Vorig Archief - Volgend Archief

maandag 27 februari
2 | 17:20 Let's talk about...

Na een hilarisch maar weinig informatief gesprek weet ik: moeder-dochtergesprekken moet je niet met je eigen moeder voeren.
3 | 08:18 Kies

Ik zag mezelf schrijven: '..en volgende week is er pas plek voor mijn gat'.

Wat eigenlijk best diepzinnig is, zo op de vroege ochtend.
woensdag 22 februari
3 | 20:23 Opnamecriteria (2)

Wij zochten, in het kader van zekere-voor-onzekere, het woord coulance op en Van Dale sprak:

U hebt gezocht op coulance:

RESULTAAT (maximaal 20 woorden)

cou·lan·ce (de ~ (v.))
1 coulantheid

Daar konden wij niet zoveel mee.
Maar volhouders en doorzetters worden door Van D. niet beloond:

U hebt gezocht op coulantheid:

Het door u gezochte woord is niet gevonden in het eendelige Van Dale Hedendaags Nederlands. Dit kan komen doordat het er niet in staat, bijvoorbeeld omdat het te nieuw is, of omdat het niet voldoet aan de opnamecriteria. Maar ook is mogelijk dat de spelling niet correct is. Kijk ook eens bij de zoekinstructies.

Zucht...
dinsdag 21 februari
11 | 22:18 Zelfbeeld

Kunt u uw eigen gezicht voor de geest halen?
zondag 19 februari
4 | 08:22 Rust, Reinheid, Regelmaat

Ineens was mijn toetsenbord zwart. Gitzwart, modderig.
Mijn toetsenbord, mijn bureau: helemaal vies en drabbig.

Ik had de keukenvloer gedweild. En de wc-vloer. De wc zelf, de gootsteen in de keuken, het wc-fonteintje, mijn eigen wastafel.
Alles met mijn haar in een handdoek.
Ergens moest mijn haar uit de handdoek zijn gegleden, in een poeltje vies water, water van wat-waar-wanneer. En mijn haar daarna op het toetsenbord.
Oh gruwel, oh bah!

Toetsenbord gesopt, bureau gesopt. Haar opnieuw gewassen.
En terwijl ik met al mijn haar en zeep en koud en nat boven de wasbak hing bedacht ik me ineens: ik had mijn kommetje pap van het fornuis gehaald, met een lapje-tegen-het-branden. Dat lapje had vlamgevat, grote steekvlam, lap in de gootsteen gedoofd. Alles heel nonchalant en gedachteloos, afgezien van een soort mompelende overpeinzing: 'wat grappig, katoenen brandende lappen ruiken wierook-achtig..'.
Met de pap en het restant lap was ik toen weer achter mijn bureau gaan zitten. De roetende rafels op bureau en toetsenbord rustend..

Zoveel drama, zoveel paniek, en zo ontzettend nat haar nu.. alles voor niets. En alles nog vóór achten.

Op Jelle-dagen ben ik altijd één brok ontspanning..
zaterdag 18 februari
§ | 13:42 Jong geleerd

Het was lerarendag, vandaag in Albert Heijn.
Al bij de ingang zag ik S, directeur van mijn basisschool.
Die ontweek ik.
Het hele dramatische inhalen, ophalen en updaten hebben we een paar maanden geleden al gehad, ik had geen zin in een even dramatisch 'hoe gaat het nou..?'. Ik was in een opperbest humeur en liep belabberd, dat is een combinatie die mensen niet begrijpen. Dan moet je gaan troosten en sussen, extra blij zijn en hun rimpels en zorgelijke blikken weglachen. Doodvermoeiend.
Ik knikte en grijnsde, en als een speer slakte ik weg.
Vijf paden verder zag ik H.
Volledig uit zijn buurt en uit zijn context.

H was jarenlang mijn geschiedenisleraar en mentor.
Toen ik de eerste keer bleef zitten was ik in de verkeerde klas ingedeeld; een hoop geregel later struikelde ik, veel te laat, de goede klas binnen. Alle ogen op mij gericht, inclusief die van H.
Hij was net bezig met de presentielijst.
Jan Jansen, Klaas Klaassen, Piet Pietersen, dreunde hij op.
En sprak toen de onsterfelijke woorden:
Puck. Is dat je voornaam of je achternaam?
Een opmerking die binnen een dag in alle parallelklassen was doorverteld.
Anderhalf jaar lang werd ik 'Hé! Achternaam!' genoemd, door mijn liefhebbende klas- en niet-klasgenoten.

Enige jaren later kregen we van H ook lessen politicologie en staatsgeschiedenis.
Als uitgangspunt van de verschillende politieke stromingen werd, zo vertelde hij, een onderscheid gemaakt tussen zij die denken dat de mens van oorsprong goed is, en zij die denken dat de mens van oorsprong slecht is.
We mochten vingers opsteken. Wie vindt het een, wie vindt het ander? De eerste groep zijn de liberalen, de tweede de conservatieven.
V en ik aarzelden, staken geen vinger op.
Toen vroeg H: 'en wie denkt er dat sommige mensen van oorsprong goed, en anderen van oorsprong slecht zijn?'
Ha. Opgelucht haalden we adem. Daar konden we ons beter in vinden.
Vingers de lucht in, als enigen van de klas.
'dat zijn de fascisten'

U begrijpt, op grond van deze twee incidenten is H nooit mijn favoriete leraar geweest.

Hij was een lul, een klootzak, een ongevoelige ongeinteresseerde eikel die nooit mentor had mogen worden. Wat hij zelf grif toegaf, zeker toen hij, tot zijn eigen ergernis, twee opeenvolgende jaren door de schoolleiding aan ons werd toegewezen.

Maar hemel, wat was hij een mooie klootzak, een goddelijke lul.

Slank en sierlijk, zonder ook maar iets aan mannelijkheid in te boeten.
Gitzwarte ogen, scheve grijns. Een mengeling van eeuwige treurigheid in een diepe duistere ziel, en voortdurende ironie en scepsis. Dodelijke charme.
Suede halfhoge schoenen, strakke broeken met wijde pijpen om dunne benen. Benige handen met een smalle trouwring. Sinds H heb ik een zwak voor suede schoenen, jaren-70-broeken en smalle trouwringen.
Toen ik ooit Youp van 't Hek interviewde was het enige wat me opviel zijn handen, zijn trouwring en zijn schoenen. Een halfuur lang staarde ik hem enigszins kwijlend aan, klein dikbuikig mannetje of niet. En dacht aan de lange magere H.

En zoals ik S had ontweken, zo volgde ik H.
Acht jaar later, geen spat veranderd.
Nog steeds een stugge hond. Nog steeds mooi en charmant. En nog steeds smalle trouwring, suede schoenen, wijde pijpen. Slank en lenig.

Het waren mooie jaren.
Het waren mooie kassa-minuten.

En het wordt duidelijk lente.
dinsdag 14 februari
11 | 13:34 Happy Valentine's Day

Een jaar geleden zat ik in de wachtkamer van de neuroloog. Zwetend, samengebalde vuisten. Zenuwachtig gapend, rekkend en strekkend.
Bij de balie hadden ze gezegd: ‘had je de uitslag van de MRI al?’.
Heel casual, gewoontjes. Zoals de assistente van de huisarts altijd doet als er alleen maar goede dingen uit een bloedonderzoek zijn gekomen.

De dag tevoren had ik ruzie gehad met mijn vader. Hij bleek het hele MS-verhaal kletskoek te vinden, nog altijd te geloven in psychische oorzaken van mijn ziekzijn. Hij wou er niets van weten, het onderwerp was onbespreekbaar, hij was streng en kortaangebonden toen hij elk gesprek hierover afbrak met een ‘ik wil het er verder niet over hebben, niet voor we de arts hebben gehoord’.

Ik was geschokt, geschrokken. Deed geen oog dicht, die nacht; niet uit angst voor de uitslag, maar omdat ik me ineens voorstelde dat ik zou vallen, in de gang. Dat mijn vader met eenzelfde starheid over me heen zou stappen: ‘het is allemaal psychisch, dat weet je best, hou op met die aanstellerij’.
Hem was niet duidelijk te maken dat de diagnose MS geen zwart-wit, geen ja of nee is. Het is een glijdende schaal.

Als een arts het heeft over ‘waarschijnlijk bloedarmoede’ is dat geen diagnose. Het is een tussentijdse gedachte, een kruisje op een laboratoriumbriefje. Reden voor meer onderzoek - maar de zinssnede op zichzelf heeft geen enkele diagnostische waarde.
Bij MS werkt het wat anders.
‘Mogelijke MS, ‘waarschijnlijke MS’, ‘laboratorium ondersteund’, ‘klinische MS’: het wordt in neurologie-land allemaal beschouwd als diagnose.
Op grond van mijn klachten en de uitslag van de VEP-test zou de neuroloog niet zo snel van het MS-pad afwijken. Ook niet als de MRI niets zou uitwijzen. Hij zou waarschijnlijk na een halfjaar een nieuwe scan willen laten maken.
Maar probeer dat een toch al sceptische vader maar eens duidelijk te maken.

En dus zat ik handenwringend in de wachtkamer. Kalme vader aan de ene kant, gemoedelijk naar de tijdschriften en platen aan de muur kijkend. Niets aan de hand. Bleke, gespannen moeder aan de andere kant. Net zo’n zenuwwrak als ik.

Ik ging alleen de spreekkamer in. Mijn dossier werd opengeslagen, de arts aarzelde even, zei toen: Ja.. er is een MRI van uw hoofd gemaakt... en die was niet zo goed..

God zij dank.

Klein zenuwachtig glimlachje, uitgeput ineens.
‘Kunt u het alstublieft mijn vader vertellen? Van mij gelooft hij het niet..’.

Een jaar.
Eén jaar.

Ik weet niet zo goed wat ik ervan moet denken.
Of het lang is, of kort.
Of het nu eindelijk tot mijzelf doordringt.

De eerste helft van het jaar dacht ik van wel.
Ik was ziek en zieker, ging hollend achteruit.
Maar oh wat was ik wijs en bewust. Gelukkig, sterk, nuchter. Bang en wanhopig en verdrietig, diepe dalen; maar ook prachtige toppen. Kalm en sereen, in al mijn uitgelatenheid. Mild, bijna. Oh gruwel..

Toen kwam het revalidatiecentrum, en klapte het luchtkasteel in één denderende klap ineen.
Ik had helemaal niets verwerkt. Was me nergens van bewust.
Alles werd alleen maar dal. Geen eindeloos ravijn, geen actief keihard vallen. Geen geschreeuw en gebrul, geen gevecht of krachtmeting. Alleen maar grauw, zuigend, verstikkend. Modder.

Augustus, september, oktober tot nu. Het ging langzaam beter, zowel fysiek als emotioneel.
Traag en geleidelijk, zonder een duidelijk keerpunt.

Of ik nou ook echt wezenlijk veranderd ben?
Ik weet het niet.

Misschien ben ik iets nuchterder geworden.
MS is een ideale ziekte voor hypochonders, om de eenvoudige reden dat àlles met MS te maken kan hebben.
Bij elke klacht, elk pijntje, elke vreemde sensatie, kan ik zeggen: ’t is gewoon de MS.
Zelfs als het dat niet is: om te sussen werkt het.
Het aantal bezoeken aan mijn huisarts is een stuk minder geworden sinds ik van de MS weet. Nieuwe klachten zijn zelden reden om bij hem langs te gaan. Hij kan toch niets doen. Vóór ik een afspraak maak weeg ik eerst af: is dit een nieuwe schub? En zo ja: wil ik dan een prednisolonkuur?
Geen schub of geen kuurwens maken een bezoek aan een arts overbodig.

Ik heb het verschil geleerd tussen klachten en symptomen.
Niet alles wat ongezond is, of een ziekteverschijnsel, is ook een last.
Moest ik een lijst opstellen van MS-verschijnselen, dan zou die ellenlang zijn. Ik kan mensen heftig schokken als ik begin over mijn slechte zicht, de tintelingen en spasmen, incontinentie. Het scala aan variaties in het zo onschuldig klinkende ‘gevoelsstoornissen’.
In een wrede bui doe ik dat schokken graag.
Maar heb ik er ook werkelijk last van? Niet echt.
De doffe plekken in combinatie met de slechte ogen doen me af en toe wat huiveren voor een eventuele nog blindere, nog gevoellozere toekomst. Hoe lees je braille met dode vingertoppen? Het zijn angstgedachten die zo groot zijn dat ze onwerkelijk worden, niet te bevatten. En net zo vlot weer verdwijnen.

Waar ik wel last van heb is de vermoeidheid, de buitenproportionele vormen die ‘moe’ tegenwoordig aanneemt. Niet te vergelijken met gewone moeheid, met ‘een beetje slaperig’.
Ik heb last van mijn problemen met geheugen en concentratie.
Van het feit dat ik me niet meer gewoon kan verdrinken in activiteiten, almaar doorgaan, ongeremd - omdat mijn lichaam me tegenwoordig onbarmhartig en acuut op mijn plaats zet.
En ik heb last van de duizeligheid, en de aanvallen van misselijkheid.

De menselijke geest vergeet snel. Gewent en verwent.
Mijn rolstoel (nog steeds met verkeerde beensteunen..) staat ongebruikt in de gang.
Weken, zo niet maanden, had ik hem elke dag nodig.
Slecht lopen was normaal, elke meter vooraf moeten plannen en wankelend veroveren.
Het gaat nu nog steeds beslist niet normaal en altijd met mate; maar wàt ik kan, gaat in elk geval redelijk goed.
Langzaamaan, ongemerkt is het beter en soepeler geworden.
Ondankbaar. Toen ik een paar dagen geleden ’s avonds ineens tot totale stilstand kwam schrok ik me wezenloos. Alsof het de eerste keer was, alsof me een groot onverwacht en onbekend onrecht werd aangedaan.

De heftigheid die de ziekte in het begin had, is minder geworden. De impact niet, juist door die gewenning.
Impact is relatief, zo afhankelijk van het uitgangspunt.
Van de ene in de andere schub, elke drie maanden: anderhalf jaar doorlopend ziek. Het maakte me uiteindelijk murw.
Maar de schrik is veel groter als het een tijd goed gaat.
Ineens elke avond doffe, gevoelloze voeten en een dagenlang gespannen wachten: blijft het hierbij, breidt het zich uit, waar gaat het heen? ‘Please don't schub me’ - in tijden van nood komt men tot bedroevend slechte woordspelingen.
Na twee weken heel voorzichtig durven zeggen: dit is het; het elke-avond-weer is zijn karakter, niet het groeien en erger worden.

Het went niet, hoogstens went het niet-wennen.
Ik vraag me af of MS überhaupt te verwerken is.
Bij elke nieuwe klacht, bij elke verandering en elk verlies begint het hele proces opnieuw. Moet er een nieuwe balans worden gevonden.
De nieuwe situatie valt binnen, moet wennen, onderzocht worden en uiteindelijk hanteerbaar gemaakt.

Er is geen dag dat ik niet aan MS denk. Daarvoor is het te zeer aanwezig, word ik er te vaak aan herinnerd. Lastig of niet: het is er wel.
Dat wil niet zeggen dat het niet goed kan gaan.
‘Goed’ blijkt niet louter afhankelijk van fysiek welzijn. Soms zelfs helemaal niet.
‘Goed’ hangt af van stemming, van gemoed. Van tevredenheid en humor, van geraakt kunnen worden.
‘Goed’ is niet ‘ondanks...’ – het is eerder: even niet meer bewust zijn van de schaduwzijde die een ‘ondanks’ impliceert.
Ik lach en grijns, in alle soorten en gradaties. Meer dan ik voor dat zogenaamde vonnis deed.
Het gaat goed, het gaat slecht. Afwisselend en tegelijkertijd, soms ondanks en vaak volledig onafhankelijk.

Mijn eerste diagnosejubileum.

Nog vele jaren.
zondag 12 februari
5 | 19:15 GIL!

Ik smste:

Morgen heb je post, véél post. Mijn kerstbrief is er niets bij. Als ie niet aankomt ga ik gillen, hij is persoonlijk, héél persoonlijk. Mijn kerstbrief is er niets bij..

Vóór ik het geheel op de bus deed maakte ik kopieën, bij onze 'wij zijn op zondag open hoezee!'-C1000.

Zojuist kwam ik erachter dat ik één van de kopieën in het masjien heb laten liggen.

(...)
vrijdag 10 februari
1 | 21:13 Mevrouw mijn Vader (3)

Krrggghh dzoeeenggg...., klonk het karakteristieke geluid van onze hoogbejaarde weegschaal uit de badkamer.

'Weeg jij je..??'

Ja. Mijn buik is zo dik..
En ik ben ook inderdaad veel te zwaar.


'Je weet dat hij sowieso vijf kilo voorstaat?'

Ja. Hij staat nu op negenzestig. Dan ben ik dus vierenzestig kilo.
Veel te zwaar...
Ik moet maar veel lopen. Bewegen. Minder eten.
Minstens vijf kilo moet eraf..


Een dag later: Ik ga lopen naar Albert Heijn, ik moet beweging hebben. Ja, anders krijg ik die vijf kilo er nooit af.

En een week later: Ik kwam Meneer S tegen, die bood me een lift aan!
Maar ik heb bedankt. Ik heb gezegd dat ik beweging nodig heb omdat ik moet afvallen.


Papa, met zijn magere pootjes.
Na de hormoonkuur, die hij in 2001 voor zijn prostaat kreeg, is het nooit meer helemaal goedgekomen met hem..
woensdag 08 februari
6 | 19:00 Home is where..

Ineens waren ze er. Twee ons sperzieboontjes in een plastic tasje, in het groentevak.
Geen label, geen sticker, geen herkomst.
Het waren niet de sperziebonen die ik had gekocht, die lagen er óók nog.
Deze waren nieuw, en niemand wist waar ze vandaan kwamen.
Van mijn vader waren ze niet, en toen ik er de volgende dag mijn moeder naar vroeg zei ze alleen wanhopig: hou op over die boontjes! Daar begon papa ook al over, ik heb geen boontjes, ik wil geen boontjes, ik háát boontjes.
Oh. Sorry hoor..
Maar inmiddels zaten mijn vader en ik nog steeds met een zak verweesde boontjes.

Eet jij ze op? Ik heb eigen boontjes..
Maar zijn ze nog goed?
Ja, ze zijn best. Nog jong ook, beslist geen dagen oud.
Nou ja.. ok.. maar ik heb ook nog zuurkool, die moet eerst op..
Heel tragisch, zo ongewenst.

Vanavond vroeg ik: Pap, ik eet die vondelingetjes toch op, is dat goed?
Jawel.. maar je weet nog steeds niet waar ze vandaan komen?
Nee..
Heeft Jelle*) ze niet meegenomen?
Waarom zou die boontjes meenemen? Jelle heeft alleen een KitKat meegenomen..
En een knoop, vulde ik in gedachten aan.

Oh.. die knoop...

Zondagochtend had ik hem gesmst. Of hij toevallig sla-olie en een pipetje in huis had.
Mijn oor deed al twee dagen niets anders dan zeer hinderlijk ploppen. Kan vuil zijn, was me van verschillende kanten gezegd; druppel er wat olie of warm water in.
Ik peins er niet over om wat dan ook in mijn oor te laten druppelen. Sinds het ENyG moeten vloeistoffen heel ver uit de buurt van mijn gehoorgang blijven.
Maar na twee dagen was ik het ploppen meer dan zat en ging ik overstag.
Zelf beschikte ik over olie noch druppelaar, vandaar mijn vraag.
Zijn antwoord luidde: "Ja, ik neem wat mee. Heb jij naald en draad voor een knoop?"

Waarmee de relatie omgang ineens een griezelig huiselijk karakter heeft gekregen.

Bij nader inzien moet ik hem toch maar eens naar die sperzen vragen..

*) Om slechts mij bekende redenen (en zelfs dat niet helemaal) heet 'Hij' vanaf heden Jelle.
Als één van u Jelle heet zou ik dat graag horen, dan bedenk ik iets anders (het voordeel van pseudoniemen..).
Het idee dat iemand zich direct aangesproken voelt als ik zwijmel over een Jelle staat me niet zo aan..

1 | 07:04 End of Romance (2)

Alsof Grey's Anatomy me op het moment ook maar iets kon schelen.
Alsof mijn eigen anatomy en lichamelijk welzijn me ook maar iets konden schelen.
We belden, we belden tot ik niet meer kon en ver daarna. Toen alles draaide, ik plat moest liggen en me moest vasthouden aan de vensterbank om niet te vallen. Toen ik dubbel begon te zien. Toen de spasmen begonnen en ik niet meer kon lopen. Toen mijn hoofd zo kolkte dat het voelde alsof mijn schedel zou openbarsten om mijn hersens uit te braken.
Toen belden we nog steeds.

De werkelijke end of romance is een teveel eraan.
dinsdag 07 februari
1 | 21:18 End of Romance

Bellen?, vraagt hij me

Bellen, reageer ik een kwartier later.
Nadat ik heb gekeken of Grey's Anatomy te downloaden is.
3 | 15:23 Babbelbox

Hallo?
Hallo?
Hallo? Met wie..?
Hallo?
Wie...? Dit is Dokter N.
Oh! Hallo. Met Puck.
Hallo.
Ja.
Ja..
Hij ging helemaal niet over..
Nee, ik nam de hoorn op om te bellen en toen was jij daar..
Ja.. Hallo dan!
Ja goedemorgen!

(...)

Meestal is het heel goed praten met mijn huisarts..
maandag 06 februari
7 | 12:40 Actief

Het is een bekend fenomeen: wanneer een lichaam zich in een stresssituatie bevindt, neemt het sympatische zenuwstelsel het over.
Hartslag en ademhaling versnellen, de bloeddruk gaat omhoog. Bloed trekt uit de huid naar de spieren, de spijsvertering ligt stil. Het hele lichaam is gericht op overleven, op vluchten of vechten.
Heel logisch, heel zinvol, zeker in de oeroude tijden, toen de mens zich in de wilde natuur moest zien te redden.

Wat me in dit verband al tijden een raadsel is, is de rol van de nieren in deze.
Nieren liggen niet stil, in tijden van stress. Nieren gaan bijna hysterisch aan het werk, spoelen niet alleen daadwerkelijk genuttigd vocht weg, maar onttrekken ook water uit het lichaam.
Zodra ik bang of gespannen ben loopt mijn blaas vol. Bij belangrijke afspraken, tijdens moeilijke gesprekken, als ik paniekerig op de fiets zit. Altijd ongelegen.
En het slaat nergens op, evolutionair gezien.

Als je in het oerwoud oog in oog staat met een beer moet je kunnen vechten, of kunnen wegrennen. Versnelde hartslag, bloed naar de spieren: it all makes sense.
Maar het is tamelijk onpraktisch als je tegen de beer moet zeggen: moment, niet aanvallen, houd die gedachte vast. Ik moet even een plasje doen.
En na een half uur weer.
Onlogisch en vooral erg irritant.
Want het is niet alleen bij nare spanning. Ook bij leuke spanning. Bij 'erg gezellig maar toch wat zenuwachtig'

Geen slok water had ik gedronken, na 13.00.
Vijf keer ging ik naar de wc voor hij om halfvier kwam, nog eens vijf keer tussen halfvier en halfacht.
Al mijn preventieve uitdrogingsmaatregelen ten spijt.
Vanochtend bleek ik anderhalve kilo te zijn afgevallen.

Het is erg verleidelijk om bij een volgend bezoek een katheter aan te leggen, ware het niet dat zo'n geel gevuld zakje de romantiek en gezelligheid er acuut uitslaat. Om nog niet te spreken van eventuele intimiteit..
zaterdag 04 februari
2 | 14:18 Verloren

Een paar weken geleden heb ik een eierdoosje in brand gestoken. Per ongeluk.
Ik gooide, gewoontegetrouw - en dus gedachteloos - een lucifer in het asbakje op het aanrecht.
Even later rook ik een brandlucht.
Ik keek op het fornuis, naast het fornuis, onder het fornuis. Naar mijn armen, naar mijn haar. En toen pas naar het aanrecht - waar het volle doosje eieren naast het asbakje in lichterlaaie stond.
Ik doofde het vuur, bekeek het gat en het goudbruin verbrande ei erachter. Ik ontdeed tegels en aanrecht van roet brandvlekken en vergat het hele incident. Zoals ik alles vergeet.

In de dagen en weken die volgden keek ik af en toe nog eens naar gat en ei, bedacht me dat ik dat ei toch eindelijk eens moest weggooien - en vergat het weer.

De eerste dagen wachtte ik gespannen op de woede van mijn vader.
Die kwam niet.
Hij was de enige die eieren at, hij had de nog resterende wolkjes verbrand karton opgeruimd, hij had het zeker gezien. Maar de scheldkanonnade kwam niet. Die had hij vermoedelijk al uitgetierd toen ik niet in de buurt was.
En toen gisteravond ineens: Puck, zou je alsjeblieft voortaan willen uitkijken als je lucifers in het bakje gooit? nou is er wéér een doosje eieren verbrand, er komt een dag dat het helemaal fout gaat en dat ei kan ik natuurlijk niet meer eten.
Pap.. dat is weken geleden..
Nee, het was een paar weken geleden óók al, maar dit is een nieuw doosje.

Ik kon hem alleen maar perplex aanstaren.
Letterlijk met stomheid geslagen.
Het was geen nieuw doosje. Het was precies hetzelfde doosje.
Hij wist het niet meer, hij was zeker van zijn zaak, dit was een bij voorbaat verloren discussie.
Ik liet de preek over me heenkomen, werd alleen maar heel verdrietig.

Al jaren lach ik mijn ouders uit. Hoogst geamuseerd om hun verbazing en verbolgenheid, over hun ouder wordende lichaam.
De verontwaardiging van mijn vader, dat hij last heeft van zijn knieën bij het traplopen, dat het fietsen langzamer dan vroeger gaat.
Hij is in drie maanden tijd vaker bij de huisarts geweest dan alle voorgaande jaren bij elkaar. Om verhaal te halen, zou ik haast zeggen.
Niets ligt natuurlijk aan hem, het wordt hem aangedaan, als door een grote onzichtbare en anonieme vijand.
Want hij wordt niet ouder, natuurlijk niet. Hij is eeuwig dertig.
Het is een proces dat bij hem hoort. De kribbigheid is hem eigen, deze wijze van verouderen is ontroerend omdat het zo karakteristiek is.

Maar vergeetachtigheid. Dat niet.
Ik mag vergeetachtig zijn, ik mag met de dag dementer lijken te worden.
Ik heb MS, problemen met concentratie en geheugen horen erbij. Ik kan niet meer normaal tellen, geen handelingen, afspraken en namen onthouden.
Maar niet mijn vader.
Papa is papa. Papa moet papa blijven. Kwaad, in voortdurend protest. Maar met een ijzeren geheugen.
vrijdag 03 februari
7 | 09:30 Dwalend

In het kader van de DutchBloggies was een speurtocht georganiseerd.
Bij ons in de wijk, dat was boffen, dan kon ik meedoen.
Er stonden pijlen op de straat, met aanwijzingen en informatie.
Ik liep de hele speurtocht uit, tot de laatste pijl, twee straten van mijn huis vandaan.
'Nog 1 minuut en 30 seconden', stond er naast de pijl. Ha fijn, bijna klaar, dacht ik.
Op het fietspad reed een vader met zijn zoontje achterop.
De vader had een keppeltje op, het jongetje had een keppeltje op, en het jongetje had op zijn rug een knuffelbeer met óók een keppeltje op. Hele blije keppeltjes, jaren-zestig sfeer. Flowerpower kleurtjes en patroontjes. Eigenlijk indrukwekkend dat ik dat van tien meter ver zag, gezien het feit dat ik op die afstand nog geen nummerbord kan lezen. In dromen kan alles.
Maar: ik was dus op 1-minuut-30 van het einde van de speurtocht, en op dat moment kwam mijn moeder mijn kamer binnen om me wakker te maken voor de fysio.
Nee.. nee.. - ik zwaaide een arm omhoog; Nog één minuut..
Maar de speurtocht wenste zich na deze onderbreking niet te hervatten.

Een dag later:

Het was een feestdag. In de synagoge was het bomvol.
Vrolijke mensen, pratende mensen, lachende mensen.
Ik had afgesproken met een hele groep, en ik was laat. Alleen temidden van al die mensen.
Ik baande me een weg door de rumoerige ruimte.
Ineens klonk er gezoem. Mmmmmm.... iedereen deed mee.
Het klonk als het zoemen in een pesterige klas, maar zonder het ingehouden gegniffel. Het was zachter, ook, maar des te nadrukkelijker. Dreigend, haast.
Ik keek om me heen. Toen pas drong het tot me door dat alle mensen in de grote ruimte mannen waren. De vrouwen stonden buiten, op de gang, in aparte ruimtes. Maar niet in de 'hoofdzaal'.
Ik was de enige vrouw, het zoemen was voor mij bedoeld, de plechtigheid zou niet verder gaan vóór ik weg was.
Ik probeerde buiten te komen, stond buiten, was de weg kwijt en alle bekende mensen.
Bang, vreemde stad en vreemde omgeving. Wou naar huis, zocht de rabbijn. Die kende me, die was vertrouwd, een baken.
Ik kon hem niet vinden, alleen zijn vrouw. Of ik vond hem toch, er was ruzie en discussie, ik wou dat hij me naar huis bracht, er kwamen andere mensen, alles vervloeide en werd vaag en verward en druk.

Ergens werd het ochtend en kwam alles goed, maar de vraag blijft:
Wat moet al dat jodendom ineens in mijn dromen?