Vorig Archief - Volgend Archief

maandag 30 juli
7 | 12:38 (Mee)Valler

‘Papa is vannacht naar de EHBO gegaan’.

Met die verontrustende zin maakte mijn moeder me om halfelf wakker.

Mijn vader was dit weekend in Wenen geweest en rond middernacht zou hij thuiskomen.
In het kader van mijn zelfstandigheidstrainingsprogramma was mijn moeder bij mij komen slapen. Ander huis; met een thuiskomende PaPuck zouden we niets te maken hebben. Dachten we.

Maar vanochtend vroeg verstoorde mijn moeder de aangename warmte van mijn ochtendhumeur: ‘Misschien kan je toch maar beter naar huis gaan voor het ontbijt. Papa heeft me gebeld. Hij is in de tram gevallen.’
Nog zo’n vreugdevolle zin om mee wakker te worden. Dat moet mijn moeder ook gedacht hebben toen mijn vader haar er ’s nachts om halfeen mee had gebeld.

Den Haag heeft nieuwe trams van Randstadrail. Pokke-trams. Ze hebben de ambitie een trein te zijn en zijn ook zo gebouwd: ze kunnen aan twee kanten open en welke kant opengaat verschilt per halte. De zitplaatsen zijn op een trein-manier tegenover elkaar gezet, zodat je nooit anoniem en stil kunt reizen, en bovendien in het spitsuur verzekerd bent van een wagenzieke achteruitrij-rit.
De bekleding van de banken lijkt rechtstreeks uit een stevige LSD-trip te zijn gekomen. Hij zucht en puft, de tram, of hij zelf ook moe is van zijn ontwerp.
Maar het ergste zijn de steunen - of beter: het gebrek daaraan.

De oude trams hadden aan elke bank een paal waaraan je je kon vastgrijpen en door de slingerende tram kon voorttrekken.
De nieuwe trams hebben lussen aan het plafond, maar aan lussen kun je alleen hangen. Wie valt zal in zijn reflex niet snel blind omhoog grijpen, laat staan ook nog precies met zijn hand in een lus belanden. Wie valt grijpt een stang op armhoogte; maar de stangen in de nieuwe trams zijn volstrekt arbitrair geplaatst. Eerder speels dan functioneel.
En dus smakte mijn vader, toen de tram na een halte wild optrok, achterover, met zijn rug tegen de punt van een bank.

Na dit bericht sliep mijn moeder de rest van de nacht niet meer en vond ze het verstandiger als ik thuis zou ontbijten, in plaats van in mijn eigen huis.

Om iets voor halfzeven kwam ik thuis. Ik twijfelde of ik bij mijn vader moest gaan kijken. Aan de ene kant wilde ik controleren of hij nog leefde, aan de andere kant dacht ik dat hij zijn nachtrust goed kon gebruiken. Ik besloot niets te doen, hoopte in elk geval maar dat ik hem zou horen als er iets was.

Rond achten viel ik weer in slaap.

(Even voor de duidelijkheid: da’s een dagelijks ritueel. Activiteit, slaap, activiteit, slaap, etc. Ongeacht de tijd waarop ik opsta ben ik na pakweg 3 uur leven weer toe aan rust, dus hoe eerder ik de dag begin, hoe meer ik van die dag overhoud).

Rond achten viel ik weer in slaap, tegen halftien moest ik naar de wc. Hé, een papa. Een wandelende papa. Hallo papa, dag papa, truste maar weer.
Als hij door huis wandelde en me al wandelend nog kon vragen ‘was die telefoon voor jou?’ (Huh? Welke telefoon?) was hij niet héél stervend. Ik kon weer terug naar bed.

Tot ik om halfelf door mijn moeder werd wakker gemaakt.
‘Papa is naar de EHBO gegaan’.
Wat? Nu? Net? Tussen halftien en halfelf?

Hij is vannacht naar de EHBO gegaan, om kwart voor twee, op de fiets.
Als hij op de fiets naar de EHBO kan, wat moet hij dan op de EHBO?
Ja, dat kon je je afvragen. En niet alleen was hij op de fiets naar de EHBO gegaan, hij was naar Ziekenhuis B gegaan.
Waarom niet naar Ziekenhuis A? Da’s veel dichterbij, B is twee keer zo ver!
In A had hij langer moeten wachten.
Ja, dat kan natuurlijk niet als je voor een potentiële dwarslaesie komt. Dan kan je veel beter midden in de nacht een half uur op de fiets zitten.

Waren ze niet woest?
Nee, ze zijn heel lief voor hem geweest. En hij heeft een lange brief voor de huisarts meegekregen.
Oh. Moeten wij die straks even afgeven?
Nee, dat heeft hij zelf al gedaan, op de terugweg.

Maar niet voordat hij de brief had gelezen, en aangepast.
De brief had gesproken van een kerngezonde bejaarde. Over dat laatste was mijn vader uiteraard absoluut niet te spreken. Dat kòn gewoon niet. Je noemde iemand geen ‘bejaarde’, en sowieso: of iemand bejaard of niet was hing niet af van zijn leeftijd, maar van zijn uitstraling. En mijn vader, de jonge god van 72 die hij is, laat zich niet bejaard noemen.
In de brief had bovendien gestaan dat meneer last had van tintelingen in de onderste extremiteiten. Wat onzin was. Dat had hij er ook bijgezet: ‘Nee!’, met zijn initialen. Dat dat heel duidelijk was.

Om halfvier was hij thuisgekomen. Op aanraden van de dienstdoende chirurg had hij zich volgegooid met paracetamol (twee stuks. De chirurg zei vier, maar dat was natuurlijk erg overdreven). En nu was hij wakker, moe maar monter. Het leven lachte hem zogezegd tegemoet - twee verbijsterde vrouwen in zijn huis of niet.
Ik neem aan dat je vandaag thuis blijft?, vroeg mijn moeder voorzichtig.
Neenee, ik moet naar het RKD, ik heb veel te veel te doen.
Je gaat op de fiets zeker?
Ja, waarom niet?, negeerde mijn vader haar sarcasme.

En zo fietste mijn vader aan het eind van de ochtend naar de andere kant van de stad. Kerngezond. En nog lang niet bejaard.

(Waarom hij überhaupt naar de EHBO was gegaan?, vroeg ik mijn moeder. Voor de zekerheid. En omdat, zo had hij geargumenteerd: ‘ik anders toch naar de huisarts zou zijn gestuurd’. Goedbeschouwd was zijn nachtelijke reisje dus puur gemakzucht. ’s Nachts naar de EHBO kwam hem gewoon beter uit dan overdag en doordeweeks naar het spreekuur van de huisarts...)
zondag 29 juli
§ | 22:00 Zwart, wit, grijs

Bram Moszkowicz. Bram Moszkowicz over zijn vader. Bram Moszkowicz over de holocaust.
Een stil huilende Bram Moszkowicz.
Een Bram Moszkowicz voor wie ik vanaf nu nooit meer een fijn ongenuanceerde, ongecompliceerde weerzin kan voelen.

Ik haat Zomergasten.
2 | 19:50 Brandmiddel

Wie kaarsen maakt begint met een lont. Een lont van ongebleekt katoen.
Wie pannenlappen haakt doet dat, voor de werkelijk robuuste, onverslijtbare lap, met katoen. In het saaiste geval: ongebleekte katoen.

Iets klopt hier niet.
1 | 03:53 Kedeng-Kedeng

Van rijden in een koets word je onvoorstelbaar wagenziek. Zeker als die koetsrit, behalve van Leiden naar Den Haag, ook door de negentiende en twintigste eeuw rijdt, terug naar het heden.
Zelfs als je voorin zit, zoals toch is voorgeschreven tegen wagenziekte. Zelfs als je vast in slaap bent, en die hele koetsrit niet meer is dan een hersenspinsel.

Dat u het weet. Mocht u lucide dromen hebben. Vermijd die koets.
vrijdag 27 juli
6 | 13:14 Doorbraak

In deze tijden van aanhoudende industriele revolutie is er voor elke generatie, ieder mens van elke leeftijd, wel iets dat 'nieuw' is, waarvan gezegd kan worden: ik heb nog meegemaakt dat dat er niet was.
Hoe ouder, hoe meer nieuws. Hoe groter ook de revolutie.

Voor mijn moeder is er bijvoorbeeld de wasmachine. Er gaat geen dag voorbij, zoals ze zelf zegt, dat ze niet dankbaar is dat ze een wasmachine heeft, dat ze niet op de hand hoeft te wassen. Nou lijkt me 'geen dag' wat overdreven, aangezien ze niet elke dag wast, maar 'elke week' zal ze toch wel die blijdschap en opluchting voelen.

Ook ik, met mijn nog-geen-dertig-jaar, ken mijn mijlpalen. Ik weet nog dat Nederland 3 erbij kwam, om maar te zwijgen van alle commerciele zenders. De komst van de CD-speler, van computers, de gsm. Grote dingen die nieuwswaardig waren.
Maar soms zit de werkelijke revolutie, de persoonlijke blijdschap, in hele kleine dingen. Alledaagse dingen.

Zou morgen de CD weer voorgoed worden 'terugvervangen' door LP en MC, ik zou hem geen seconde missen.
TV wordt wat moeilijker, net als de computer. Zeker die computer zou ik missen - maar schrijven kan tenslotte nog steeds ook met papier en pen. Afscheid nemen van mijn gsm zou zwaar zijn, maar dat zit hem vooral in mijn angsten. Voor een straatvrezende geeft een mobieltje net iets meer vrijheid.

Maar er gaat geen maand voorbij dat ik niet dankbaar ben voor de nachten dat ik kan doorslapen. Dat ik niet al mijn beddegoed hoef te verschonen; douchen; kleding in de week hoef te zetten.
Geen maand dat ik niet de dag prijs dat Always op de markt kwam. Met vleugels en SAP-korrels.

(En eigenlijk is het heel jammer dat vrouwen in de overgang komen. Voor mij is de overgang van de dikke luierachtige verbanden naar ultradun-met-vleugels al groot; voor mijn moeder zou het helemaal een openbaring zijn geweest. In haar puberteit was er ook een 'revolutionaire uitvinding': de doekjes die je met veiligheidsspelden moest vastzetten werden vervangen door een gordeltje waarin je het verband vastknoopte. Heerlijk comfortabel zat je dan de hele dag op een knoop. En uiteraard moesten de verbanden evengoed zes, zeven, tien keer per dag worden vervangen...)
donderdag 26 juli
6 | 05:51 Da Capo

Shampoo in de handen wrijven en inmasseren op het natte haar. 3-4 minuten laten inwerken. Uitspoelen. Herhalen.

Wat ik me dan afvraag: wat in de lieve vrede moet je in die 6-8 minuten inwerktijd doen, afgezien van kouvatten?

En waag het niet om te komen met suggesties voor activiteiten van seksuele aard. Dat (de suggesties zowel als de activiteiten) is het laatste waar ik om zes uur in de ochtend zin in heb. Nog afgezien van het feit dat, zou ik al seks als tijdvulling kiezen, ik het tamelijk onrustig vind om die na 3-4 minuten te moeten onderbreken voor het uitspoelen en eventueel opnieuw inzepen van mijn haar.
woensdag 25 juli
4 | 17:42 Specificatie

Kijk, dit zeggen ze. ‘Ze’ van de DSZW. Dat is Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten.

Uitkering(en) / voorziening(en)
Langdurigheidstoeslag alleenstaande: BIJ 336,00
Nabetaling 6/2007 BIJ 52,00
Nabetaling 6/2007 BIJ 60,00
Nabetaling 6/2007 BIJ 32,80


Berekening uit te betalen bedrag:
Uitkering(en) / voorziening(en) BIJ 480,80
Totaal namens u betaald deze periode AF 0,00
Gereserveerd voor toekomstige betalingen namens u AF -480,80
Uit te betalen bedrag 0,00

Waar ik dan uit afleid dat ik - potverdorie - helemaal geen cent krijg.

Mahaaar...! Ze hadden eerder een hele zooi brieven gestuurd met ‘dit bedrag wordt u verstrekt als gift’. Zonder mitsen en maren en voorwaarden. En vroeger hebben ze het ook allemaal gewoon uitbetaald.

Wat willen ze nou?
En wat bedoelen ze met de zin ‘Gereserveerd voor toekomstige betalingen namens u’??

Anyone...?
dinsdag 24 juli
4 | 21:30 Sleutel

Bij de eerste traan vroeg hij: ‘Kan je vertellen waarom je nu verdrietig wordt?’
Ik zweeg.
‘Nu trekt het weer weg, nu sluit je je af. Wat gebeurde er, wat gebeurt er nu?’

Ik legde hem uit dat juist zijn uitgesproken observatie en de clichématig therapeutische taal de kraan onmiddellijk had dichtgedraaid. Dat dat compleet averechts werkt op mijn potentiele tranenvloed - althans, als een tranenvloed is waar je op uit bent. En van wat ik heb begrepen van therapie, is juist het openrijten van de beerput aan lang onderdrukte emoties het streven.

Een kwartier later kwam de volgende traan.
Hij zweeg.
Nog een traan.
Hij kuchte. ‘Erhm... eeh.. vertel eens...?’
Ik schoot in de lach, hij ook.
Maar we waren al iets verder.

Nog een kwartier later waren er ineens voldoende tranen voor een rechtgeaarde stroom.
Hij knipperde met zijn ogen, keek me verwonderd aan, daarna geschrokken, mompelde toen: ‘Gossie toch...’.

Wolkbreuk.

Mijn psychiater is een snelle leerling.
zondag 22 juli
2 | 21:47 Blik op de weg

Ergens de laatste maanden zijn mijn ogen nog verder achteruit gegaan. Zonder correctie (dat is in gewone-mensentaal: zonder bril of lenzen) is mijn visus nu 25%. Mèt bril zou dat 60% zijn, maar aangezien het grootste deel van mijn brilsterkte uit cilinder bestaat en ik stomdronken van een cilinder word draag ik geen bril, en is de visus met correctie dus niet zo relevant.

25% Is vrij weinig. Maar het went, blijkbaar zozeer dat ik niet eens doorhad dat mijn visus van een ruime 30% naar een krappe 25% is gedaald. Ik zie kleuren, ik zie de wereld feitelijk heel gedetailleerd, niet vaag of troebel. Gewoon, onduidelijk.
Ik merk het eigenlijk alleen bij letters, of bij gezichten. Dat ik geen mens herken op meer dan vijf meter afstand is alleen maar een goed excuus om niemand te hoeven groeten, en die letters... ach. Mijn monitor is best aardig, zo erg is het niet om alleen op twintig centimeter afstand iets te kunnen lezen.
Ik improviseer. Ik vermoed letters, meen een woordbeeld te herkennen, gok en vul aan.

Dat dat niet altijd goed gaat bleek vandaag.
Babyvlees, las ik geschokt op een supermarkt-wegwijzer.
Babyluiers, bleek er bij nader (in)zien te staan.

Over een aantal weken krijg ik als het goed is mijn eigen Ferrari, in de vorm van een door de gemeente verstrekte Canta.
Misschien moet ik het aanbod van de opticien toch maar aannemen, en een bril laten maken zonder cilinder. Met alleen sferische sterkte komt mijn zicht op 40%. Het is nog niet veel, maar voor overstekende... eeeh... vlezen allicht iets veiliger..
vrijdag 20 juli
7 | 16:52 Goed fout (2)

Een prachtig, aandoenlijk gezinnetje was het. Vader en twee kindertjes.
Het meisje was tenger en druk. Kwikzilver. Ze redderde aan: zette alle boodschappen op de band, zocht naar stokjes met ‘volgende klant’, haalde twee, drie stokjes bij buurtkassa’s toen ‘onze’ stokjes buiten haar bereik lagen. Toen al hun eigen boodschappen op de band lagen begon ze de andere klanten te helpen. Boodschappen niet alleen op de band, maar ook op grootte, gewicht, kwetsbaarheid.
Vier, hooguit vijf jaar oud was ze, maar nu al met de efficiëntie en de snelheid van een volleerde huismoeder.
‘Over een jaar kan ze het helemaal zelf’, grinnikte ik tegen de vader. Ja, lachte hij terug.
Het jongetje hield zich wat verscholen, maar was niet minder aandoenlijk.

Vader had een korte, duidelijke discussie met beide kinderen over wel of geen snoep. ‘Jullie hebben nu die gekozen, daar blijft het bij. Geen ruilen meer. Nee, klaar.’
En het wàs klaar.

Leuk. Aardige man ook, keurige man. Niet keurig-stijf, niet keurig zoals je ze bij misdaadseries ziet. Van die jasje-dasje mannen, met Normen en Waarden, met smetvrees, een jeugdtrauma en bij nader inzien toch een heel stel lijken in de kast. Letterlijk.
Niet zo’n soort keurig.
Meer ‘ik kom uit een artsengezin, ik heb rechten gestudeerd en spreek met open klinkers en slik mijn n-en niet in; maar ik ben vlot en hip en jong; duur maar geen kak’.
Vogelwijk-typeje. Of ‘Zuid’, is geloof ik het Amsterdamse equivalent van de Vogelwijk.

Hij fluisterde iets tegen het jongetje. Een kwaad fluisteren; een op zachte toon toebijten. Geen woord van te verstaan. Het deed mijn waardering eigenlijk alleen maar groeien. Mooi discreet, niet agressief.
Zie je wel, dit was het goede soort keurig. Geen man van onderdrukte agressie.

Toen zàg ik het jongetje.
Terwijl de vader hem toesprak hield hij zijn oor vast: een slag gedraaid, het hoofd van het jongetje naar beneden trekkend. Geen tegenspraak, geen tegenbeweging mogeliijk.

Stille terreur.
De rillingen liepen me over de rug.
§ | 15:58 Goed fout

‘...en die kleine witte zijn champignons’, reageerde ik op de beschrijving van de verschillende paddestoelen in het schaaltje. ‘Die kan ik nog net...’.
En daar stopte ik. Waarom weet ik niet. Ik stopte gewoon met praten.

Toen ik de winkel al uit was hoorde ik in mijn hoofd de half-zin als volzin: ‘Die paddestoelen kan ik’. Punt.
Ik moest mezelf dwingen om niet terug te rennen: ‘Dat wilde ik niet zeggen, ik wilde daar niet stoppen, de zin was nog niet klaar, hij had moeten gaan van “die kan ik herkennen”! Ik ben heus heel zuiver als het om taal gaat, echt!’

Maar de vraag is wat erger is: obsessief goed, of slordig fout taalgebruik...
woensdag 18 juli
3 | 14:18 Ter informatie

Beste Huisarts,

Langs deze weg laat ik u graag weten dat ik vanochtend de eerste gift Tysabri (natalizumab) heb gekregen, intraveneus tijdens dagopname in hetziekenhuis.

De toediening duurde een uur; elk kwartier zijn mijn temperatuur, saturatie, polsslag en bloeddruk gemeten. Dat bleef allemaal stabiel.
Daarna moest ik nog een uur blijven, om te controleren of er geen complicaties zouden komen; daarna is alles nog een keer gemeten en mochtik naar huis.

Tijdens en in het uur na de toediening waren er geen bijwerkingen, behalve wat hoofdpijn.
Ben nu alleen doodmoe.
De komende dagen is het afwachten of er nog bijwerkingen komen. Als alles goed gaat is voortaan elke vier weken een nieuwe gift.

Mijn excuses voor de zeldzame onbescheidenheid van het mailen. Ik kon dit natuurlijk evengoed telefonisch meedelen, maar daarvoor ben ik nu gewoon te moe. En ik wilde u toch in elk geval zo snel mogelijk laten weten dat ik nu officieel met het medicijn ben begonnen.

Hartelijke groeten, fijne dag,

Puck



Zo. Weet u dat ook weer. Truste.
maandag 16 juli
7 | 23:03 Dissociatief

Een mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest, mailde iemand me onlangs.
Maar soms blijkt het lijden in de vrees nog geen fractie van het werkelijke lijden.

Ik weet niet wat er precies gebeurde. Ik werd wakker, rond halftwee ’s nachts. Ik werd wakker, ik wist met enige zekerheid dat ik wakker was maar durfde er bij nader inzien toch niet mijn hand voor in het vuur te steken.
Was ik wakker? Had ik net gedroomd, of was ik toen ook al wakker?
Ik ging naar de wc, gaf een forse krab over mijn been. Au. Ja, ik was wakker. En als ik het nu niet geloofde zou ik in elk geval de volgende ochtend een kras als bewijs hebben.
Maar ik was er nog steeds niet. Ik leek niet in de wereld te staan.

Beetje door huis wandelen. Computer aan. Mailtje schrijven. Nog een mailtje schrijven. Verzoek aan Gemailde Eén, voor de zekerheid ook aan Gemailde Twee. Kan je morgenochtend even ‘Hallo’ zeggen? Dat ik zeker weet dat ik er nog ben, dat dit allemaal echt was?
Ik heb het gevoel dat ik er niet ben. Dat ik helemaal weg ben. Ik weet dat ik er ben want ik schrijf, maar alles lijkt wèg. Fysiek, geestelijk. Heel eng, heel naar.

Plotseling déjà-vu. Ik had dit eerder gehad. Als kind. Als kind, na mijn ergste nachtmerries. Als ik het als kind had gehad had ik het toen ook overleefd, rustig maar.

Maar het werd niet beter, het werd almaar erger.
Toch maar mijn moeder wakker maken. ‘Ik ben er niet, ik ben weg, kan je alsjeblieft wakker worden, kan je helpen?’

Een uur paniek die geen paniek wou worden.
Dit was geen angst zoals ik hem kende. Niet misselijk, geen buikpijn, niet duizelig. Geen hartkloppingen, geen hyperventilatie. Geen secundaire symptoomangst die afleidde, geen ‘ik ben zo bang dat ik ga overgeven, zo bang dat ik flauwval, een hartaanval krijg, stik’. Alleen de angst mezelf kwijt te raken, en die angst leek tot nu toe vrij reëel.

Paniek om de paniek te bestrijden: heen en weer huppen, nerveus ijsberen, schreeuwen en discussiëren - het had al die jaren van paniekaanvallen gewerkt, maar nu niet.
Ik kon niet tot mezelf doordringen, kon mijn angst niet voelen, niet zien. Niet bestrijden. Ik was er niet.

‘Mama, doe nou iets, haal me terug, ik ben weg, ik ben er niet meer. Help me nou, maak me heel!’
Meer déjà-vu. Dat riep ik toen ook.
Maar ze kon toen niets doen en nu ook niet.

De laatste weken had ik het met mijn psych vaak gehad over het gevoel onecht te zijn. Mijn angst niet werkelijk te bestaan; alleen opgetrokken te zijn uit sluiers. Een sociopaat te zijn, zonder moraal. Al mijn moraal was bedoeld om de schijn op te houden. Om te pleasen, want wie aardig en normaal wordt gevonden krijgt meer gedaan. Heeft macht. Maar diep vanbinnen liet alles me onverschillig; dat ik bang was onecht te zijn was in feite ook onecht, want volgens de gevraagde moraal zou ik het immers erg moeten vinden onecht te zijn?

Onecht zijn - maar dat ging over doen-alsof. Je anders voordoen dan je was.
Wat er nu gebeurde was iets totaal anders Dit was de hel. Dit was een totaal afgesneden zijn, van mezelf en van de realiteit. Een levende nachtmerrie, letterlijk.

Mijn moeder en ik wisten geen van beiden wat we moesten doen. De doktersdienst bellen? Die zouden langskomen en me vol Valium gooien, dan zou ik nog verder kwijtraken, dat wilde ik niet.

Na een uur zakte het, enigszins. Genoeg om terug naar bed te gaan, te dromen van kindslaven die uitgehongerd werden en door soldaten gevoed werden met een mede-slaaf. Weerzinwekkend, maar ik omhelsde het. Zo kende ik mijn nachtmerries weer.

Vanochtend mailde ik de psych wat er was gebeurd.
Was ik nu officieel aan het doordraaien? Was het een bijwerking van mijn medicijnen, was het iets neurologisch? Of was al dat giswerk feitelijk hypochondrie, was het niets anders geweest dan een heel agressief soort ‘met het verkeerde been uit bed stappen’?

Hij schreef terug. ‘Ja, dat is een forse dissociatie’.

Juist. Het beestje heeft een naam.
Moge het beestje zijn naam oppakken en wandelen. Naar verre oorden, weg van mij.
Het was beslist erg leerzaam, dit kijkje in mijn kinderjaren, maar wat mij betreft eens maar nooit weer.
zondag 15 juli
2 | 18:53 Verdienste

Ik kreeg een brief van het UWV. Een vreselijk enthousiaste brief, een ik ben jarig en ik geef een feestje, kom je ook??-brief. Geheel volgens de beloften van het nieuwe kabinet zou ik voortaan, in plaats van 70% van het minimumloon, 75% krijgen. Vanaf juli mocht ik dit maandelijkse godsgeschenk tegemoet zien, let maar op! Oh wat zijn we heden blij; uit alles sprak dat ik enorm dankbaar moest zijn. Een officiële wijzigingsbrief kon er daarom dit keer niet af, de exacte, absolute verhoging moest ik blijkbaar zelf maar uitrekenen.
En dus ging ik zojuist eens even online naar mijn bijschrijvingen kijken.

5 Euro. Dat is wat ik maandelijks méér krijg.
Gisteren las ik dat Minister ter Horst de salarissen van bewindslieden met 10% wil verhogen. Jaarsalarissen van ongeveer €120.000.
Nou verdien ik, in de meest letterlijke zin van het woord, helemaal niets. Het kerstpakket voor mijn vrijwilligerswerk, hoogstens. Ik ben ziek, ik eet, drink, slaap en schrijf. Dat de staat bereid is me daarvoor te betalen is feitelijk inderdaad iets om dankbaar voor te zijn.

Toch is het wat zuur om te zien dat de loonsverhoging van ministers alleen al hoger is dan mijn standaard jaarinkomen. Ministers die mij een extraatje geven waarvoor ik me nu elk jaar één extra klapband kan veroorloven..
vrijdag 13 juli
13 | 19:42 Proteïne

Het meisje van de beestjes (aka Vh. MijnVrouw) neemt niet op, dus mag u mij raad geven.

Ik at broccoli. Da's niets nieuws. Maar het was biologische broccoli en ik was vergeten dat daar regels voor gelden. Dat het slim is om die eerst te wassen.
Nou wil ik even geen discussies over het al dan niet wassen van groenten. Ik was mijn groenten standaard niet; da's heel bewust, want alleen door af en toe keihard de confrontatie met viezigheid aan te gaan voorkom ik dat mijn angst voor ziektes onbeheersbaar wordt. Om diezelfde reden ga ik geregeld naar de wc van het Plaatselijk Gesticht (hoewel ik daar wel mijn handen was - er zijn grenzen).

Maar goed. Die broccoli.
Ik had onraad moeten ruiken toen de gekookte roosjes bij het loswrikken van de stronk draadjes meetrokken. Maar dat kon ook groentesaus zijn. Of een haar, wat evengoed erg ieuw is, maar mijn haar is net een uur geleden gewassen dus da's meer het idee dan echt vies.

Ik moet echt leren minder af te dwalen.

Draadjes, dus.
Ik at vrolijk door, ik hoefde nog maar één roosje, en toen zat daar, knus tegen de kruin van de roos, een goed doorkookte rups. Groen. Maar dat kan ook van de broccoli zijn gekomen, ik weet niet in hoeverre rupsen kleur absorberen. Misschien begon het wel als een bleke worm. Een meelworm. Was het helemaal geen rups.
(niet aan denken, niet aan denken, niet aan denken)
(het is maar goed dat ik mijn stukjes controleer voor ik ze plaats. Ik schreef mailworm. Hoe diep kun je zinken)

Anyhow.
Mijn vraag is nu: denkt u dat het kwaad kan om rups te eten? Of cocon? Of broccoli gekookt in rupsebouillon?
Ik heb het mijn vader gevraagd, maar die zei: 'geen idee, ik heb geen ervaring met het eten van rupsen'. Snertvent. Ik heb geprobeerd uit te leggen dat het zijn taak als vader is om geruststellende woorden te spreken, zelfs als hij daar niets van meent. Maar dat snapte hij niet.

Dus. Bij gebrek aan een troostende vader, en omdat het meisje van de beestjes niet opneemt, nu aan u de eer.
Ja, u bent geen tweede maar zelfs derde keus. Deal with it.
donderdag 12 juli
4 | 05:54 Detail

Ik droomde dat ik in een gastgezin kwam.
Het gastgezin was onderdeel van een soort opdracht die ik moest uitvoeren; bij de opdracht hoorden aanwijzigen en die, zo zei mijn 'gastmoeder', hingen dáár, naast de trap.
Het blaadje zat met plakband vast; toen ik het probeerde los te maken kwam het behang mee. Het hele behang liet los, het scheurde en kreukelde en begon ook verder op de muur te bobbelen en trekken. Als een hele grote poster waarvan één van de hoeken losraakt.

Gastgezin: prima. Vreemde opdrachten; de enorme zooi in het huis; het feit dat ik geen idee had welke kamer van mij was, of dat er een oude dame vertrok voor opname in een instelling, gespecialiseerd in tweede-wereldoorlogtrauma's (een instelling waar ze sinds de oorlog al vaker was geweest) - ook allemaal best.

Maar behang. Wat in de lieve vrede betekent behang, of loslatend behang, in een droom?
dinsdag 10 juli
5 | 20:40 Therapie

Het is vreemd, het effect dat het gesprek op me heeft gehad.
Het rijmt niet met de inhoud.

Toen ik, inmiddels tweeëneenhalf jaar geleden, de eerste keer bij de neuroloog was en hij voorzichtig en gedragen zijn vermoedens uitsprak lachte ik hem uit. Na afloop was ik nog steeds lacherig, maar verder blanco.
Niet ‘leeg’. ‘Leeg’ heeft een te sombere gevoelsbetekenis; ‘leeg’ suggereert een leeggezogen en energieloos zijn. Dat was ik niet. Ik was gewoon compleet blanco. Ik wist niet wat MS was, ik wist alleen vrij zeker dat de neuroloog zich vergiste en dat het allemaal wel zou overwaaien. Ik maakte me vooral erge zorgen over de MRI die zou moeten worden gemaakt. Maar verder? Och nee. Het was een vreemde, onverwachte wending, dat eerder.

Twee maanden later was de MRI gemaakt, had ik me volledig ingelezen op het gebied van MS en kon ik alleen maar hopen dat de MRI de vermoedens, die ik inmiddels met de neuroloog deelde, zou bevestigen.
Of niet eens vermoedens. Ik wist inmiddels heel zeker dat ik MS had, alles wees erop en ik wist ook dat ik, op basis van mijn klachten en symptomen, in elk geval de diagnose ‘vermoedelijk MS’ zou krijgen. Ook zonder MRI. In het niemandsland van vermoedelijkheid zou ik dan vervolgens nog jaren kunnen drijven, met elk halfjaar weer de nachtmerrie die de scan was geweest. Zonder diagnose zou ik niet zonder klachten zijn; al wat ik nu wilde was juist die definitieve diagnose.
Bijna euforisch lachend kwam ik die ochtend terug uit het ziekenhuis.
Bij de supermarkt kwam ik mijn oude leraar Duits tegen. ‘Dat is een tijd geleden, hoe gaat het?’ ‘Slecht!’, juichte ik; ‘Ik heb MS!’

Beide dagen was het zoveel logischer geweest te voelen zoals ik me nu voel.
Platgewalst, alsof er een trein over me heen is gedenderd.

De eerste vijf minuten waren leuk. Gezellig.
Als gewoonlijk was Sven aardig en lief en ontroerend en deed hij of hij alle tijd van de wereld had. Ondanks het feit dat al zijn patienten dubbel geboekt stonden, hij daardoor al drie kwartier uitliep en de wachtkamer vol zat.
Het was gaan onweren, vanuit het niets, en het donderde en stormde zo hard dat het dak trilde en rammelde.
Sven keek stralend van het raam naar mij, zei met grote verbaasde ogen: ‘Dat heb ik nog nooit meegemaakt! Ik hoorde een knal, en tegelijk zag ik de bliksem!’
Als een kind dat voor het eerst in de dierentuin is, zo’n blije verbijstering.

Maar daarna was het met de pret gedaan.

Mijn laatste MRI was vergeleken met de vóórlaatste, en in de vier maanden die tussen die twee zaten was er duidelijk achteruitgang te zien.
Te actief.
‘We moesten maar gewoon beginnen, dan’.

Ik sprak mijn twijfels uit, mijn angsten, de angsten waardoor ik twijfelde. Hij begreep het, hij begreep het ècht, maar: ‘we weten niet of die angsten werkelijkheid worden. Wat we wel zeker weten is dat de MS actief is.’
Dus we moesten maar gewoon beginnen.
Als het onhoudbaar werd kon ik altijd weer stoppen, tenslotte, maar hij vond dat ik het wel moest proberen.

Sven is niet zo vlot met medicijnen. Zeer terughoudend, eerder.
Kreeg ik in het revalidatiecentrum pillen aangeboden als spraken de vertegenwoordigers direct met hun grootste klant; pillen voor de blaas, pillen voor zenuwpijn, pillen voor spasmen, pillen voor àlles - Sven had nooit anders gedaan dan medicijnen àfgeraden. Bij elke schub werd ik weggepraat van de prednison; in interferonen, dè MS-middelen bij uitstek, zag hij eigenlijk niet zoveel en mijn depressies vond hij bovendien een sterke contraindicatie.
Het lichaam is veel slimmer dan we zelf zijn, was zijn credo; bij bijvoorbeeld hoge luchtweginfecties moest men eigenlijk maar nooit antibiotica nemen.
Maar over Tysabri was hij enthousiast. En dus moesten we maar gewoon beginnen.

Ik had een heel lijstje met onderwerpen meegenomen. Nieuwe klachten, nieuwe vragen.
In tegenstelling tot eerdere afspraken, waarbij ik altijd een ris dingen vergat te zeggen, wist ik precies wat er op het briefje stond, ik had het briefje niet nodig. Maar ik vroeg niets, ik zei niets. In gedachten verfrommelde ik het blaadje.
Het was goed, het was klaar.
Alsof een vonnis was geveld, zo leeg voelde ik me. ‘Leeg’ - dit keer wel.

Na het gesprek naar Bureau Opname. Afspraken maken: elke vier weken een dagopname voor de toediening per infuus. Vier maanden vooruit plannen.

Terug naar huis.
Stil. Alles stil. Dof, doods.

En waarom?
Waarom zo kapot door toch ogenschijnlijk goed nieuws?

Ik heb waarachtig geen idee.
maandag 09 juli
1 | 18:06 Mindervalide

Een boomlange grijsaard glimlachte me vanonder zijn snor zacht en vaderlijk toe; vroeg toen bezorgd, zijn ogen op mijn kruk en op de bruutheid waarmee ik trachtte de bospeen van het loof te ontdoen: 'zal ik je even helpen...?'
Buiten spoedde een dame, eveneens op leeftijd, zich naar de fietsen rondom de mijne en begon ze ijverig te verslepen. 'Zo, alsjeblieft, zo gaat het wat beter'.

Ik heb het idee dat ik er op het moment wat kwetsbaar uitzie...
5 | 05:57 Return to sender

Ik klikte op een lang niet beklikte site op mijn linklijst. Eens kijken wat dat ook weer was.
‘Gunst’, dacht ik; ‘die site is best leuk. Die moet ik op mijn linklijst zetten!’

Ja, we zijn er weer helemaal bij vanmorgen.
zondag 08 juli
§ | 18:22 TV-Dinners

Zoals de kindertjes in de Kid's Corner van AH op de blauwe stoeltjes voor de tv zitten, haast gehypnotiseerd door de cartoons, het hele lijfje gespannen - zo zit hij ook. Niet op de bank, niet op de stoel, niet op het bed, maar op de rugleuning van de bank; op nauwelijks een halve meter afstand van het beeldscherm. Zijn ogen vastgezogen, 'erin opgaan' is voor hem letterlijk geworden.

Mijn vader kijkt, nee: consumeert Wimbledon.
dinsdag 03 juli
2 | 18:23 Bestemming

De weg langs het crematorium is een voorbijrijweg. Het is een autoweg met fietspad van A naar B, en tussen A en B is niets. Ja: aan de overkant. Daar staan huizen, daar zijn zijstraatjes naar meer straatjes, naar pleintjes en winkels. Maar aan de kant van het crematorium is niets dan bos en weg.
Er is ook een voetgangerspad, dat, zoals dat gaat waar niets is, naar niets leidt. Naar het crematorium, naar het bos en heel in de verte naar A. Of B.

En zo komt het dat ik, elke keer als ik een wandelaar tegemoet fiets, hem of haar groet met een blik vol troost, een glimlach vol sympathie. ‘Gecondoleerd’, zeggen mijn ogen zwijgend.
Wat eigenlijk best sneu is voor die ene excentriekeling, voor die niet-rouwende die gewoon graag strak in het pak een boswandeling maakt, of doelloos tussen A en B de benen strekt.
maandag 02 juli
1 | 05:52 Onweerstaanbaar

Vroeg in de nacht had ik het boek al zien liggen. Een droom of tien later, vlak voor ik definitief wakker werd, zag ik hem weer en ik wees mijn moeder erop.
Kijk, dat boek bedoelde ik!

De titel deed me, qua constructie, wat denken aan de voorlaatste roman van Renate Dorrestein, maar wat die titel was wist ik zo gauw niet meer. Mijn zoon heeft een seksleven en ik lees mijn moeder Roodkapje voor, zie ik nu.

‘De wereld ziet me als een onweerstaanbare prostituee en ik zou liever een goedgeklede amazone zijn’, heette dit boek.
Op de cover een grijze muis in coltrui, een saaie blondine met waterige oogopslag die ik van mijn leven niet als onweerstaanbare prostituee zou definiëren. Maar misschien was dat juist de clou: was ze inmiddels juist die gewenste goedgeklede amazone geworden.
Maar goedgekleed en amazonig zag ze er ook niet uit.

De achterflap maakte gehakt van het boek. Waar meestal citaatjes uit lovende recenties staan, stond nu snijdende kritiek.
Het was een (semi)autobiografische roman; er werd gesproken van haat die door de schrijfster werd opgeroepen, maar op een totaal verkeerde manier, beslist niet zoals zij het zelf bedoeld had.
En het boek was te lang.
Duh. Dat had de titel al kunnen voorspellen.

Niettemin. Titel copyright Puck. Ik kan ook heel waterig kijken, misschien nog een ideetje voor als ik ooit zelf een (semi)autobiografische roman ga schrijven. Met de nadruk op semi.