben.
En dus meldde ik me om tien uur bij de tandarts.
Het was bomvol, en iedereen leed duidelijk meer dan ik.
Dikke wangen, reeds verdoofde hangende lippen, zwarte wallen en ongeschoren kaken die doorwaakte nachten suggereerde.
Ik had al meer dan een halfjaar doorwaakte nachten, ik was gehard; die kiespijn stelde echt niets voor (ik was wat wispelturig over de ernst van de pijn, zoveel is duidelijk). Ik zat er feitelijk, vergeleken met de andere patiënten, monter en zorgeloos bij.
Naast me zat een zéér dikke wang, met een meisje eraan vast. Het meisje huilde en trilde. Het meisje was duidelijk doodsbang, en dat vertelde ze ook.
‘Het is niet de pijn, het is gewoon de angst’.
‘Ik heb wel een kalmerende pilletje’, schertste ik.
Ze praatte en praatte, en ik luisterde. Ik steeg boven mezelf uit, ik was er zelf verbaasd van. Ik kan niet met mensen, ik kan niet met zieken en lijdenden, maar ik speelde de rol van mijn leven. Ik was kalm, zorgzaam; bood uiteindelijk in ernst een oxazepam aan en alles werd in dankbaarheid aanvaard.
Zie je, er was een reden geweest dat ik was gekomen. Ik was er niet voor mezelf, maar voor de anderen.
Na drie kwartier wachten en zorgen was ik zelf aan de beurt.
Direct kwam mijn gêne terug. Oh ja. Ik was hier omdat ik me aanstelde.
Ik moest op een sponsje bijten om de pijn te lokaliseren en ik voelde niets. Ik beet harder en voelde iets kleins. AU!, brulde ik overdreven, om mijn aanwezigheid nog enigszins te rechtvaardigen.
De tandarts keek en zag niets.
‘Toch maar een foto maken.’
Ik maakte me heel klein. Als ik onzichtbaar werd viel het ook niet op dat ik haar tijd verspilde.
‘OH!’, brulde nu de tandarts. ‘Ja, dat is heel duidelijk. Die moet ik trekken.’
Pardon??
Op de foto liet ze het zien: in de volstrekt gave huls van mijn verstandskies zat niets. Helemaal niets. Alles wat ooit kies was geweest was nu weg.
Wacht even, ho even.
Hier schrik ik nogal van. Trekken?
Mijn anders zo gematigde, zachte tandarts was nu zeer ferm en stellig.
‘Hij moet eruit. Daar ga ik ook niet met je over in discussie, daar moet nu iets aan worden gedaan, zo kan je niet verder.’
Maar.. mag ik niet nog even naar de wc, mijn moeder bellen?
(Conflicten? Welke conflicten?)
‘Oh, je mag alles. Maar hij gaat er wel nu uit.’
Ik kreeg een lading verdoving ingespoten en ik werd weer de wachtkamer ingestuurd. Als ik eraan toe was kon ik me melden.
Ik belde moeders, moeders kwam, moeders stond erbij en keek er niet naar en ik ook niet. Ook niet toen de tandarts, na mijn halve kaak gemangeld te hebben (hoe kan een rank iel vrouwtje zó hard wrikken en trekken? Hoe kan een krakende kaak zó hard kraken zonder daadwerkelijk te breken?), enthousiast de bloederige kies omhoog hield en begon te vertellen over wat er wel en vooral niet te zien was.
Nog enigszins verbouwereerd en trillerig stond ik, een kleine twintig minuten na het vonnis, weer op straat. Het was halftwaalf, bijna lunchtijd; ik had honger en ik dronk bloed.
Oh jee. Niet weer.
Gaasje, nieuw gaasje, nog een nieuw gaasje; de stapel doordrenkte gaasjes op de rand van mijn wastafel groeide gestaag en het bloeden werd niets minder.
Ik belde nog eens met de spoeddienst en hoorde dat mijn tandarts om vijf uur weer dienst had.
Ik at en dronk niets dan bloed, deed een tukje, wisselde gaasjes en vertrok om vijf uur wederom richting tandarts.
Wat ik veel bloed vind is dat nooit, weet ik uit ervaring.
Het was natuurlijk onzin dat ik terug ging, aansteller; maar ik verschuilde me achter mijn moeders eisende argument dat ik zo echt niet de nacht in kon.
Ik wachtte nog eens een uur, ging heel alleen de behandelkamer in.
Natuurlijk zou ze niets kunnen doen, hooguit nog een nieuw gaasje geven. Maar misschien kon ze dan in elk geval zeggen of ze zeker wist dat mijn kiespijn afkomstig was geweest van die verstandskies, want hij zat zo’n end ervandaan, was het heus...?
Het was heus, zo verzekerde ze me.
Ze keek naar de wond, peurde met één van haar gereedschapjes in het open gat.
Ik voelde geen bloed stromen, zie me daar eens door de mand vallen met mijn....
‘Kan je even afzuigen?’, vroeg de tandarts vrij dringend aan de assistente.
(Ik voelde geen bloed stromen. Hm. Blijkbaar redelijk ongevoelige wangzakken, wellicht handig om bij het volgende bezoek aan de neuroloog te vermelden.)
‘Toch maar proberen te hechten’, mompelde ze voor zich uit.
Zonder verder overleg werd er weer een serie verdoving ingespoten, en nog voor die goed en wel was ingewerkt begon ze aan resterende lapjes tandvlees te trekken en met hechtnaalden te rotzooien. Onder regelmatig afzuigen.
‘Hier, neem deze maar mee’, bood ze gul een nieuw pak gaasjes aan.
‘Je mag alles eten. Vannacht rechtop slapen. Veel sterkte.’
‘Hoe was het?’, toen ik zo mogelijk nog perplexer dan die ochtend weer de wachtkamer in kwam.
Mijn moeder vroeg het wat vermoeid, haast retorisch.
‘Meer verdoving. En hechtingen.’
‘Dat meen je toch niet??’
Ze vond me een held. En ikzelf eigenlijk ook.
De vraag is nu of de aangezichtspijn niet stiekem gewoon deze langzaam afstervende kies is geweest, en ik daarvan nu ook bevrijd ben.
In ieder geval weet ik zeker dat ik noch vanochtend, noch vanmiddag voor niets naar de tandarts ben geweest.
En één ding heb ik wel geleerd: zodra ik denk dat er niets aan de hand is moet ik uitkijken.
Ik geloof alleen niet dat ik dat een geruststellend idee vind..
Maar ik had plannen, ik had massa’s plannen om massa’s dingen om handen te hebben! Alleen, heel andere dingen. Fietsen, buiten zijn. Niet dit. Dit was te weinig actie en te veel avontuur naar mijn zin.
Woensdag begon het. Nou ja, achteraf bezien waarschijnlijk al maanden eerder, maar dat moet nog blijken.
Woensdagmiddag, bij de lunch.
Ik at een zachte, om niet te zeggen: sponzige, bruine boterham met smeerkaas. Toch niet wat je noemt ‘belastend’, voor tanden en kiezen. Niettemin schoot er vanuit het niets en zonder aanwijsbare reden een pijn vanuit een linkerbovenkies omhoog door mijn kaak en schedel. Hete, snijdende pijn; gruwelijke allesverblindende pijn. Die ook net zo snel weer wegtrok als hij gekomen was. Een drukkende pijn, als van overbelaste kaken, was al wat achterbleef. ‘Bleef’ being the operative word. Hij ging niet weg, werd alleen maar erger.
Tegen vrijdag kon ik niet meer kauwen met links. Dat zou zo’n probleem nog niet zijn, ware het niet dat ik met rechts sowieso niet kauwen kan. En dan niet als in ‘ik prefereer met links te kauwen, met rechts voelt heel raar’ - nee, ergens en eens is er iets misgegaan met een kroon en aanliggende kiezen, waardoor er dagen zijn dat ik mijn kiezen rechtsbeneden niet eens kan aanraken zonder te gillen. De rechterkant van mijn gebit heb ik al enige tijd geleden afgeschreven, die is slechts voor de sier en irritatie.
Maar nu links ook onbruikbaar was moest er actie worden ondernomen.
En uiteraard daagde dat besef op vrijdagavond.
Ik belde de spoeddienst van de tandarts, en daar werd me verteld dat, oh wonder, mijn eigen tandarts de volgende ochtend dienst zou hebben. Dus als ik het tot dan kon uithouden...?
Welja.
Tegen dat het ochtend was vond ik het eigenlijk al weer een beetje overdreven. Er had in de zompige boterham natuurlijk gewoon een gemeen verdwaald zaadje gezeten dat een gevoelig punt van een vulling had geraakt. Of het was de aangezichtspijn, die een Opperneuroloog enige weken geleden had vastgesteld en waarvoor hij me carbamazepine had voorgeschreven. Die ik, eigenwijs als altijd, niet had ingenomen. Eigen schuld, niets aan de hand.
Maar dat de eigen tandarts dienst had voelde als een Teken, en wat nou als het geen aangezichtspijn was, en het zogenaamd gevoelige punt eigenlijk een breuklijn met instortingsgevaar? Daarbij: ik had Conflicten met mijn moeder en een tandartsafspraak leek me een goede reden om me niet bij haar te hoeven melden maar toch een ochtendvulling (no pun intended) te hebben.
En dus meldde ik me om tien uur bij de tandarts.
Het was bomvol, en iedereen leed duidelijk meer dan ik.
Dikke wangen, reeds verdoofde hangende lippen, zwarte wallen en ongeschoren kaken die doorwaakte nachten suggereerde.
Ik had al meer dan een halfjaar doorwaakte nachten, ik was gehard; die kiespijn stelde echt niets voor (ik was wat wispelturig over de ernst van de pijn, zoveel is duidelijk). Ik zat er feitelijk, vergeleken met de andere patiënten, monter en zorgeloos bij.
Naast me zat een zéér dikke wang, met een meisje eraan vast. Het meisje huilde en trilde. Het meisje was duidelijk doodsbang, en dat vertelde ze ook.
‘Het is niet de pijn, het is gewoon de angst’.
‘Ik heb wel een kalmerende pilletje’, schertste ik.
Ze praatte en praatte, en ik luisterde. Ik steeg boven mezelf uit, ik was er zelf verbaasd van. Ik kan niet met mensen, ik kan niet met zieken en lijdenden, maar ik speelde de rol van mijn leven. Ik was kalm, zorgzaam; bood uiteindelijk in ernst een oxazepam aan en alles werd in dankbaarheid aanvaard.
Zie je, er was een reden geweest dat ik was gekomen. Ik was er niet voor mezelf, maar voor de anderen.
Na drie kwartier wachten en zorgen was ik zelf aan de beurt.
Direct kwam mijn gêne terug. Oh ja. Ik was hier omdat ik me aanstelde.
Ik moest op een sponsje bijten om de pijn te lokaliseren en ik voelde niets. Ik beet harder en voelde iets kleins. AU!, brulde ik overdreven, om mijn aanwezigheid nog enigszins te rechtvaardigen.
De tandarts keek en zag niets.
‘Toch maar een foto maken.’
Ik maakte me heel klein. Als ik onzichtbaar werd viel het ook niet op dat ik haar tijd verspilde.
‘OH!’, brulde nu de tandarts. ‘Ja, dat is heel duidelijk. Die moet ik trekken.’
Pardon??
Op de foto liet ze het zien: in de volstrekt gave huls van mijn verstandskies zat niets. Helemaal niets. Alles wat ooit kies was geweest was nu weg.
Wacht even, ho even.
Hier schrik ik nogal van. Trekken?
Mijn anders zo gematigde, zachte tandarts was nu zeer ferm en stellig.
‘Hij moet eruit. Daar ga ik ook niet met je over in discussie, daar moet nu iets aan worden gedaan, zo kan je niet verder.’
Maar.. mag ik niet nog even naar de wc, mijn moeder bellen?
(Conflicten? Welke conflicten?)
‘Oh, je mag alles. Maar hij gaat er wel nu uit.’
Ik kreeg een lading verdoving ingespoten en ik werd weer de wachtkamer ingestuurd. Als ik eraan toe was kon ik me melden.
Ik belde moeders, moeders kwam, moeders stond erbij en keek er niet naar en ik ook niet. Ook niet toen de tandarts, na mijn halve kaak gemangeld te hebben (hoe kan een rank iel vrouwtje zó hard wrikken en trekken? Hoe kan een krakende kaak zó hard kraken zonder daadwerkelijk te breken?), enthousiast de bloederige kies omhoog hield en begon te vertellen over wat er wel en vooral niet te zien was.
Nog enigszins verbouwereerd en trillerig stond ik, een kleine twintig minuten na het vonnis, weer op straat. Het was halftwaalf, bijna lunchtijd; ik had honger en ik dronk bloed.
Oh jee. Niet weer.
Gaasje, nieuw gaasje, nog een nieuw gaasje; de stapel doordrenkte gaasjes op de rand van mijn wastafel groeide gestaag en het bloeden werd niets minder.
Ik belde nog eens met de spoeddienst en hoorde dat mijn tandarts om vijf uur weer dienst had.
Ik at en dronk niets dan bloed, deed een tukje, wisselde gaasjes en vertrok om vijf uur wederom richting tandarts.
Wat ik veel bloed vind is dat nooit, weet ik uit ervaring.
Het was natuurlijk onzin dat ik terug ging, aansteller; maar ik verschuilde me achter mijn moeders eisende argument dat ik zo echt niet de nacht in kon.
Ik wachtte nog eens een uur, ging heel alleen de behandelkamer in.
Natuurlijk zou ze niets kunnen doen, hooguit nog een nieuw gaasje geven. Maar misschien kon ze dan in elk geval zeggen of ze zeker wist dat mijn kiespijn afkomstig was geweest van die verstandskies, want hij zat zo’n end ervandaan, was het heus...?
Het was heus, zo verzekerde ze me.
Ze keek naar de wond, peurde met één van haar gereedschapjes in het open gat.
Ik voelde geen bloed stromen, zie me daar eens door de mand vallen met mijn....
‘Kan je even afzuigen?’, vroeg de tandarts vrij dringend aan de assistente.
(Ik voelde geen bloed stromen. Hm. Blijkbaar redelijk ongevoelige wangzakken, wellicht handig om bij het volgende bezoek aan de neuroloog te vermelden.)
‘Toch maar proberen te hechten’, mompelde ze voor zich uit.
Zonder verder overleg werd er weer een serie verdoving ingespoten, en nog voor die goed en wel was ingewerkt begon ze aan resterende lapjes tandvlees te trekken en met hechtnaalden te rotzooien. Onder regelmatig afzuigen.
‘Hier, neem deze maar mee’, bood ze gul een nieuw pak gaasjes aan.
‘Je mag alles eten. Vannacht rechtop slapen. Veel sterkte.’
‘Hoe was het?’, toen ik zo mogelijk nog perplexer dan die ochtend weer de wachtkamer in kwam.
Mijn moeder vroeg het wat vermoeid, haast retorisch.
‘Meer verdoving. En hechtingen.’
‘Dat meen je toch niet??’
Ze vond me een held. En ikzelf eigenlijk ook.
De vraag is nu of de aangezichtspijn niet stiekem gewoon deze langzaam afstervende kies is geweest, en ik daarvan nu ook bevrijd ben.
In ieder geval weet ik zeker dat ik noch vanochtend, noch vanmiddag voor niets naar de tandarts ben geweest.
En één ding heb ik wel geleerd: zodra ik denk dat er niets aan de hand is moet ik uitkijken.
Ik geloof alleen niet dat ik dat een geruststellend idee vind..
1 | 11:44
Acuut
Beetje kiespijn, toch maar spoeddienst, fotootje.
Extractie.
Dit was niet hoe ik me mijn zaterdag had voorgesteld.
Beetje kiespijn, toch maar spoeddienst, fotootje.
Extractie.
Dit was niet hoe ik me mijn zaterdag had voorgesteld.