4 | 19:26
Aanbieding
Oh, cool, dat ga ik doen!, dacht ik enthousiast toen ik dit las.
Om daarna mijn wenkbrauwen te fronsen.
Het is nog net niet zo dat ik bij een aanbod voor een gratis colonoscopie op en neer spring van ‘Ik! Ik! Ik!’ - die ene keer was met recht traumatisch te noemen, dus ik bedank graag - maar veel scheelt het duidelijk niet.
De enige troost is dat mijn moeder net zo gretig reageerde met een ‘Ja, doen we, lijkt me gaaf!’ (ze loopt wat achter, met de mode-termen).
Ik heb het in elk geval van geen vreemde.
Dus, mocht u mij graag ontmoeten: ik ben ergens in de loop van morgen op het Spuiplein te vinden. Ik ben diegene met die gulzige, op koopjes beluste ogen.
Vorig Archief - Volgend Archief
dinsdag 27 november
§ | 17:24
Verpakkingsmateriaal
Bij de kringloop: aandoenlijk babytruitje, merk ‘Zara Baby’, maat 62.
Op het labeltje: ‘Keep away from fire’.
Erhm... oké.. not to state the obvious, maar denken ze niet dat dat wat in het truitje zit....??
‘Mocht uw baby graag bij de open haard rondkruipen, trek 'm eerst even iets anders aan, want dit truitje kan niet tegen vuur’
Bij de kringloop: aandoenlijk babytruitje, merk ‘Zara Baby’, maat 62.
Op het labeltje: ‘Keep away from fire’.
Erhm... oké.. not to state the obvious, maar denken ze niet dat dat wat in het truitje zit....??
‘Mocht uw baby graag bij de open haard rondkruipen, trek 'm eerst even iets anders aan, want dit truitje kan niet tegen vuur’
zondag 25 november
1 | 02:22
Wat was was zal zijn
De afgelopen twee uur vouwde ik zes maanden aan schoon wasgoed op.
Letterlijk zes maanden, geen overdrijven aan. Misschien zelfs nog wel langer, aangezien er broeken tussen zaten die ik kwijt dacht te zijn toen ik ze afgelopen week vanwege de kou weer eens aan wilde doen.
Stapels en stapels aan wasgoed, waarbij het me, na het wassen, ophangen, weer afhalen - en dat hele traject vaak nog uitgespreid over twee weken - aan moed en energie had ontbroken om er iets meer mee te doen dan op het logeerbed neer te kwakken.
De afgelopen twee uur vouwde ik zes maanden aan schoon wasgoed op.
Letterlijk zes maanden, geen overdrijven aan. Misschien zelfs nog wel langer, aangezien er broeken tussen zaten die ik kwijt dacht te zijn toen ik ze afgelopen week vanwege de kou weer eens aan wilde doen.
Stapels en stapels aan wasgoed, waarbij het me, na het wassen, ophangen, weer afhalen - en dat hele traject vaak nog uitgespreid over twee weken - aan moed en energie had ontbroken om er iets meer mee te doen dan op het logeerbed neer te kwakken.
'De afgelopen twee jaar', schreef ik in eerste instantie, voor ik net de fout ontdekte en verbeterde.
Veelzeggende verspreking: het voelde inderdaad eerder aan als jaren dan uren.
Ik ben niet opgelucht, niet trots, niet eens moe.
Alleen leeg en enigszins moedeloos.
Want nu moet ik 'alleen nog' al mijn kleding sorteren, zomer- en winterkleding scheiden, ruimte in de kast creëren. Om al die nieuwe nette stapeltjes ook te kunnen opbergen.
Maar veel erger en moeilijker dan dat: bijhouden.
Want het is niet voor het eerst, en niet voor niets, dat er in de eerste plaats zoveel in te halen was.
donderdag 22 november
§ | 18:57
Knetter
Na mijn bezoek aan de dermatoloog was ik een verdieping hoger gegaan, waar ik de weg naar het koffieapparaat wist.
Ik ondernam mijn illegale tank-activiteiten, werd betrapt maar hartelijk begroet door een analiste van neurofysiologie (iederéén lijkt mij inmiddels te kennen, in het ziekenhuis..) en huppelde vervolgens zo goed en zo kwaad als het kon, met koffie en kruk en vermoeidheid, weer naar beneden.
Op de trap werd ik ingehaald door neuroloog Sven; een arts-assistent in zijn kielzog. Tot mijn verrassing.
Niet die arts-ass, daar heeft ie er stapels van, dat zijn zijn vaste accessoires; maar het feit dat hij er überhaupt was. Hij is er nooit op donderdag.
Vermoedelijk omdat het, zoals ik hem later tegen de assistent hoorde te zeggen, ‘knetterdruk was’.
In het voorbijracen deed hij van ‘hoi!’ en ‘dag!’ en ‘gaat het goed?!’
Ik reageerde, net zo enthousiast en monter: ‘hé!’ en ‘nee!’ en ‘maar dat geeft niet!’.
Een leugentje om bestwil is prima, maar op het moment zeggen dat het goed gaat zou zo’n grove leugen zijn dat enkel die ‘bestwil’ als argument niet meer volstaat. Maar er is geen reden om een dergelijk bericht niet met wat ogenschijnlijke levensmoed en blijheid te verzachten.
Laat de leugen dan in de verpakking van de boodschap zitten.
Helaas, niet zacht genoeg. Sven remde zijn vaart af, voor zover mogelijk, zonder van de trap te tuimelen of zijn assistent een bloedneus te stoten, en zei oprecht ontdaan: ‘Oh. Oh.. Maar ik zou.. ik wil wel.. maar ik kan echt niet, nu, ik heb geen tijd..’.
Geen moment was het in mijn hoofd opgekomen dat hij nu, ter plekke, impromptu, zijn aandacht zou moeten geven. Allicht niet. Maar kennelijk wel in zijn hoofd.
Nogmaals zei ik, nu wat dwingender: ‘het geeft niet!’ en maande hem voort: ‘Dag!!’.
Over een week of wat heb ik mijn kwartaal-lijkse afspraak bij hem.
En dan moeten we eens ernstig praten.
Dat dat natuurlijk geen doen is, dat hij het op die manier niet volhoudt. Oprechte aandacht hebben èn tonen is, helaas, een zeldzaamheid bij een specialist; en zeer te prijzen. Maar er zijn grenzen. Als hij zich blijkbaar verplicht voelt om op de trap te investeren in een onverwachte, onafgesproken patient, dan moet hij hoognodig leren Grenzen Te Stellen.
Oh, en dat ‘knetterdruk’ van hem.
Aandoenlijk lief, maar dat kan natuurlijk ook niet.
Toe zeg. Hij is hoofd van de afdeling en de subafdeling en de andere subafdeling; hij is Prof. Dr. en nog een ander soort Dr. ook, geloof ik. En volgend jaar wordt hij iets in de vijftig.
Echt hoor.
Grenzen. In alle opzichten.
Voor zijn eigen bestwil.
Na mijn bezoek aan de dermatoloog was ik een verdieping hoger gegaan, waar ik de weg naar het koffieapparaat wist.
Ik ondernam mijn illegale tank-activiteiten, werd betrapt maar hartelijk begroet door een analiste van neurofysiologie (iederéén lijkt mij inmiddels te kennen, in het ziekenhuis..) en huppelde vervolgens zo goed en zo kwaad als het kon, met koffie en kruk en vermoeidheid, weer naar beneden.
Op de trap werd ik ingehaald door neuroloog Sven; een arts-assistent in zijn kielzog. Tot mijn verrassing.
Niet die arts-ass, daar heeft ie er stapels van, dat zijn zijn vaste accessoires; maar het feit dat hij er überhaupt was. Hij is er nooit op donderdag.
Vermoedelijk omdat het, zoals ik hem later tegen de assistent hoorde te zeggen, ‘knetterdruk was’.
In het voorbijracen deed hij van ‘hoi!’ en ‘dag!’ en ‘gaat het goed?!’
Ik reageerde, net zo enthousiast en monter: ‘hé!’ en ‘nee!’ en ‘maar dat geeft niet!’.
Een leugentje om bestwil is prima, maar op het moment zeggen dat het goed gaat zou zo’n grove leugen zijn dat enkel die ‘bestwil’ als argument niet meer volstaat. Maar er is geen reden om een dergelijk bericht niet met wat ogenschijnlijke levensmoed en blijheid te verzachten.
Laat de leugen dan in de verpakking van de boodschap zitten.
Helaas, niet zacht genoeg. Sven remde zijn vaart af, voor zover mogelijk, zonder van de trap te tuimelen of zijn assistent een bloedneus te stoten, en zei oprecht ontdaan: ‘Oh. Oh.. Maar ik zou.. ik wil wel.. maar ik kan echt niet, nu, ik heb geen tijd..’.
Geen moment was het in mijn hoofd opgekomen dat hij nu, ter plekke, impromptu, zijn aandacht zou moeten geven. Allicht niet. Maar kennelijk wel in zijn hoofd.
Nogmaals zei ik, nu wat dwingender: ‘het geeft niet!’ en maande hem voort: ‘Dag!!’.
Over een week of wat heb ik mijn kwartaal-lijkse afspraak bij hem.
En dan moeten we eens ernstig praten.
Dat dat natuurlijk geen doen is, dat hij het op die manier niet volhoudt. Oprechte aandacht hebben èn tonen is, helaas, een zeldzaamheid bij een specialist; en zeer te prijzen. Maar er zijn grenzen. Als hij zich blijkbaar verplicht voelt om op de trap te investeren in een onverwachte, onafgesproken patient, dan moet hij hoognodig leren Grenzen Te Stellen.
Oh, en dat ‘knetterdruk’ van hem.
Aandoenlijk lief, maar dat kan natuurlijk ook niet.
Toe zeg. Hij is hoofd van de afdeling en de subafdeling en de andere subafdeling; hij is Prof. Dr. en nog een ander soort Dr. ook, geloof ik. En volgend jaar wordt hij iets in de vijftig.
Echt hoor.
Grenzen. In alle opzichten.
Voor zijn eigen bestwil.
dinsdag 13 november
3 | 13:40
End of an Era
Begin juli schreef ik, voor Facebook, het onderstaande stukje. Nu komt er een vervolg. Een tragisch treurig vervolg over vondelingen en wat niet al. Waarover, naar ik hoop, zo snel mogelijk een nieuw stukje. Maar omdat er voor een begrijpbaar vervolg natuurlijk eerst een 'Deel I' nodig is, hier dat begin:
In 2001 schafte ik mij een fiets aan: een hardroze Kronan, met nummerbord FD 942.
Het was een nogal opvallend ding, en dus stond ik in no-time in de buurt bekend als 'het meisje met de roze fiets'.
Dat bleef, ook toen ik hem al lang en breed had ingeruild tegen een nauwelijks minder opvallend rood zusje.
Bij één van mijn bezoekjes aan de fietsenmaker had die me de stuipen op het lijf gejaagd, door me op duistere toon te wijzen op de slechte lak van Kronans, hun extreme gevoeligheid voor roest, en kijk daar: daar, op mijn frame en op mijn wielen, daar was het onder de lak gaan roesten, niet weinig ook, en ik moest goed oppassen want het was heel goed mogelijk dat de hele fiets gewoon zomaar onder me ineen zou storten.
Toen kort daarna mijn beide banden (onplakbaar) lek waren gegaan, hing ik dus subiet FD aan de wilgen, en kocht in plaats daarvan een oude leenfiets van dezelfde fietsenmaker op. Oók een Kronan (de balk in fietsenmakers eigen oog?), maar dit keer, als gezegd, een rode.
Dat zal ruim drie jaar geleden zijn, denk ik.
Op Google Maps is een beeld van mij te vinden, waarop ik zwaar geirriteerd achterom kijk.
Ik vermoed, vanuit mijzelf gezien, dat 'er een raar soort busje heel opdringerig en tergend langzaam voorbij reed', en dat dan het fotograferende Google-maps-busje was.
Maar goed: die foto is uit oktober 2008, schijnt. En daar fietste ik nog roze.
Ondanks het feit dat ik niet meer op FD kon of durfde te rijden, kon ik het toch niet over mijn hart verkrijgen om hem weg te doen.
En dus stond hij in de garage, hapte stof en binnenwaaiende blaadjes en spinnenwebben, en nog meer roest dan hij al had.
In de afgelopen jaren maakte ik kennis met èchte roest.
Niet die slappe hap die de fietsenmaker als zo bedreigend had gezien, maar echt gruwelijk ondermijnend levensgevaarlijk.
Mijn 'nieuwe' rode fiets stond dag en nacht buiten, weer of geen weer.
En in één ding had de fietsenmaker wel gelijk gehad: de lak was snert, en het metaal zwak.
Het nummerbord begaf het als eerste.
Op een dag hing het scheef.
Korte tijd later hoorde ik, bij het fietsen over een hobbelige weg, eerst een hele hoop gerammel en toen een klap. Toen ik terugreed zag ik op straat het nummerbord liggen, inclusief fragmenten van mijn spatbord. Het bordje was niet uit zijn boutjes geschud, hij was gewoon finaal losgescheurd.
De bel, de koplamp.
Schilfers loshangende lak her en der op het frame, alsof de hele fiets aan een ernstige huidziekte leed. Het kleine gaatje in het zadel werd een scheur, werd toen een gapende wond, het schuim naar buiten. Als het regende zoog hij het water op, zodat je vervolgens heel letterlijk op een natte spons zat.
De laatste maanden ging het ineens héél snel.
Al fietsend desintegreerde de hele fiets. Elke fietstocht viel er wel iets af.
Waar het nummerbord had gezeten en een gat was achtergebleven, vrat de roest zich een weg naar binnen. Het hele spatbord brak in tweeën, rammelde dat het een aard had. Mijn bel had ik op die manier in elk geval niet meer nodig: van veraf kon men me al horen aankomen.
Twee weken geleden bengelde er een los stukje snoer onder mijn fiets. Toen ik er voorzichtig aan trok leek het of je een truitje uithaalde: er kwam geen einde aan. Tot ik uiteindelijk de complete verlichting in mijn hand had.
Het werd tijd.
Het werd nu echt tijd.
''t Is schoon al wat men door het oog der liefde ziet', schreef Willem den Elger; maar zelfs stekeblind kon ik ook wel zien dat het nu echt voorbij gevaarlijk was geworden.
Ik bestelde een nieuwe fiets, reed nog een week extra op mijn oude vertrouwde wrakje rond, en belde toen de gemeente.
Vanochtend zijn ze gekomen, van het grof-vuil.
En dus haalde ik gisteravond twéé fietsen uit elkaar.
Alle nog enigszins bruikbare onderdelen van de rode legde ik opzij.
De lekke banden van de roze haalde ik er ook eindelijk af; de roze die ineens, in vergelijking, in verbazend goede conditie leek.
De rode, die is nu echt officieel ten grave gedragen.
De roze, ach, ik vermoed dat ik daar ook nooit meer op zal gaan rijden, ondanks mijn zo ijverig bijeen schrapen van ruil-onderdelen.
Maar ik kan niet alles tegelijk.
Laat mij nog even het meisje van die rare roze fiets met het nummerbord zijn; voor ik een vrouw op een hele gewone degelijke Gazelle word.
* * *
© 13-07-2012
Bijbehorende Flickr mini-set: Kronan-sloop 12-07-2012
Begin juli schreef ik, voor Facebook, het onderstaande stukje. Nu komt er een vervolg. Een tragisch treurig vervolg over vondelingen en wat niet al. Waarover, naar ik hoop, zo snel mogelijk een nieuw stukje. Maar omdat er voor een begrijpbaar vervolg natuurlijk eerst een 'Deel I' nodig is, hier dat begin:
In 2001 schafte ik mij een fiets aan: een hardroze Kronan, met nummerbord FD 942.
Het was een nogal opvallend ding, en dus stond ik in no-time in de buurt bekend als 'het meisje met de roze fiets'.
Dat bleef, ook toen ik hem al lang en breed had ingeruild tegen een nauwelijks minder opvallend rood zusje.
Bij één van mijn bezoekjes aan de fietsenmaker had die me de stuipen op het lijf gejaagd, door me op duistere toon te wijzen op de slechte lak van Kronans, hun extreme gevoeligheid voor roest, en kijk daar: daar, op mijn frame en op mijn wielen, daar was het onder de lak gaan roesten, niet weinig ook, en ik moest goed oppassen want het was heel goed mogelijk dat de hele fiets gewoon zomaar onder me ineen zou storten.
Toen kort daarna mijn beide banden (onplakbaar) lek waren gegaan, hing ik dus subiet FD aan de wilgen, en kocht in plaats daarvan een oude leenfiets van dezelfde fietsenmaker op. Oók een Kronan (de balk in fietsenmakers eigen oog?), maar dit keer, als gezegd, een rode.
Dat zal ruim drie jaar geleden zijn, denk ik.
Op Google Maps is een beeld van mij te vinden, waarop ik zwaar geirriteerd achterom kijk.
Ik vermoed, vanuit mijzelf gezien, dat 'er een raar soort busje heel opdringerig en tergend langzaam voorbij reed', en dat dan het fotograferende Google-maps-busje was.
Maar goed: die foto is uit oktober 2008, schijnt. En daar fietste ik nog roze.
Ondanks het feit dat ik niet meer op FD kon of durfde te rijden, kon ik het toch niet over mijn hart verkrijgen om hem weg te doen.
En dus stond hij in de garage, hapte stof en binnenwaaiende blaadjes en spinnenwebben, en nog meer roest dan hij al had.
In de afgelopen jaren maakte ik kennis met èchte roest.
Niet die slappe hap die de fietsenmaker als zo bedreigend had gezien, maar echt gruwelijk ondermijnend levensgevaarlijk.
Mijn 'nieuwe' rode fiets stond dag en nacht buiten, weer of geen weer.
En in één ding had de fietsenmaker wel gelijk gehad: de lak was snert, en het metaal zwak.
Het nummerbord begaf het als eerste.
Op een dag hing het scheef.
Korte tijd later hoorde ik, bij het fietsen over een hobbelige weg, eerst een hele hoop gerammel en toen een klap. Toen ik terugreed zag ik op straat het nummerbord liggen, inclusief fragmenten van mijn spatbord. Het bordje was niet uit zijn boutjes geschud, hij was gewoon finaal losgescheurd.
De bel, de koplamp.
Schilfers loshangende lak her en der op het frame, alsof de hele fiets aan een ernstige huidziekte leed. Het kleine gaatje in het zadel werd een scheur, werd toen een gapende wond, het schuim naar buiten. Als het regende zoog hij het water op, zodat je vervolgens heel letterlijk op een natte spons zat.
De laatste maanden ging het ineens héél snel.
Al fietsend desintegreerde de hele fiets. Elke fietstocht viel er wel iets af.
Waar het nummerbord had gezeten en een gat was achtergebleven, vrat de roest zich een weg naar binnen. Het hele spatbord brak in tweeën, rammelde dat het een aard had. Mijn bel had ik op die manier in elk geval niet meer nodig: van veraf kon men me al horen aankomen.
Twee weken geleden bengelde er een los stukje snoer onder mijn fiets. Toen ik er voorzichtig aan trok leek het of je een truitje uithaalde: er kwam geen einde aan. Tot ik uiteindelijk de complete verlichting in mijn hand had.
Het werd tijd.
Het werd nu echt tijd.
''t Is schoon al wat men door het oog der liefde ziet', schreef Willem den Elger; maar zelfs stekeblind kon ik ook wel zien dat het nu echt voorbij gevaarlijk was geworden.
Ik bestelde een nieuwe fiets, reed nog een week extra op mijn oude vertrouwde wrakje rond, en belde toen de gemeente.
Vanochtend zijn ze gekomen, van het grof-vuil.
En dus haalde ik gisteravond twéé fietsen uit elkaar.
Alle nog enigszins bruikbare onderdelen van de rode legde ik opzij.
De lekke banden van de roze haalde ik er ook eindelijk af; de roze die ineens, in vergelijking, in verbazend goede conditie leek.
De rode, die is nu echt officieel ten grave gedragen.
De roze, ach, ik vermoed dat ik daar ook nooit meer op zal gaan rijden, ondanks mijn zo ijverig bijeen schrapen van ruil-onderdelen.
Maar ik kan niet alles tegelijk.
Laat mij nog even het meisje van die rare roze fiets met het nummerbord zijn; voor ik een vrouw op een hele gewone degelijke Gazelle word.
* * *
© 13-07-2012
Bijbehorende Flickr mini-set: Kronan-sloop 12-07-2012
maandag 05 november
1 | 20:52
Zorg. En zekerheid!
Of ik over kapitaal beschikte, wilde de belastingdienst weten.
Nòu, en of!
Eens, in een ver, ver verleden, een vorig leven waarin ik wel al stuk was, maar minder dan nu, deed ik voor de duur van drie maanden echt werk. Heel echt en betaald.
Bij de organisatie waar ik op dat moment als officiele gestoorde vrijwilliger werkte, was een ware epidemie van zwangerschappen gaande.
Als minst gekke die op dat moment beschikbaar was, werd mij één van de vele vrijgekomen taken toevertrouwd.
Ik deed het werk naar ieders tevredenheid, en was godsdankbaar toen ik er ook weer mee mocht stoppen.
Mijn kortstondige deelname aan het arbeidsproces leverde me, behalve een langlopend bureaucratisch conflict met het UWV, een heus pensioen op.
Sindsdien krijg ik, als ‘gewezen deelnemer’, eens per vijf jaar een Uniform Pensioenoverzicht toegestuurd.
Vandaag lag het weer in de brievenbus. Tot mijn grote vreugde mocht ik lezen wat mijn ‘stand per 1 januari 2012’ is (ze hebben er blijkbaar zelf 11 maanden over moeten peinzen):
Dat is...
Oh wow...
Daarmee kan je toch nog een leuk.. eeh..
Tsja. Wàt, eigenlijk...?
(Aardig detail: op de achterkant van de brief wordt mij nog meegedeeld dat, in geval van mijn vroegtijdig overlijden, mijn eventuele kinderen onder de 21 jaar elk €2 ontvangen. Of dit een jaarlijks terugkerende of een eenmalige uitkering is vermeldt het bericht niet. Terwijl ik dat toch niet onbelangrijk vind. Ik bedoel, €2, dat is toch een leuk... afijn..)
Of ik over kapitaal beschikte, wilde de belastingdienst weten.
Nòu, en of!
Eens, in een ver, ver verleden, een vorig leven waarin ik wel al stuk was, maar minder dan nu, deed ik voor de duur van drie maanden echt werk. Heel echt en betaald.
Bij de organisatie waar ik op dat moment als officiele gestoorde vrijwilliger werkte, was een ware epidemie van zwangerschappen gaande.
Als minst gekke die op dat moment beschikbaar was, werd mij één van de vele vrijgekomen taken toevertrouwd.
Ik deed het werk naar ieders tevredenheid, en was godsdankbaar toen ik er ook weer mee mocht stoppen.
Mijn kortstondige deelname aan het arbeidsproces leverde me, behalve een langlopend bureaucratisch conflict met het UWV, een heus pensioen op.
Sindsdien krijg ik, als ‘gewezen deelnemer’, eens per vijf jaar een Uniform Pensioenoverzicht toegestuurd.
Vandaag lag het weer in de brievenbus. Tot mijn grote vreugde mocht ik lezen wat mijn ‘stand per 1 januari 2012’ is (ze hebben er blijkbaar zelf 11 maanden over moeten peinzen):
Dat is...
Oh wow...
Daarmee kan je toch nog een leuk.. eeh..
Tsja. Wàt, eigenlijk...?
(Aardig detail: op de achterkant van de brief wordt mij nog meegedeeld dat, in geval van mijn vroegtijdig overlijden, mijn eventuele kinderen onder de 21 jaar elk €2 ontvangen. Of dit een jaarlijks terugkerende of een eenmalige uitkering is vermeldt het bericht niet. Terwijl ik dat toch niet onbelangrijk vind. Ik bedoel, €2, dat is toch een leuk... afijn..)
vrijdag 02 november
2 | 02:05
Levenslang
Gisteren was het Allerheiligen, vandaag Allerzielen.
Voor iedereen die een dierbare verloren heeft, maar ook omdat ik sowieso graag Don Quishocking spam, ongeacht de gelegenheid: hier het prachtige lied 'Achterblijvers'. Met mp3. (en op herhaling, zo blijkt)
Gisteren was het Allerheiligen, vandaag Allerzielen.
Voor iedereen die een dierbare verloren heeft, maar ook omdat ik sowieso graag Don Quishocking spam, ongeacht de gelegenheid: hier het prachtige lied 'Achterblijvers'. Met mp3. (en op herhaling, zo blijkt)
Alle kranten hebben opgeblazen koppen
Als de dood weer voor sensatie heeft gezorgd
Motorrijder kon voor sneltrein niet meer stoppen;
Wijkverpleegster met haar eigen sjaal geworgd;
Twee vriendinnetjes verdronken in een vijver;
Een stilettosteek werd bendelid fataal
Alles wordt met veel redactionele ijver
Verwerkt tot een smakelijk verhaal
Maar nooit een woord over de achterblijvers
Die komen de kranten niet gelegen
Maar nooit een woord over de achterblijvers
Achterblijvers worden doodgezwegen
Alle dagen zie je voor de televisie
Hoe er elders mensen worden afgeslacht
Met een virtuositeit en een precisie
Die je in dit technisch tijdperk ook verwacht
Steeds maar beelden van totaal verminkte lijken
Door gedragen commentaren begeleid
En we kunnen er wel lang naar blijven kijken
Want we zijn gewend aan actualiteit
Maar nooit een woord over de achterblijvers
Die komen het journaal niet zo gelegen
Maar nooit een woord over de achterblijvers
Achterblijvers worden doodgezwegen
Alle mensen zitten boordevol verhalen
Over kanker, hartinfarct en wat niet al
Want we sterven van de dodelijke kwalen
Iedereen heeft zo zijn eigen sterfgeval
En dan zeggen we gelukkig nog te leven
En nog steeds te zijn ontsprongen aan de dans
En van tijd tot tijd stokt zo'n gesprek heel even
Dan berekenen we nog eens onze kans
Maar nooit een woord over de achterblijvers
Achterblijvers maken ons verlegen
Maar nooit een woord over de achterblijvers
Achterblijvers worden doodgezwegen
Alle vlees is gras, zeggen de oude boeken
En daar worden we alleen maar treurig van
Maar we falen als we naar de woorden zoeken
Waarmee je achterblijven troosten kan
Achterblijven is een leven incompleet zijn
Achterblijven maakt de mooiste dood nog wrang
Zomaar dood gaan kan vaak als een vonnis wreed zijn
Maar wie achterblijft krijgt altijd levens-lang
Tekst: Jan Boerstoel
Muziek: Pieter van Empelen