7 | 18:19
Been there, done that. No T-shirt, though.
Ik ben met de trein geweest!, zei ik vol trots tegen mijn vader.
'Oh!! Hoe was het??'
Zijn eigen trots klonk door in zijn uitroeptekens.
Ja, wel leuk, wel goed. Alleen had ik me een beetje verkeken op de terugreis. Ik had gekeken wanneer er treinen richting Leiden of Delft of Gouda zouden gaan, en dat was zeker elke drie minuten. Ik wou een stoptrein, dan kon ik er tussendoor ook nog uit als dat nodig was. Maar toen was ik in Voorschoten en toen bedacht ik dat ik waarschijnlijk helemaal niet elke drie minuten.....
'Haha! Ja, vanuit Voorschoten komt er misschien eens per uur....'
Ja.. Toen heb ik met mama overlegd, en besloten dat we beter konden doorrijden naar Leiden.
'Oh, mama was er ook bij?'
Wat dacht jij dan?
'Oh, dat je alleen was gegaan.'
Pap, ik kan nog niet eens alleen naar Albert Heijn...
'Juist ja.'
Geweldig, zo goed als mijn vader me kent.
De heenreis was paniekerig.
Het verblijf was zeer kort: van perron 4 naar perron 8 via de centrale hal, en da's al wat ik van Leiden zag.
De terugreis was vol ruzie. Als gewoonlijk.
Niets, maar dan ook niets herinnert aan het feit dat ik heus en echt voor het eerst in eeuwen in de trein heb gezeten: geen treinkaartje (want een OV-jaarkaart), geen ansichtkaart of ander souvenir (want geen tijd).
Maar ik ben geweest. Ik hoop dat in elk geval mijn lichaam en psyche het onthouden, het beschouwen als basis om op verder te bouwen.
'Om de volgende keer een kopje koffie op een terrasje te blijven drinken', zoals mijn vader o zo knus voorstelde.
Vorig Archief - Volgend Archief
dinsdag 29 januari
maandag 28 januari
§ | 20:37
Doelgroep
De man stond me niet aan, het doel stond me niet aan.
Hij was roze, glimmend, en vadsig. Een big. De vingers van één hand waren vergroeid tot een soort poot, wat het varkensachtige beeld alleen maar versterkte. Hij was lawaaiig, druk, niet te negeren. Een manische zakenman, een Sjors die de hele dag '4 uur cup-a-soup!!' gilt maar zelf nooit 'even niet' is.
Zijn doel prees hij aan als een marktkoopman. Hij zwiepte de collectebus heen en weer, sprak elke in- èn uitgaande klant persoonlijk aan, riep tussen de klanten door 'Hersenstichting! Heb wat geld over voor de Hersenstichting!'
De stichting moest middels onderzoek 'nog onbekende ziektes ontsluieren'.
Ik ben fel tegen collectes en goede doelen, en zeker tegen 'het ontsluieren van onbekende ziektes'. Ook als daarmee het ontsluieren van onbekende oorzaken van bekende ziektes wordt bedoeld.
Dat zei ik de man ook. Niet die laatste betweterige opmerking; wel dat ik ontsluieren niet zo noodzakelijk vond.
Dat begreep hij niet, dat begreep ik dan weer wel maar ik vond het niet nodig om mijn filosofieën, principes en theorieën omtrent wetenschappelijk onderzoek te.. eeh.. ontsluieren.
Ik was tegen, daar ging het om.
Maar: zeven van de in de folder genoemde aandoeningen waren in meer of mindere mate op mij van toepassing; het feit dat ik de moeite nam om ter plekke de lijst door te nemen pleitte ervoor om 'dwangstoornissen' als nummer 8 toe te voegen (de lijst online is overigens gans anders dan de lijst in de folder; 'dwangstoornissen' staat niet eens online).
In vredesnaam dan maar, het was moeilijk te negeren.
Ik gooide twee euro in de bus.
Dat er maar, ook naar mijn maatstaven, iets goeds mee mag worden gedaan.
De man stond me niet aan, het doel stond me niet aan.
Hij was roze, glimmend, en vadsig. Een big. De vingers van één hand waren vergroeid tot een soort poot, wat het varkensachtige beeld alleen maar versterkte. Hij was lawaaiig, druk, niet te negeren. Een manische zakenman, een Sjors die de hele dag '4 uur cup-a-soup!!' gilt maar zelf nooit 'even niet' is.
Zijn doel prees hij aan als een marktkoopman. Hij zwiepte de collectebus heen en weer, sprak elke in- èn uitgaande klant persoonlijk aan, riep tussen de klanten door 'Hersenstichting! Heb wat geld over voor de Hersenstichting!'
De stichting moest middels onderzoek 'nog onbekende ziektes ontsluieren'.
Ik ben fel tegen collectes en goede doelen, en zeker tegen 'het ontsluieren van onbekende ziektes'. Ook als daarmee het ontsluieren van onbekende oorzaken van bekende ziektes wordt bedoeld.
Dat zei ik de man ook. Niet die laatste betweterige opmerking; wel dat ik ontsluieren niet zo noodzakelijk vond.
Dat begreep hij niet, dat begreep ik dan weer wel maar ik vond het niet nodig om mijn filosofieën, principes en theorieën omtrent wetenschappelijk onderzoek te.. eeh.. ontsluieren.
Ik was tegen, daar ging het om.
Maar: zeven van de in de folder genoemde aandoeningen waren in meer of mindere mate op mij van toepassing; het feit dat ik de moeite nam om ter plekke de lijst door te nemen pleitte ervoor om 'dwangstoornissen' als nummer 8 toe te voegen (de lijst online is overigens gans anders dan de lijst in de folder; 'dwangstoornissen' staat niet eens online).
In vredesnaam dan maar, het was moeilijk te negeren.
Ik gooide twee euro in de bus.
Dat er maar, ook naar mijn maatstaven, iets goeds mee mag worden gedaan.
donderdag 24 januari
5 | 07:31
Overkill
Ik heb Heath Ledger vermoord.
Tien dagen lang keek ik Brokeback Mountain.
Fragmenten, het begin, het eind, de hele film en weer terug.
Ik las biografieen en interviews, bekeek filmpjes van talkshows. Over, met en van alle acteurs, maar vooral van Heath Ledger.
Tien dagen lang at, dronk, ademde ik Ennis en Heath. 's Nachts droomde ik van hem.
En dan kom ik gistermiddag thuis, duik in bed en voor de tv - Heath dood.
Dit is de laatste keer dat ik aanbid.
Ik heb Heath Ledger vermoord.
Tien dagen lang keek ik Brokeback Mountain.
Fragmenten, het begin, het eind, de hele film en weer terug.
Ik las biografieen en interviews, bekeek filmpjes van talkshows. Over, met en van alle acteurs, maar vooral van Heath Ledger.
Tien dagen lang at, dronk, ademde ik Ennis en Heath. 's Nachts droomde ik van hem.
En dan kom ik gistermiddag thuis, duik in bed en voor de tv - Heath dood.
Dit is de laatste keer dat ik aanbid.
woensdag 23 januari
§ | 22:23
Complicaties
Ik bleek een en ander wat te hebben onderschat.
Wat ik dacht dat een eenvoudige procedure zou zijn, bleek een heuse operatie. Verdovingen, klemmetjes, hechtingen: de hele rataplan.
Tussen het inspuiten van de verdovingen en het aanbrengen van de klemmetjes ging er iets fout. Nogal behoorlijk fout.
Koud zweet, rillingen, sterretjes voor de ogen.
De arts had het eerder door dan ik:
‘Gaat het nog?’
Jawel hoor.
‘Als je gaat flauwvallen, zal je het dan even zeggen?’
Niet de strakke band om mijn hoofd, maar deze bezorgde vraag maakte me achterdochtig.
Zie ik zo bleek?, vroeg ik nog schertsend.
‘Ja, daarom vraag ik het. ‘
Daarna, gehaast: ‘Ik zet de bank wat lager.’
Toen dat niet voldoende bleek: hup, hoofd tussen je benen.
De behandeling was klaar; er werd een verpleegster gehaald en ik werd naar een bijkamertje gebracht, alwaar ik moest gaan liggen tot het weer beter ging. Kopje thee, veel suiker.
Na een uur kon ik weer rechtop zitten. Langzaam over naar staan, stukje lopen, onder begeleiding even naar de wc. Voorzichtig jas na, nee heus het ging wel weer, naar de lift - alwaar ik weer bijna tegen de vlakte ging.
De verpleegster werd weer gehaald, rolstoel, terug naar het kamertje en het bed.
Hoe kon dit? Het was inmiddels anderhalf uur geleden, zo heftig was de ingreep toch niet geweest?
‘Het is de verdoving’, mompelde ik.
Welnee. Emoties, eerder.
Nee. Echt niet. Ik had precies hetzelfde, met dezelfde verdoving, bij de tandarts. En dat was alleen een vulling. Sindsdien gaat alles zonder verdoving; méér emoties maar nooit meer last gehad. Ook niet tijdens de vijf, zes wortelkanaalbehandelingen van het laatste jaar. Ook niet bij de verstandskies, waar ik als een berg tegenop zag [die overigens wel werd verdoofd hoor; ik ben koelbloedig, maar niet zó erg].
Dit voelde hetzelfde als bij de tandarts, alleen nog erger, en veel langer.
Hm. Dat was zorgwekkend. Maar ze konden ook niets doen; er was niet echt een antagonist, ik moest gewoon wachten tot de verdoving uit mijn lichaam was verdwenen.
(Was ik helderder geweest, dan had deze opmerking - of formulering - me doen opstuiven. Hoezo ‘niet echt’? ‘Niet echt’ is niet ‘helemaal niet’; ‘niet echt’ is ‘als het echt moet wèl’. En het moet! Echt!. Maar ik was niet helder, daar boften ze dan weer mee.)
Tweeënhalf uur duurde het voor ik weer naar huis kon. Voor een onzinnige ingreep van amper een kwartier - inclusief schoonmaken, verdoven, hechten, opruimen en de eerste keer flauwvallen.
Nu nog zijn mijn benen als was, tintelt mijn schedel, trekt mijn rug. Maar dat kan ook komen door de wond die als een kraan blijft bloeden, ondanks de hechtingen. Want, oh ja, mijn bloedstolling en wondheling doet al tijden raar.
Ik bleek een en ander wat te hebben onderschat.
Wat ik dacht dat een eenvoudige procedure zou zijn, bleek een heuse operatie. Verdovingen, klemmetjes, hechtingen: de hele rataplan.
Tussen het inspuiten van de verdovingen en het aanbrengen van de klemmetjes ging er iets fout. Nogal behoorlijk fout.
Koud zweet, rillingen, sterretjes voor de ogen.
De arts had het eerder door dan ik:
‘Gaat het nog?’
Jawel hoor.
‘Als je gaat flauwvallen, zal je het dan even zeggen?’
Niet de strakke band om mijn hoofd, maar deze bezorgde vraag maakte me achterdochtig.
Zie ik zo bleek?, vroeg ik nog schertsend.
‘Ja, daarom vraag ik het. ‘
Daarna, gehaast: ‘Ik zet de bank wat lager.’
Toen dat niet voldoende bleek: hup, hoofd tussen je benen.
De behandeling was klaar; er werd een verpleegster gehaald en ik werd naar een bijkamertje gebracht, alwaar ik moest gaan liggen tot het weer beter ging. Kopje thee, veel suiker.
Na een uur kon ik weer rechtop zitten. Langzaam over naar staan, stukje lopen, onder begeleiding even naar de wc. Voorzichtig jas na, nee heus het ging wel weer, naar de lift - alwaar ik weer bijna tegen de vlakte ging.
De verpleegster werd weer gehaald, rolstoel, terug naar het kamertje en het bed.
Hoe kon dit? Het was inmiddels anderhalf uur geleden, zo heftig was de ingreep toch niet geweest?
‘Het is de verdoving’, mompelde ik.
Welnee. Emoties, eerder.
Nee. Echt niet. Ik had precies hetzelfde, met dezelfde verdoving, bij de tandarts. En dat was alleen een vulling. Sindsdien gaat alles zonder verdoving; méér emoties maar nooit meer last gehad. Ook niet tijdens de vijf, zes wortelkanaalbehandelingen van het laatste jaar. Ook niet bij de verstandskies, waar ik als een berg tegenop zag [die overigens wel werd verdoofd hoor; ik ben koelbloedig, maar niet zó erg].
Dit voelde hetzelfde als bij de tandarts, alleen nog erger, en veel langer.
Hm. Dat was zorgwekkend. Maar ze konden ook niets doen; er was niet echt een antagonist, ik moest gewoon wachten tot de verdoving uit mijn lichaam was verdwenen.
(Was ik helderder geweest, dan had deze opmerking - of formulering - me doen opstuiven. Hoezo ‘niet echt’? ‘Niet echt’ is niet ‘helemaal niet’; ‘niet echt’ is ‘als het echt moet wèl’. En het moet! Echt!. Maar ik was niet helder, daar boften ze dan weer mee.)
Tweeënhalf uur duurde het voor ik weer naar huis kon. Voor een onzinnige ingreep van amper een kwartier - inclusief schoonmaken, verdoven, hechten, opruimen en de eerste keer flauwvallen.
Nu nog zijn mijn benen als was, tintelt mijn schedel, trekt mijn rug. Maar dat kan ook komen door de wond die als een kraan blijft bloeden, ondanks de hechtingen. Want, oh ja, mijn bloedstolling en wondheling doet al tijden raar.
dinsdag 22 januari
1 | 21:15
Ingrijpend
Om op tijd te kunnen komen zou ik om half vijf moeten opstaan. Uiterlijk.
Half vijf op, half zes eten, half zeven weer slapen, half negen wakker en weg.
Mooi niet.
De oorspronkelijke afspraak had maandagochtend om half tien gestaan.
Vrijdag lag er een brief in de bus: de afspraak moest worden verzet, naar tien voor negen. Tien voor negen. Dat was gekkenwerk, dat zou ik nooit redden. Om er om half tien te zijn zou ik al om vijf uur hebben moeten opstaan, en dat was moeilijk genoeg. De laatste weken ging ik steeds later naar bed en werd steeds gebrokener wakker.
's Maandags belde ik direct op om te verzetten.
Onmogelijk. Het was de laatste dag dat mevrouw aanwezig was, en omdat de afspraken van maandag allemaal naar de woensdag waren verschoven zat ze bomvol.
De brief had me aan het twijfelen gebracht.
Het hele weekend, de hele maandag ondervroeg ik mezelf, analyseerde mijn beweegredenen:
Moest ik überhaupt wel gaan?
Waarom ging ik eigenlijk? Wat wilde ik?
Was het misschien gewoon een schreeuw om aandacht? Wilde ik weer 'bijzonder zijn'? Zat er een tikje masochisme bij?
Geen idee.
Ik stelde mezelf een heel andere vraag: wilde ik de gangbare weg volgen?
Nee. Nee. Onder geen voorwaarde, geen sprake van, over mijn lijk.
Het zou sowieso op deze manier moeten; als niet bij deze vrouw, dan bij een ander. En bij haar voelde ik me op mijn gemak.
Duidelijkheid vóo'r alles.
Mijn huivering, om niet te zeggen: afkeer; de beslistheid van mijn weigering - het nam alle twijfel weg. De afspraak bleef staan.
Half vijf.
Op hoop van zegen.
Om op tijd te kunnen komen zou ik om half vijf moeten opstaan. Uiterlijk.
Half vijf op, half zes eten, half zeven weer slapen, half negen wakker en weg.
Mooi niet.
De oorspronkelijke afspraak had maandagochtend om half tien gestaan.
Vrijdag lag er een brief in de bus: de afspraak moest worden verzet, naar tien voor negen. Tien voor negen. Dat was gekkenwerk, dat zou ik nooit redden. Om er om half tien te zijn zou ik al om vijf uur hebben moeten opstaan, en dat was moeilijk genoeg. De laatste weken ging ik steeds later naar bed en werd steeds gebrokener wakker.
's Maandags belde ik direct op om te verzetten.
Onmogelijk. Het was de laatste dag dat mevrouw aanwezig was, en omdat de afspraken van maandag allemaal naar de woensdag waren verschoven zat ze bomvol.
De brief had me aan het twijfelen gebracht.
Het hele weekend, de hele maandag ondervroeg ik mezelf, analyseerde mijn beweegredenen:
Moest ik überhaupt wel gaan?
Waarom ging ik eigenlijk? Wat wilde ik?
Was het misschien gewoon een schreeuw om aandacht? Wilde ik weer 'bijzonder zijn'? Zat er een tikje masochisme bij?
Geen idee.
Ik stelde mezelf een heel andere vraag: wilde ik de gangbare weg volgen?
Nee. Nee. Onder geen voorwaarde, geen sprake van, over mijn lijk.
Het zou sowieso op deze manier moeten; als niet bij deze vrouw, dan bij een ander. En bij haar voelde ik me op mijn gemak.
Duidelijkheid vóo'r alles.
Mijn huivering, om niet te zeggen: afkeer; de beslistheid van mijn weigering - het nam alle twijfel weg. De afspraak bleef staan.
Half vijf.
Op hoop van zegen.
zondag 20 januari
1 | 19:58
Vraag
Na maanden twijfel en huiver heb ik het dan toch gedaan.
Ik heb mijn psychiater gevraagd of ik een wandkleed ben.
Eens maakte ik een wandkleed voor de verse baby van een kennis.
Voor de vervaardiging stond twee weken. Die twee weken waren een ruwe schatting; wie het rustig aan wilde doen kon er evengoed twee maanden over doen. Er werd echter wel enige ervaring met naaien of borduren verondersteld. Ervaring die ik in het geheel niet had, afgezien van een schattig speldenkussentje met kruissteekjes, dat ik als zesjarige onder dwang van de juf had gemaakt.
Ik deed er twee nachten over.
Die twee nachten zijn inmiddels 6 jaar geleden, en sindsdien heb ik geen naald en draad meer aangeraakt. Eens maar nooit weer.
Rages, manies, tijdelijke passies en obsessies. Verliefdheden; niet verliefd op mensen, maar op onderwerpen en projecten. De euforie die daarmee samengaat. Dan: teveel, te snel, te heftig - en voorgoed opgebrand en afgeknapt.
Was ik voor mijn psychiater zo'n project geweest?
In de eerste weken en maanden dat ik bij hem kwam, kreeg ik halverwege de week mailtjes. Hoe het met me ging, dat hij nog even wilde terugkomen op dit of dat, dat hij nog had nagedacht over zus en zo.
Het was verbazingwekkend en onwerkelijk. Een openbaring, ook: zó kon de hulpverlening dus ook zijn. Mens te zijn, te bestaan, niet alleen die ene drie kwartier per week, maar ook daarbuiten.
Het gaf een veilig gevoel. Dit was iemand die aan me dacht, iemand die me niet zomaar zou laten schieten. Sterker nog: iemand die het niet zou toestaan als ik zou stoppen. Met therapie, met leven.
Als ik zomaar op een dag dood in bed zou liggen zou daar hier thuis geen haan naar kraaien. Mijn moeder zou 's ochtends, op de vaste 'uitlaattijd', langskomen en geërgerd zeggen: 'Puck, we hadden een afspraak. Ik ga weer terug naar beneden en als je er na vijf minuten nog niet bent ga ik terug naar huis'.
's Middags zou ze weer langskomen en ze zou zeggen: 'Oh, gaan we zo beginnen? Dan ga ik meteen weer weg. Je belt maar op als je weet wat je wilt'.
's Avonds zou mijn vader mijn kamer binnenkomen: Puck, ga jij zo koken, ik moet ook in de keuken'.
Een half uur later: 'Puck, wil je nou eindelijk naar de keuken gaan. Jij bent niet de enige in huis'.
Na twee dagen zou men waarschijnlijk, letterlijk, onraad ruiken.
Maar bij mijn psychiater wekte mijn niet-reageren, mijn stiltes ongerustheid.
Het was even beklemmend als heerlijk.
En ineens was het weg.
De 45 minuten die eerder vaak uitliepen naar een uur, anderhalf uur zelfs, werden nu strikt gehandhaaft. Gedurende de week kwam er geen mail; mijn mails werden eenlettergrepig beantwoord, of met een 'we spreken er zaterdag over'.
Het was ongetwijfeld een stuk normaler en gezonder, maar ik vroeg me af: was het nieuwe eraf? Het interessante, het uitdagende; was het leuke eraf nu bleek dat die knettergestoorde Puck helemaal niet zo vlot en makkelijk weer op de rails te krijgen was als gehoopt?
Maanden schuurde en prikte het.
En nu eindelijk stelde ik de vraag; vergezeld van een half uur aan gehaper en gedraai.
Niets aan de hand.
Werk en privé hadden complicaties gegeven, hij was moe, de energie ontbrak.
Maar eigenlijk was zijn antwoord niet eens het belangrijkste.
Na maanden twijfel en huiver heb ik het dan toch gedaan.
Ik heb mijn psychiater gevraagd of ik een wandkleed ben.
Eens maakte ik een wandkleed voor de verse baby van een kennis.
Voor de vervaardiging stond twee weken. Die twee weken waren een ruwe schatting; wie het rustig aan wilde doen kon er evengoed twee maanden over doen. Er werd echter wel enige ervaring met naaien of borduren verondersteld. Ervaring die ik in het geheel niet had, afgezien van een schattig speldenkussentje met kruissteekjes, dat ik als zesjarige onder dwang van de juf had gemaakt.
Ik deed er twee nachten over.
Die twee nachten zijn inmiddels 6 jaar geleden, en sindsdien heb ik geen naald en draad meer aangeraakt. Eens maar nooit weer.
Rages, manies, tijdelijke passies en obsessies. Verliefdheden; niet verliefd op mensen, maar op onderwerpen en projecten. De euforie die daarmee samengaat. Dan: teveel, te snel, te heftig - en voorgoed opgebrand en afgeknapt.
Was ik voor mijn psychiater zo'n project geweest?
In de eerste weken en maanden dat ik bij hem kwam, kreeg ik halverwege de week mailtjes. Hoe het met me ging, dat hij nog even wilde terugkomen op dit of dat, dat hij nog had nagedacht over zus en zo.
Het was verbazingwekkend en onwerkelijk. Een openbaring, ook: zó kon de hulpverlening dus ook zijn. Mens te zijn, te bestaan, niet alleen die ene drie kwartier per week, maar ook daarbuiten.
Het gaf een veilig gevoel. Dit was iemand die aan me dacht, iemand die me niet zomaar zou laten schieten. Sterker nog: iemand die het niet zou toestaan als ik zou stoppen. Met therapie, met leven.
Als ik zomaar op een dag dood in bed zou liggen zou daar hier thuis geen haan naar kraaien. Mijn moeder zou 's ochtends, op de vaste 'uitlaattijd', langskomen en geërgerd zeggen: 'Puck, we hadden een afspraak. Ik ga weer terug naar beneden en als je er na vijf minuten nog niet bent ga ik terug naar huis'.
's Middags zou ze weer langskomen en ze zou zeggen: 'Oh, gaan we zo beginnen? Dan ga ik meteen weer weg. Je belt maar op als je weet wat je wilt'.
's Avonds zou mijn vader mijn kamer binnenkomen: Puck, ga jij zo koken, ik moet ook in de keuken'.
Een half uur later: 'Puck, wil je nou eindelijk naar de keuken gaan. Jij bent niet de enige in huis'.
Na twee dagen zou men waarschijnlijk, letterlijk, onraad ruiken.
Maar bij mijn psychiater wekte mijn niet-reageren, mijn stiltes ongerustheid.
Het was even beklemmend als heerlijk.
En ineens was het weg.
De 45 minuten die eerder vaak uitliepen naar een uur, anderhalf uur zelfs, werden nu strikt gehandhaaft. Gedurende de week kwam er geen mail; mijn mails werden eenlettergrepig beantwoord, of met een 'we spreken er zaterdag over'.
Het was ongetwijfeld een stuk normaler en gezonder, maar ik vroeg me af: was het nieuwe eraf? Het interessante, het uitdagende; was het leuke eraf nu bleek dat die knettergestoorde Puck helemaal niet zo vlot en makkelijk weer op de rails te krijgen was als gehoopt?
Maanden schuurde en prikte het.
En nu eindelijk stelde ik de vraag; vergezeld van een half uur aan gehaper en gedraai.
Niets aan de hand.
Werk en privé hadden complicaties gegeven, hij was moe, de energie ontbrak.
Maar eigenlijk was zijn antwoord niet eens het belangrijkste.
donderdag 17 januari
5 | 17:50
Voorbeeldig
Post!
Een uitnodiging voor deelname aan een cursus communiceren.
De brief besluit met enige aanmaningen:
Het geheel roept evenveel weerzin als fascinatie op; als roadkill waarnaar je ogen worden toegetrokken. Om die reden zoek ik in de brief naar informatie over data en kosten.
Maar: 'kosten zijn er voor de deelnemers geen aan verbonden.'
Dat zal dan wel die eigen stijl van communiceren zijn.
Post!
Een uitnodiging voor deelname aan een cursus communiceren.
De cursus geeft de deelnemer o.a.: inzicht in eigen stijl van communiceren; handvatten voor deëscalerende stijl van communiceren en bejegening.
De brief besluit met enige aanmaningen:
Gezien het aantal deelnemers wil ik aan iedereen die zich opgeeft vragen om dit alleen dan te doen als je ook echt van plan bent om deel te nemen en dit dan ook te doen. Stel je wordt ziek, laat dit dan a.t.b. [??] zo vroeg mogelijk weten. Er is dan evtl. een ander in de gelegenheid om deel te nemen die anders niet meer aan pas was gekomen.
Het geheel roept evenveel weerzin als fascinatie op; als roadkill waarnaar je ogen worden toegetrokken. Om die reden zoek ik in de brief naar informatie over data en kosten.
Maar: 'kosten zijn er voor de deelnemers geen aan verbonden.'
Dat zal dan wel die eigen stijl van communiceren zijn.
4 | 06:24
Off-guard
Slaap je één nacht met oordopjes in, word je wakker met een muggenbult op je wang.
Een muggenbult.
Wat doet een mug in mijn kamer, in januari, met alle ramen dicht??
dinsdag 15 januari
5 | 15:14
Figuratief
Eén van de weinige dingen waarover ik nooit onzeker ben geweest is mijn geaardheid.
Dat is geheel en al te danken aan mijn moeder, en preciezer: haar seksuele voorlichting.
Mijn moeders wereld is dè wereld, wat maakt dat ze al haar denkbeelden met een onwrikbare stelligheid brengt. Nooit 'ik vind': altijd 'het is'. En niet anders.
Het is een bijzonder irritante, frustrerende en bij tijden gekmakende eigenschap, maar in dit geval was het alleen maar prettig. Als ik al gek was, dan was zij precies even gek; maar zij was in haar eigen ogen normaal en ik dus ook. Prettig houvast in de tornado die puberteit heet.
Dit was haar theorie:
Elke vrouw, elk meisje, maakt een psychoseksueel proces door.
Ze wordt verliefd op haar vader, ze wordt verliefd op haar moeder. Ieder meisje wil trouwen met haar vader, en een seksdroom over je moeder is, hoewel pure horror, ook niet zo vreemd.
Na vader en moeder komt de lerares; na de lerares de leraar. Alles nog steeds veilig en op afstand. Droog oefenen, proefdraaien. Pilot-episode.
Van daaruit komen dan de echte verliefdheden.
Om op vrouwen verliefd te worden, ook na deze levensfase, is ook helemaal niet erg. Biseksualiteit is het meest natuurlijk dat er is. Ook vrouwen zijn mooi en aantrekkelijk en opwindend; schoonheid an sich is opwindend. Niks aan de hand.
Niks aan de hand, inderdaad, en tot zover alles in orde.
Waar mijn moeder me evenwel niet op heeft voorbereid is de plotselinge voorkeur voor homoseksuele mannenliefde die ik aan de dag leg, en die zich uit in het bekijken van films als Brokeback Mountain, Latter Days, The Velocity of Gary en wat dies meer zij.
Die laatste film, die is te verklaren door een evenzo plotselinge liefde voor Vincent D'Onofrio - en die liefde is heel goed te verklaren. (Punt, ja, want niet alles gaat u wat aan.)
Waarom dan niet van Gary's Snelheid naar, ik noem maar wat, Chelsea Walls gehopst, maar in plaats daarvan Ennis en Jack gedownload?
Eén losse homo om te aanbidden, dat hoort dan weer wel bij het hele ontwikkelingstraject. Been there, done that.
Maar waar komen mijn huidige overpeinzingen en filosofieën over de, voor mij, verrassende tederheid van mannenliefde vandaan? De oorsprong en de reden van deze plotse fascinatie is me onduidelijk. Ik vind één enkele man al bedreigend, twee mannen is, in theorie, dubbel zo eng, maar op de een of andere manier is het dat helemaal niet.
Aan de andere kant: 'plots'..? Terugdenkend werd ik wel erg.. eeh... 'geraakt' door Oz. Maar dat weet ik aan de full frontal nudity van de niet onaantrekkelijke Christopher Meloni. De brute gevangenisverkrachtingen waren toch niet helemaal my cup of tea.
Misschien is dit een voor mij persoonlijk noodzakelijke fase, één die danwel niet bij naam genoemd is, maar evengoed in het rijtje thuishoort.
Dat, of ik moet als de bliksem een homoseksuele autist zoeken, die mijn moeders kalmerende statements kan overnemen. Hoe dan ook: als ik deze nieuwe passie echt goed wil uitleven heb ik nog een lange weg te gaan.
Rest de vraag: waar hebben ze al die schapen vandaan gehaald?
Eén van de weinige dingen waarover ik nooit onzeker ben geweest is mijn geaardheid.
Dat is geheel en al te danken aan mijn moeder, en preciezer: haar seksuele voorlichting.
Mijn moeders wereld is dè wereld, wat maakt dat ze al haar denkbeelden met een onwrikbare stelligheid brengt. Nooit 'ik vind': altijd 'het is'. En niet anders.
Het is een bijzonder irritante, frustrerende en bij tijden gekmakende eigenschap, maar in dit geval was het alleen maar prettig. Als ik al gek was, dan was zij precies even gek; maar zij was in haar eigen ogen normaal en ik dus ook. Prettig houvast in de tornado die puberteit heet.
Dit was haar theorie:
Elke vrouw, elk meisje, maakt een psychoseksueel proces door.
Ze wordt verliefd op haar vader, ze wordt verliefd op haar moeder. Ieder meisje wil trouwen met haar vader, en een seksdroom over je moeder is, hoewel pure horror, ook niet zo vreemd.
Na vader en moeder komt de lerares; na de lerares de leraar. Alles nog steeds veilig en op afstand. Droog oefenen, proefdraaien. Pilot-episode.
Van daaruit komen dan de echte verliefdheden.
Om op vrouwen verliefd te worden, ook na deze levensfase, is ook helemaal niet erg. Biseksualiteit is het meest natuurlijk dat er is. Ook vrouwen zijn mooi en aantrekkelijk en opwindend; schoonheid an sich is opwindend. Niks aan de hand.
Niks aan de hand, inderdaad, en tot zover alles in orde.
Waar mijn moeder me evenwel niet op heeft voorbereid is de plotselinge voorkeur voor homoseksuele mannenliefde die ik aan de dag leg, en die zich uit in het bekijken van films als Brokeback Mountain, Latter Days, The Velocity of Gary en wat dies meer zij.
Die laatste film, die is te verklaren door een evenzo plotselinge liefde voor Vincent D'Onofrio - en die liefde is heel goed te verklaren. (Punt, ja, want niet alles gaat u wat aan.)
Waarom dan niet van Gary's Snelheid naar, ik noem maar wat, Chelsea Walls gehopst, maar in plaats daarvan Ennis en Jack gedownload?
Eén losse homo om te aanbidden, dat hoort dan weer wel bij het hele ontwikkelingstraject. Been there, done that.
Maar waar komen mijn huidige overpeinzingen en filosofieën over de, voor mij, verrassende tederheid van mannenliefde vandaan? De oorsprong en de reden van deze plotse fascinatie is me onduidelijk. Ik vind één enkele man al bedreigend, twee mannen is, in theorie, dubbel zo eng, maar op de een of andere manier is het dat helemaal niet.
Aan de andere kant: 'plots'..? Terugdenkend werd ik wel erg.. eeh... 'geraakt' door Oz. Maar dat weet ik aan de full frontal nudity van de niet onaantrekkelijke Christopher Meloni. De brute gevangenisverkrachtingen waren toch niet helemaal my cup of tea.
Misschien is dit een voor mij persoonlijk noodzakelijke fase, één die danwel niet bij naam genoemd is, maar evengoed in het rijtje thuishoort.
Dat, of ik moet als de bliksem een homoseksuele autist zoeken, die mijn moeders kalmerende statements kan overnemen. Hoe dan ook: als ik deze nieuwe passie echt goed wil uitleven heb ik nog een lange weg te gaan.
Rest de vraag: waar hebben ze al die schapen vandaan gehaald?
maandag 14 januari
1 | 14:45
W.A.L.G.
'Denkt u dat ik gemist zal worden? En dan niet een initiële reactie, de oppervlakkige schrik van 'ach wat tragisch, zo jong nog' - maar ècht missen, van het soort dat het na een jaar nog pijn doet?'
De psych keek me aan. Stil, onderzoekend, met een peinzend bijziende blik. Zei toen op zachte maar zwaarbeladen toon: 'dat denk ik wel'.
Dat zal me leren, om vlak voor vertrek nog zulke vragen te stellen.
'Denkt u dat ik gemist zal worden? En dan niet een initiële reactie, de oppervlakkige schrik van 'ach wat tragisch, zo jong nog' - maar ècht missen, van het soort dat het na een jaar nog pijn doet?'
De psych keek me aan. Stil, onderzoekend, met een peinzend bijziende blik. Zei toen op zachte maar zwaarbeladen toon: 'dat denk ik wel'.
Dat zal me leren, om vlak voor vertrek nog zulke vragen te stellen.
zondag 13 januari
9 | 12:26
Alles of niets
Het zou een stuk worden waarin vier woorden de spil vormden. Vier kernbegrippen: liefde, warmte, aandacht en geborgenheid.
Om het schrijven en lezen wat soepeler te laten verlopen wilde ik dit kwartet, als één groep, met een acronym kunnen benoemen.
De enige uitspreekbare volgorde bleek WALG.
Hetgeen veelzeggend is.
Of juist niet.
Het zou een stuk worden waarin vier woorden de spil vormden. Vier kernbegrippen: liefde, warmte, aandacht en geborgenheid.
Om het schrijven en lezen wat soepeler te laten verlopen wilde ik dit kwartet, als één groep, met een acronym kunnen benoemen.
De enige uitspreekbare volgorde bleek WALG.
Hetgeen veelzeggend is.
Of juist niet.
vrijdag 11 januari
5 | 12:27
Verneukt
Ik heb een novelle geschreven.
's Avonds laat, in bed, vlak voor het slapen gaan, begon het ineens: mijn hersens openden hun poorten en de zinnen stroomden, ongeremd en vloeiend. Het was alomvattend: alles wat ik dacht, droomde, voelde; alles kwam tezamen in één briljant meesterwerk. Rauw en duister, grof maar tegelijk van een hartverscheurend tere tragiek.
Niet alleen dat: het was compact en bondig. Geen zin teveel, geen overbodige holle frasen en tierelantijntjes.
Ik schreef, kortom, zoals ik nog nooit had gedaan.
Uitgeput viel ik uiteindelijk in slaap, de zinnen nog rondtollend in mijn hoofd.
's Ochtends was alles weg. Alles.
Natuurlijk, het is me vaker overkomen. Stukjes die zich aan me opdringen, altijd als de slaap het dichtst bij is. Stukjes die zó vanzelfsprekend en logisch in elkaar zitten dat het onmogelijk lijkt dat ik ze zal kunnen vergeten - en telkens weer trap ik erin.
Gelaten acceptatie, om al die verloren teksten.
Maar Jezus. Dit was een heel fucking boek!
Ik heb een novelle geschreven.
's Avonds laat, in bed, vlak voor het slapen gaan, begon het ineens: mijn hersens openden hun poorten en de zinnen stroomden, ongeremd en vloeiend. Het was alomvattend: alles wat ik dacht, droomde, voelde; alles kwam tezamen in één briljant meesterwerk. Rauw en duister, grof maar tegelijk van een hartverscheurend tere tragiek.
Niet alleen dat: het was compact en bondig. Geen zin teveel, geen overbodige holle frasen en tierelantijntjes.
Ik schreef, kortom, zoals ik nog nooit had gedaan.
Uitgeput viel ik uiteindelijk in slaap, de zinnen nog rondtollend in mijn hoofd.
's Ochtends was alles weg. Alles.
Natuurlijk, het is me vaker overkomen. Stukjes die zich aan me opdringen, altijd als de slaap het dichtst bij is. Stukjes die zó vanzelfsprekend en logisch in elkaar zitten dat het onmogelijk lijkt dat ik ze zal kunnen vergeten - en telkens weer trap ik erin.
Gelaten acceptatie, om al die verloren teksten.
Maar Jezus. Dit was een heel fucking boek!
woensdag 09 januari
1 | 23:42
Dirty mind
Word is een griezelig stukje software. Een smerig stukje software, beter gezegd.
Word doet aan auto-correctie, en Word is daarin zéér selectief.
Al typende werd mijn 'fantasieen' niet automatisch voorzien van een trema op de tweede e.
'Seksfantasieen' daarentegen werd onherroepelijk, ongevraagd en als volstrekt vanzelfsprekend in 'seksfantasieën' veranderd.
Ontluisterend. Dat zelfs de nerds, die ik toch altijd heel romantisch en geruststellend als compleet aseksuele, autistische coderende workaholics heb ik gezien, eigenlijk toch vooral op seks gefocust zijn. Terwijl je toch ook heel mooi kan fantaseren over elfjes en kabouters. Desnoods in ASCII.
Word is een griezelig stukje software. Een smerig stukje software, beter gezegd.
Word doet aan auto-correctie, en Word is daarin zéér selectief.
Al typende werd mijn 'fantasieen' niet automatisch voorzien van een trema op de tweede e.
'Seksfantasieen' daarentegen werd onherroepelijk, ongevraagd en als volstrekt vanzelfsprekend in 'seksfantasieën' veranderd.
Ontluisterend. Dat zelfs de nerds, die ik toch altijd heel romantisch en geruststellend als compleet aseksuele, autistische coderende workaholics heb ik gezien, eigenlijk toch vooral op seks gefocust zijn. Terwijl je toch ook heel mooi kan fantaseren over elfjes en kabouters. Desnoods in ASCII.
2 | 17:49
Nomade
Ik weet waar mijn voeten wonen.
Van de huisarts had ik zoutzuur gekregen.
Nou ja, niet echt zoutzuur.
Of, hoewel: zelfs hij zei, op mijn schertsende vraag of het soms zoutzuur was: 'zoiets'.
Op mijn voetzool was, bijna van de ene op de andere dag, een eeltplek verschenen. Op een drukloos deel van mijn voet.
Dat ik teveel gelopen of gestaan zou hebben was al een onmogelijkheid - ik vermijd alle lopen en staan zoveel mogelijk - maar als ik al zou lopen of staan, dan zeker niet op dat stuk van mijn voet. Helemaal aan de buiten-zijkant.
Het ontstaan van de plek was door mij waargenomen maar genegeerd en ontkend, juist vanwege de onmogelijkheid. Maar hij liet zich niet negeren: op een ochtend stapte ik uit bed en sprong er net zo snel weer terug in. De eeltplek had een wortel en een spijker gekregen, tanden die dwars door mijn zool heen beten.
Op naar de huisarts, die een applicatievloeistof voorschreef. 'Twee keer per dag aanbrengen; het kan gaan branden of irriteren, als het te erg wordt even een dagje stoppen, of langer als dat nodig is.'
Het spul moest speciaal gemaakt worden, want kon niet lang bewaard worden; stickers, te groot voor het flesje, waarschuwden dat de inhoud vuurgevaarlijk was, dat het kon irriteren (ja, dat wist ik al), en: dat het onuitwasbare, paarse vlekken zou achterlaten op kleding en textiel.
Ik bracht het aan, zag dat het alles geel maakte en negeerde dus verheugd de waarschuwing dat het vlekken kon achterlaten.
De sticker sprak van paarse vlekken; dit spul was geel, dus de sticker loog, dus de sticker hoefde in het geheel niet geloofd te worden. U merkt, ik was erg van het negeren. Hoewel mijn hele kamer lang genoeg chemisch genoeg rook om het vuurgevaarlijke aan te nemen.
Vanavond haalde ik mijn bed af. Op mijn hoeslaken zaten, over de hele breedte van mijn bed, paars-rode strepen. Strepen zonder orde, zonder patroon. Zigzaggend, schuin, recht, stippend en kronkelend. Van onder naar boven: niet alleen aan het voeteneind, maar tot zeker halverwege mijn bed.
Tekening van de reizen die ik in mijn dromen maak. Reizen waarvan ik de complexiteit en de omvang niet besefte.
Blijkbaar compenseer ik 's nachts ruimschoots mijn straatvrees, èn mijn weigering om te lopen.
Ik weet waar mijn voeten wonen.
Van de huisarts had ik zoutzuur gekregen.
Nou ja, niet echt zoutzuur.
Of, hoewel: zelfs hij zei, op mijn schertsende vraag of het soms zoutzuur was: 'zoiets'.
Op mijn voetzool was, bijna van de ene op de andere dag, een eeltplek verschenen. Op een drukloos deel van mijn voet.
Dat ik teveel gelopen of gestaan zou hebben was al een onmogelijkheid - ik vermijd alle lopen en staan zoveel mogelijk - maar als ik al zou lopen of staan, dan zeker niet op dat stuk van mijn voet. Helemaal aan de buiten-zijkant.
Het ontstaan van de plek was door mij waargenomen maar genegeerd en ontkend, juist vanwege de onmogelijkheid. Maar hij liet zich niet negeren: op een ochtend stapte ik uit bed en sprong er net zo snel weer terug in. De eeltplek had een wortel en een spijker gekregen, tanden die dwars door mijn zool heen beten.
Op naar de huisarts, die een applicatievloeistof voorschreef. 'Twee keer per dag aanbrengen; het kan gaan branden of irriteren, als het te erg wordt even een dagje stoppen, of langer als dat nodig is.'
Het spul moest speciaal gemaakt worden, want kon niet lang bewaard worden; stickers, te groot voor het flesje, waarschuwden dat de inhoud vuurgevaarlijk was, dat het kon irriteren (ja, dat wist ik al), en: dat het onuitwasbare, paarse vlekken zou achterlaten op kleding en textiel.
Ik bracht het aan, zag dat het alles geel maakte en negeerde dus verheugd de waarschuwing dat het vlekken kon achterlaten.
De sticker sprak van paarse vlekken; dit spul was geel, dus de sticker loog, dus de sticker hoefde in het geheel niet geloofd te worden. U merkt, ik was erg van het negeren. Hoewel mijn hele kamer lang genoeg chemisch genoeg rook om het vuurgevaarlijke aan te nemen.
Vanavond haalde ik mijn bed af. Op mijn hoeslaken zaten, over de hele breedte van mijn bed, paars-rode strepen. Strepen zonder orde, zonder patroon. Zigzaggend, schuin, recht, stippend en kronkelend. Van onder naar boven: niet alleen aan het voeteneind, maar tot zeker halverwege mijn bed.
Tekening van de reizen die ik in mijn dromen maak. Reizen waarvan ik de complexiteit en de omvang niet besefte.
Blijkbaar compenseer ik 's nachts ruimschoots mijn straatvrees, èn mijn weigering om te lopen.
dinsdag 08 januari
9 | 14:03
Stof tot nadenken
Uit den ouden doos:
De Hoe Lees Ik Log Les
(Bijna) op de kop af zes jaar geleden en nog steeds heeft u niets geleerd, weet u niet wanneer mijn ernst ironisch is, welke klacht gekscherend.
Dat, of ik kan gewoon echt niet schrijven.
Either way: 't is tragisch. En enigszins verontrustend.
Uit den ouden doos:
De Hoe Lees Ik Log Les
(Bijna) op de kop af zes jaar geleden en nog steeds heeft u niets geleerd, weet u niet wanneer mijn ernst ironisch is, welke klacht gekscherend.
Dat, of ik kan gewoon echt niet schrijven.
Either way: 't is tragisch. En enigszins verontrustend.
zaterdag 05 januari
7 | 20:40
Van waar kom ik?
'Mijn moeder is mijn moeder niet'
Met een donderende klap sloeg het inzicht in.
Al sinds mijn eerste les genetica had ik geweten: er klopt iets niet.
De grondbeginselen waren ons bijgebracht aan de hand van een oogkleur-schemaatje. Bruin was dominant (A), blauw recessief (a). Donkerbruine ogen werden weergegeven als AA, lichtbruine als Aa en blauwe als aa. Twee lichtbruinogige ouders konden een blauwogig kind krijgen; twee blauwogige ouders, of één blauwogige en één bruinogige ouder ook; maar zodra er een donkerbruinogige ouder in het spel was, kon een kind onmogelijk blauwe ogen hebben. Hoe lichtgevend, niet te ontkennen blauw de ogen van de andere ouder ook waren.
Ik had blauwe ogen. Mijn vader ook. Maar mijn moeder had donkere ogen, pure chocolade.
Ik had het geweten, maar niet beseft. Maar nu viel ineens alles op zijn plaats. Niets had ik, in fysiek opzicht, met mijn moeder gemeen. Ik leek niet op haar, ik had een totaal andere bouw, een ander huidtype en hoe ik aan blond haar kwam was ook een raadsel.
Maar wat was er dan gebeurd?
Geadopteerd kon ik niet zijn. Er waren foto's van een zwangere mama, foto's van een pasgeboren Puck.
Toegegeven: 1977 was een roerig jaar geweest. Dat had ik net geleerd van Wim Kan. Kabinetscrisis, verkiezingen en een slepende formatie, treinkapingen en nog veel meer. Maar zelfs in deze brute tijden, zo grimmig en stuurloos, werden er geen baby's van amper een dag oud ter adoptie aangeboden.
Ik moest verwisseld zijn.
Ik dacht na.
Het had beslist voordelen, dat ik nu niet meer aan mijn moeder verwant was.
In haar familie zat het tjokvol ongezond volk. Krankzinnigheid, suikerziekte, gangreen, erysipelas; beroertes, hartkwalen, overgewicht, migraine. De glaucoom die mijn grootvader als erfenis aan al zijn vier dochters had nagelaten, en die ook mijn toch al wankele oogzenuw onherroepelijk zou treffen. Het zou me nu allemaal bespaard blijven.
Daar stond tegenover dat ik me niet langer kon beroepen op het genetisch materiaal dat verantwoordelijk was voor een horde bijna-Nobelprijswinnaars onder die zieke en gestoorde voorouders van mijn moeder.
Wat nu?
Dit was huge, dat was zeker. Het zette het oeroude nurture vs nature-debat op zijn kop. Mijn moeder en ik zouden de hele wereld rondtrekken, academici verpletteren en intrigeren. Want fysiek leken we dan geen steek op elkaar; emotioneel en psychisch des te meer. Ons denken, ons voelen - zelfs in onze levensproblemen waren we bijna een identieke tweeling te noemen. Niet voor niets leefden we in een beklemmende, vernietigende symbiose.
Als dat niet op een biologische verwantschap was terug te voeren, waarop dan? Wat was het, wat waren wij, wie was ik?
En ineens, in de complete identiteitscrisis die dit dreigde te worden, daagde een nieuw besef. Een factor waarmee ik nog geen rekening had gehouden.
Mijn vader.
Ik herinnerde me een foto die gemaakt is tijdens mijn grootvaders 75ste verjaardag. Op een rijtje zaten we: opa, papa, neef G - op wie ik op mijn zestiende nog een zeer verontrustende want zeer serieuze crush heb gehad, maar dat terzijde - en ikzelf.
Ik was een peutertje van drie jaar oud, en gekortwiekt. Korter nog dan dit. Wie zich niet liet afleiden door jurkjes wist niet beter dan dat ik een lief jongetje was. Het rijtje 'mannen' liet een prachtige levensloop zien: één en dezelfde persoon, in verschillende stadia van zijn leven.
Het was onmogelijk dat ik anders dan kind van mijn vader, kleinkind van mijn grootvader, nicht van mijn neef was.
Om wèl van mijn vader en niet van mijn moeder afkomstig te zijn, daarvoor moest een dermate gecompliceerd, om niet te zeggen: gecomplotteerd, proces nodig zijn geweest dat ik dat uitsloot.
Mijn moeder moet derhalve wel mijn biologische moeder zijn.
Maar die ogen. Die onmogelijke, blauwe ogen. Die blijven een mysterie.
'Mijn moeder is mijn moeder niet'
Met een donderende klap sloeg het inzicht in.
Al sinds mijn eerste les genetica had ik geweten: er klopt iets niet.
De grondbeginselen waren ons bijgebracht aan de hand van een oogkleur-schemaatje. Bruin was dominant (A), blauw recessief (a). Donkerbruine ogen werden weergegeven als AA, lichtbruine als Aa en blauwe als aa. Twee lichtbruinogige ouders konden een blauwogig kind krijgen; twee blauwogige ouders, of één blauwogige en één bruinogige ouder ook; maar zodra er een donkerbruinogige ouder in het spel was, kon een kind onmogelijk blauwe ogen hebben. Hoe lichtgevend, niet te ontkennen blauw de ogen van de andere ouder ook waren.
Ik had blauwe ogen. Mijn vader ook. Maar mijn moeder had donkere ogen, pure chocolade.
Ik had het geweten, maar niet beseft. Maar nu viel ineens alles op zijn plaats. Niets had ik, in fysiek opzicht, met mijn moeder gemeen. Ik leek niet op haar, ik had een totaal andere bouw, een ander huidtype en hoe ik aan blond haar kwam was ook een raadsel.
Maar wat was er dan gebeurd?
Geadopteerd kon ik niet zijn. Er waren foto's van een zwangere mama, foto's van een pasgeboren Puck.
Toegegeven: 1977 was een roerig jaar geweest. Dat had ik net geleerd van Wim Kan. Kabinetscrisis, verkiezingen en een slepende formatie, treinkapingen en nog veel meer. Maar zelfs in deze brute tijden, zo grimmig en stuurloos, werden er geen baby's van amper een dag oud ter adoptie aangeboden.
Ik moest verwisseld zijn.
Ik dacht na.
Het had beslist voordelen, dat ik nu niet meer aan mijn moeder verwant was.
In haar familie zat het tjokvol ongezond volk. Krankzinnigheid, suikerziekte, gangreen, erysipelas; beroertes, hartkwalen, overgewicht, migraine. De glaucoom die mijn grootvader als erfenis aan al zijn vier dochters had nagelaten, en die ook mijn toch al wankele oogzenuw onherroepelijk zou treffen. Het zou me nu allemaal bespaard blijven.
Daar stond tegenover dat ik me niet langer kon beroepen op het genetisch materiaal dat verantwoordelijk was voor een horde bijna-Nobelprijswinnaars onder die zieke en gestoorde voorouders van mijn moeder.
Wat nu?
Dit was huge, dat was zeker. Het zette het oeroude nurture vs nature-debat op zijn kop. Mijn moeder en ik zouden de hele wereld rondtrekken, academici verpletteren en intrigeren. Want fysiek leken we dan geen steek op elkaar; emotioneel en psychisch des te meer. Ons denken, ons voelen - zelfs in onze levensproblemen waren we bijna een identieke tweeling te noemen. Niet voor niets leefden we in een beklemmende, vernietigende symbiose.
Als dat niet op een biologische verwantschap was terug te voeren, waarop dan? Wat was het, wat waren wij, wie was ik?
En ineens, in de complete identiteitscrisis die dit dreigde te worden, daagde een nieuw besef. Een factor waarmee ik nog geen rekening had gehouden.
Mijn vader.
Ik herinnerde me een foto die gemaakt is tijdens mijn grootvaders 75ste verjaardag. Op een rijtje zaten we: opa, papa, neef G - op wie ik op mijn zestiende nog een zeer verontrustende want zeer serieuze crush heb gehad, maar dat terzijde - en ikzelf.
Ik was een peutertje van drie jaar oud, en gekortwiekt. Korter nog dan dit. Wie zich niet liet afleiden door jurkjes wist niet beter dan dat ik een lief jongetje was. Het rijtje 'mannen' liet een prachtige levensloop zien: één en dezelfde persoon, in verschillende stadia van zijn leven.
Het was onmogelijk dat ik anders dan kind van mijn vader, kleinkind van mijn grootvader, nicht van mijn neef was.
Om wèl van mijn vader en niet van mijn moeder afkomstig te zijn, daarvoor moest een dermate gecompliceerd, om niet te zeggen: gecomplotteerd, proces nodig zijn geweest dat ik dat uitsloot.
Mijn moeder moet derhalve wel mijn biologische moeder zijn.
Maar die ogen. Die onmogelijke, blauwe ogen. Die blijven een mysterie.
donderdag 03 januari
3 | 06:40
Brief. Interrupted.
Misschien moet ik hem gewoon in mijn Draftboxje zetten. Als mailtje beginnen. Misschien dat het openen van Word gewoon net iets teveel gedoe en wachttijd is om af en toe eens een losse flard, een zin en een feit die er echt echt ècht nog in moesten maar steeds vergeten, neer te schrijven.
Misschien.
Maar het wordt nu toch wel tijd. Brief moet weg, pakje moet weg. Het nadeel van rompertjes is: baby’s willen er nog weleens uitgroeien. En daar is geen ‘misschien’ aan.
(Het zijn niet echt rompertjes. Het zijn romp+arm-ertjes. ‘Luierpakjes’, noemt de Hema ze heel bot. ‘Luierpakjes’, daar is echt al het aandoenlijke van rompertjes uitgeramd. Maar geef toe: Jip en Janneke-rompertjes voor een Tsjechische baby, dat is dan toch weer schattig. Mits ze op tijd aankomen, dat is.)
Misschien moet ik hem gewoon in mijn Draftboxje zetten. Als mailtje beginnen. Misschien dat het openen van Word gewoon net iets teveel gedoe en wachttijd is om af en toe eens een losse flard, een zin en een feit die er echt echt ècht nog in moesten maar steeds vergeten, neer te schrijven.
Misschien.
Maar het wordt nu toch wel tijd. Brief moet weg, pakje moet weg. Het nadeel van rompertjes is: baby’s willen er nog weleens uitgroeien. En daar is geen ‘misschien’ aan.
(Het zijn niet echt rompertjes. Het zijn romp+arm-ertjes. ‘Luierpakjes’, noemt de Hema ze heel bot. ‘Luierpakjes’, daar is echt al het aandoenlijke van rompertjes uitgeramd. Maar geef toe: Jip en Janneke-rompertjes voor een Tsjechische baby, dat is dan toch weer schattig. Mits ze op tijd aankomen, dat is.)
woensdag 02 januari
§ | 18:31
Conditie
Heb jij eigenlijk een testament?
'Nee. Na mijn dood erf jij gewoon alles. Als je me overleeft.'
Als ik hem overleef. Mijn vader is 42 jaar ouder. Sinister mannetje...
Heb jij eigenlijk een testament?
'Nee. Na mijn dood erf jij gewoon alles. Als je me overleeft.'
Als ik hem overleef. Mijn vader is 42 jaar ouder. Sinister mannetje...
dinsdag 01 januari
4 | 12:03
For crying out loud
Het is zo jammer: nieuwjaar is niet te negeren, niet te ontkennen. Om de jaarwisseling te vieren kan misschien een keus zijn, het nieuwe jaar erkennen niet. Je kan er niet, als met kerstmis, boven staan. Gelukwensen beantwoorden met een koel 'Ik doe niet aan nieuwjaar'. Nou ja, het kàn wel, maar je hebt er alleen jezelf mee. Het is ook gewoon onpraktisch, en bovendien: niet het nieuwe jaar zelf is het probleem, maar alle rompslomp eromheen.
Het vuurwerk, de drukte in de winkels, mensen die niet te bereiken zijn, de verkeerde mensen die jou ineens wèl weten te vinden, al die hartelijke wensen die je net zo hartelijk moet beantwoorden (want laten we wel zijn: je kan ze wel ònhartelijk beantwoorden, maar dat levert alleen nog maar meer gedoe op).
Al wat je kan doen is zelf zoveel mogelijk de dagelijkse gang van zaken aanhouden. Alles doen wat je normaal ook doet. Normaler nog: twee, drie, honderd keer het normale. Buitenproportioneel normaal.
Je maakt ruzie met je moeder, de ergste ruzie in tijden. Spreekt en ziet elkaar drie dagen niet, zo erg is het nog nooit geweest. Je huilt en huilt en huilt, krast armen en benen open, wéér duizelig, wéér verkouden en hoesten. Twaalf maanden samengevat in een week: twaalf maanden oorlog, twaalf maanden angst en depressie. Twaalf maanden woede en wanhoop, twaalf maanden onmacht, vechten tegen de bierkaai en alles wat verder maar onwrikbaar is, twaalf maanden MS en twaalf maanden bijwerkingen. Het is eigenlijk niet veel anders dan je eigen, zij het in ontkenning en melodrama gehulde, jaarafsluiting. Wie maar lang genoeg, ver genoeg wegloopt komt vanzelf weer thuis.
Oudejaarsnacht gooi je oordopjes in je oren en verdomd: voor het eerst in je leven slaap je door het vuurwerk heen.
Nieuwjaarsochtend naar één van de weinige kerken die dienst houdt, gewoon ter afleiding en verstrooiing. Alwaar je na afloop alsnog, door alle twintig leden die de jou toch volkomen onbekende gemeente telt, de beste wensen voor het nieuwe jaar worden gewenst.
Er valt blijkbaar niet aan te ontkomen.
In vredesnaam dan maar: u ook de beste wensen voor 2008. Maak er wat moois van.
Het is zo jammer: nieuwjaar is niet te negeren, niet te ontkennen. Om de jaarwisseling te vieren kan misschien een keus zijn, het nieuwe jaar erkennen niet. Je kan er niet, als met kerstmis, boven staan. Gelukwensen beantwoorden met een koel 'Ik doe niet aan nieuwjaar'. Nou ja, het kàn wel, maar je hebt er alleen jezelf mee. Het is ook gewoon onpraktisch, en bovendien: niet het nieuwe jaar zelf is het probleem, maar alle rompslomp eromheen.
Het vuurwerk, de drukte in de winkels, mensen die niet te bereiken zijn, de verkeerde mensen die jou ineens wèl weten te vinden, al die hartelijke wensen die je net zo hartelijk moet beantwoorden (want laten we wel zijn: je kan ze wel ònhartelijk beantwoorden, maar dat levert alleen nog maar meer gedoe op).
Al wat je kan doen is zelf zoveel mogelijk de dagelijkse gang van zaken aanhouden. Alles doen wat je normaal ook doet. Normaler nog: twee, drie, honderd keer het normale. Buitenproportioneel normaal.
Je maakt ruzie met je moeder, de ergste ruzie in tijden. Spreekt en ziet elkaar drie dagen niet, zo erg is het nog nooit geweest. Je huilt en huilt en huilt, krast armen en benen open, wéér duizelig, wéér verkouden en hoesten. Twaalf maanden samengevat in een week: twaalf maanden oorlog, twaalf maanden angst en depressie. Twaalf maanden woede en wanhoop, twaalf maanden onmacht, vechten tegen de bierkaai en alles wat verder maar onwrikbaar is, twaalf maanden MS en twaalf maanden bijwerkingen. Het is eigenlijk niet veel anders dan je eigen, zij het in ontkenning en melodrama gehulde, jaarafsluiting. Wie maar lang genoeg, ver genoeg wegloopt komt vanzelf weer thuis.
Oudejaarsnacht gooi je oordopjes in je oren en verdomd: voor het eerst in je leven slaap je door het vuurwerk heen.
Nieuwjaarsochtend naar één van de weinige kerken die dienst houdt, gewoon ter afleiding en verstrooiing. Alwaar je na afloop alsnog, door alle twintig leden die de jou toch volkomen onbekende gemeente telt, de beste wensen voor het nieuwe jaar worden gewenst.
Er valt blijkbaar niet aan te ontkomen.
In vredesnaam dan maar: u ook de beste wensen voor 2008. Maak er wat moois van.