§ | 19:10
Corrumperend
‘Mevrouw?’
Peinzend en fronsend had ik in de
bak met afgeprijsde artikelen staan kijken; fronsend vooral omdat alle
afprijs-stickers dwars over logo en product-omschrijving waren geplakt,
zodat het een wilde gok was wàt je nou eigenlijk voor weinig geld kon
kopen.
Wat verstrooid keek ik op, en zag drie turven hoog aan Oosterse pracht staan.
Grote
donkere ogen in een zacht-bruin koppie; mollige armpjes met kuiltjes in
de ellebogen, en tegelijk toch zo rank en fijn. Het type jongetje
waarvan je stiekem denkt, als je zijn foto in een Amber-alert ziet
verschijnen: “Ja, kunst, die had ik óók meegenomen, als ik nog wat
ruimte achter op mijn fiets had gehad.”
Dat hij me ‘mevrouw’ noemde kon me niets schelen, ik vond het bijna een eer om überhaupt door hem aangesproken te worden.
‘Mevrouw? Kunt u [mompel mompel mompel]..?’
‘Wat zeg je? Ik verstond je niet’
Ik liep naar hem toe, hij liep van me weg, voor me uit, wijzend.
En
ik volgde hem, zoals in films de hoofdpersoon ook blindelings de
sprookjesachtige mini-boeddha volgt, op weg naar geheimen, schatten,
openbaringen.
‘Kunt u mij zeggen wat [mompel mompel mompel]..??’
‘Nog één keer, alsjeblieft’, zei ik verontschuldigend.
‘Kunt u mij zeggen wat de zoete popcorn is?’
‘Ja, natuurlijk’, zei ik ietwat verbluft. ‘Even kijken’.
Ik keek rond in het schap waarnaar hij me intussen had geleid.
‘Doe je boodschappen voor mama?’
(Hoe durfde ik, dacht ik meteen; Om zo betuttelend over ‘mama’ te spreken. Had toch gewoon ‘je moeder’ gezegd)
‘Nee.’
‘Voor jezelf?!’
‘Ja...’
‘Hier zijn ze.’
Ik wees naar de verpakkingen: ‘Dit is de zoete, en dit is de zoute.
’
‘Dank u wel’
Hij liep – niet ‘rende’! – snel snel naar de kassa.
Van een afstandje hoorde ik hem zeggen: ‘[mompel mompel mompel]... popcorn!’
Toen ik dichterbij kwam zag ik hem met – waarschijnlijk – zijn grote broer.
Vier turven hoog, hooguit elf jaar oud, maar duidelijk met overwicht.
‘Terugleggen’, sprak hij streng.
Waarop
het kleinste turfje, zichtbaar teleurgesteld maar zonder één woord van
protest, de zak popcorn inderdaad naar het schap terugbracht.
‘Hij
vroeg het me nog wel zo beleefd’, zei ik ontroerd en excuserend
tegelijk; me schamend voor mijn medewerking aan deze verboden
activiteit.
Nog geheel perplex en betoverd haastte ik me de winkel uit, me pas bij thuiskomst de vergeten mysterieuze potjes herinnerend.
Echt,
soms denk ik: het is maar goed dat ik geen kinderen heb. Als ze zo
zouden uitpakken als deze, zo’n toonbeeld van manieren en opvoeding, èn
schoonheid, dan zou ik ze kapot verwennen.
En ineens gaat me een licht op, over mijn buurjongetje, en hoe het mogelijk is dat hij zo charmant en tegelijk toch zo’n verwend rotjochie kan zijn.
Ik vermoed dat een overdaad aan kinderlijke charme een zelfregulerend mechanisme in gang zet…
Vorig Archief - Volgend Archief
donderdag 28 juni
dinsdag 26 juni
7 | 13:56
Puck Was Here
In de afgelopen weken ben ik in mijn eentje naar de andere kant van de stad gefietst. En nog eens. En nog eens.
De eerste keer dat ik bij de Grote Marktstraat was, heb ik bij de Mediamarkt een bonnetje gevraagd. Als bewijs, als aandenken aan deze mijlpaal.
Verder dan ik de laatste – eens kijken... vijftien jaar (minstens!) alleen ben gefietst.
Ja, ik ben tussendoor nog wel verder geweest.
Maar dan met mijn moeder samen. Of als mijn moeder halverwege op haar werk was, stand-by, bereid elk moment op te stappen om me ‘te redden’.
Deze keren had ik geen idee waar mijn moeder uithing; of ik wist absoluut honderd procent zeker dat ze onmogelijk naar me toe zou kunnen komen. En zij was vaak evenmin op de hoogte van mijn activiteiten.
Alleen. Op de fiets. Voor het eerst in eeuwig, naar ‘de andere kant van de wereld’.
Een ontwikkeling die er nooit was geweest zonder Karin Spaink en haar Canta-project.
Dat klinkt wat bizar: fiets-ontwikkelingen door een auto-project.
Maar het is toch echt zo.
Mijn eigen Canta heb ik sinds 2007. Na een intake en een overweging, een aanvankelijke afwijzing, ettelijke brieven en pleidooien en een uiteindelijke toewijzing kreeg ik hem dan eindelijk.
En toen bleek dat ik van zelf rijden wagenziek werd.
Zoals ik eigenlijk van èlk nieuw soort beweging wagenziek word: toen ik voor het eerst in een rolstoel zat heb ik na twee dagen rijden vervolgens een week plat op bed moeten liggen. Toen ik voor het eerst op de roeimachine bij de fysio ging, de eerste keer op de crosstrainer, de loopband: elke keer daarna twee dagen ziek.
Tikje overgevoelig evenwichtsorgaan.
Er was vaak wel doorheen te breken, maar dat was geen prettig proces. Als het niet hoefde, dan liever niet.
Dat autootje, daar zat weinig druk achter: ik durfde toch geen verre einden van huis, en de korte stukjes waren veel sneller met de fiets dan met de auto.
Het enige wat me ‘pestte’ was mijn schuldgevoel: hier had ik deze geweldige voorziening van de gemeente, een voorziening die ze zelden of nooit toekennen, waar veel mensen met ergere beperkingen dan ik een moord voor zouden doen en die ik eigenlijk alleen maar had omdat ik nou eenmaal goed ben in het schrijven van bezwaarschriften.
Elke keer dat ik het wagentje op de parkeerplaats zag staan voelde ik het knagen: ik was een manipulator geweest, met mijn schrijfsels; en nu had ik, verwend nest, waarom ik zo had gezeurd, en ik had er niet eens een tijdje ziek-zijn voor over.
Was dat nou dankbaarheid?
Mijn oplossing lag erin dat ik niet te vaak naar de parkeerplaats ging. Die lag achter het huis, dus dat ging makkelijk.
Jaren gingen voorbij, jaren waarin ik heel af en toe eens in de auto stapte, om er tot drie keer toe achter te komen dat hij raar startte, raar reed, überhaupt niet meer startte. Te lang te koud te stil geweest. Weggesleept, opgelapt, van nieuwe olie en benzine en totale stuurkolom voorzien (dat laatste, dat was een kleine ‘anomaly’ die niets te maken had met het stilstaan, maar alles met een verkeerd geplaatste verkeersdrempel – lang verhaal, never mind). En vervolgens, helemaal in het nieuw en klaar voor een frisse start: toch weer stilte.
Ik ging verhuizen, en het leek zo handig: een eigen verhuiswagentje.
Maar het wagentje weigerde, wederom, alle dienst.
Misschien moet ik hem maar opgeven, dacht ik.
Ik overlegde met de dealer, legde het dilemma voor: dat ik hem nu niet kon gebruiken, dat mijn lijf dwars zat; dat ik er liever iemand anders gelukkig mee zou maken, dat ik erover dacht de gemeente te vragen of ik hem ‘tijdelijk’ kon teruggeven. Tot ik er zelf weer aan toe zou zijn.
Tot mijn verrassing zei de dealer: nee, niet doen. Dan krijg je hem nooit meer terug, zeker nu niet meer. Politiek klimaat, crisis, etc.
Gewoon houden. Dan staat hij maar stil, het zij zo. Op een dag wil je hem toch weer gebruiken, en dan hèb je hem tenminste.
En toen hoorde ik van het Canta-project van Karin.
Ik las haar verhalen, las over de geschiedenis en ontwikkeling van het autootje.
In grote lijnen kende ik het al, maar: alleen als plat verhaal.
Om nu de passie te lezen, die alle werknemers voor dat kleine ding voelden – dat gaf het zetje dat ik nodig had.
Waar ik me voorheen ‘slechts’ schuldig voelde tegenover alle anonieme mensen die niet hadden wat ik had: nu was er ook een hele club toegewijde monteurs die hun ziel en zaligheid hadden gestopt in iets wat ik maar liet verrotten.
Een club monteurs die nota bene in mijn eigen stad een vestiging hadden, en me zonder enig verwijt keer op keer hadden geholpen om mijn auto weer als nieuw te maken.
Ik was het ook aan hen verplicht eindelijk eens te gaan rijden.
En dat deed ik.
Eerst veel te veel, natuurlijk. Na afloop dronken en draaierig plat op bed.
Eerst heel behoedzaam, ook. 45 Kilometer per uur, dat is een gigantische snelheid, zeker als je een slechte coördinatie en weinig zicht hebt, en vaak genoeg zelfs op de fiets jezelf al niet kan bijhouden. Het voorbij flitsende landschap steeds proberen te ‘grijpen’ – en vaak genoeg misgrijpen, het overzicht volledig kwijtraken – het was doodvermoeiend.
Maar langzaamaan wende het.
Ik begon het zowaar fijn te vinden.
Als een echte automobilist ging ik zelfs ongeduldig foeteren op al die achterlijke fietsers die niet uitkeken bij het oversteken, of drie-dik naast elkaar reden.
(echt, het loont de moeite om als fietser eens aan de andere kant te zitten. Niet dat ik er zelf minder gevaarlijk om ben gaan rijden – ik zie een stoplicht nog steeds meer als ‘advies’ dan als regel en voorwaarde – maar ik heb in elk geval een stuk meer sympathie gekregen voor alle agressieve reacties die ik krijg. Ik knik tegenwoordig heel nederig en berouwvol als ik weer eens iemand praktisch de dood in hem geholpen.)
Wat goed uitkwam was dat, gelijk met deze ontwikkelingen, het een na het andere dure onderdeel van mijn inboedel het begaf.
Mijn tv, mijn matras.. ik zag mezelf genoodzaakt om stad en land af te rijden om vergelijkend warenonderzoek te doen. Woonboulevards. Een wereld waarvan ik niet zeker weet of ik hem wel had willen leren kennen. ‘Ontluisterend’ – en verder moeten we er maar niet teveel over zeggen.. Eén keer was al genoeg, en de vijf keer dat ik er nu één van binnen heb gezien… afijn.
Ik had een groente-projectje, waardoor ik ‘zomaar ineens’ op een regenachtige woensdagmiddag op de Boerenmarkt de allerlaatste lading knolkervel van het seizoen opkocht. Doodmoe maar kurkdroog met mijn schat thuiskomend.
En de reünie van mijn ‘gesticht’, waarop ik vijftien jaar had gehoopt maar eigenlijk altijd zeker had geweten: als ie komt, dan kan ik er toch niet heen, want veels te ver van huis. Maar hij kwam, en ik was erbij.
Mijn zelfvertrouwen groeide, bijna evenredig met mijn ergernis om het overige wegverkeer.
Niets dat – althans: onder de juiste omstandigheden – zo opbouwend werkt als een gevoel van saamhorigheid, van ‘erbij horen’.
Niets dat zo goed afleidt van angst en paniek, als een flinke dosis irritatie.
Want mijn hemel, wat zijn de standaard automobilisten onvoorstelbaar asociaal. In het algemeen als, maar vooral tegenover ‘ons’, de Canta-rijders.
Toeteren, levensgevaarlijk snijden en inhalen, bij voorkeur vlak voor een stoplicht.
Haast, haast, iedereen heeft maar haast. En het heeft geen enkele zin: eens stond ik bij een stoplicht achter een grote snelle sportwagen, in al mijn kleine traagheid. Zodra het licht op groen sprong schoot hij ervandoor, en ik sjokte erachteraan. Om bij het volgende stoplicht achter precies diezelfde auto te staan. En bij het stoplicht erna wéér. En dat daarna wéér – de volle vijf kilometer, die de weg lang was.
Ik leerde dat je in de auto veel sneller verdwaalt dan op de fiets.
Het zicht en overzicht is anders.
De stad waarin ik mijn hele leven had gewoond en altijd mijn weg zonder problemen in had gevonden, die stad werd een vreemde.
Ik herkende niets meer. Reed straten voorbij, deels omdat ik ze niet op tijd zag en er dus al voorbij was voor ik het doorhad, deels omdat ze er, bezien vanuit de auto, gewoon totaal anders uitzagen.
Je verdwaalt sneller, je verdwaalt erger – juist vanwege die snelheid – maar gek genoeg is het minder eng. Want je zit. Je zit binnen, overdekt en warm en beschermd. En je bent ‘zo thuis’, hoeft niet eindeloos op steeds minder wordende lichaamskracht terug te trappen.
En ik leerde dat je nooit, nóóit in de auto naar de Haagse binnenstad moet proberen te komen.
Eenrichtingsverkeer.
Who knew.
Mijn ouders hebben nooit een auto gehad, ik ben opgevoed als fietser, ik leef en denk in het verkeer als een fietser: slingerend door kleine straatjes, inhalend, stoepje-op-stoepje-af, als het nodig is. Stoplichten, als gezegd, bijna altijd negerend; net als afgezette wegen. Er is immers altijd wel een klein gaatje en paadje tussen de hekken te vinden.
Gewapend met mijn kruk ben ik bovendien altijd gelabeld als invalide waar men meelij mee heeft, wat een wereld aan be-fietsbare trottoirs voor me opent.
En éénrichtingsverkeer bestaat niet eens, in fietsland.
De combinatie van alles maakte dat ik ook op de fiets steeds zelfverzekerder werd.
Ik maakte opnieuw kennis met plekken waar ik in mijn gymnasium-tijd voor het laatst was geweest.
Raakte al die vreselijk griezelige plaatsen heel voorzichtig weer aan: "Hoi... ben jij er ook nog...? Ik ken jou nog wel, ik vind je heel eng, maar ik heb je eigenlijk wel gemist, want je bent toch wel leuk en fijn, ik zou wel graag weer eens langskomen..."
En zo kwam het dat ik op een goede dag ineens de Grote Marktstraat in fietste. Als vanouds cirkelend en paaltjes vermijdend.
Langzaam kom ik terug in de wereld.
Langzaam verdwijn ik ook weer, trouwens – matigen is geen begrip dat aan mij besteed is, en natúúrlijk moet mijn lichaam gewoon gehoorzaam aan me zijn, chronische ziektes of niet.
En dus heb ik, geheel naar verwachting, van al deze activiteiten een gigantische terugslag gekregen.
Ziek, zieker, ziekst – inmiddels al drie weken lang.
Maar ik laat me niet volledig, voorgoed, niet weer opnieuw wegvagen.
Ik heb de smaak te pakken, ik ben gulzig, eager.
Ik lijk eindelijk, eindelijk, na al deze jaren van twaalf-jaar-oud te zijn doorgestoten naar zeventien, achttien. De wereld in, wil ik.
Wind in de haren, zon op mijn gezicht. Op de fiets.
Dankzij de auto.
Donderdag a.s. vindt het grote Nationale Canta Ballet plaats, in de Gashouder in Amsterdam.
Ik kan er niet bij zijn, hoe graag ik het ook had willen zien. Amsterdam is nog iets te hoog gegrepen, zeker op dit moment.
Maar wilt u voor me gaan?
Helpt u, namens mij, het Canta-project onder de aandacht brengen, steunt u het, koopt u het boek‘De Benenwagen’, dat erbij hoort?
Zonder Karin had ik mijn Canta in de eerste plaats nooit aangevraagd.
Was ik hem gewoon steeds opnieuw vergeten, achter op de parkeerplaats bij mijn vader.
Was ik er niet opnieuw in gaan rijden, had ik niet stukjes van mijn wereld hervonden, stukjes van mezelf verkregen.
En als u nou denkt: ‘Alles leuk, prima hoor, fijn voor je, maar wat heb ik daar voor boodschap aan’: denkt u eens in, wat voor gevarieerder stukjes ik hier kan schrijven, als mijn actieradius eenmaal groter wordt…
Dus hulde en dank aan Karin.
Hulde en dank aan de Canta.
En natuurlijk eerst en vooral: aan de makers ervan.
In de afgelopen weken ben ik in mijn eentje naar de andere kant van de stad gefietst. En nog eens. En nog eens.
De eerste keer dat ik bij de Grote Marktstraat was, heb ik bij de Mediamarkt een bonnetje gevraagd. Als bewijs, als aandenken aan deze mijlpaal.
Verder dan ik de laatste – eens kijken... vijftien jaar (minstens!) alleen ben gefietst.
Ja, ik ben tussendoor nog wel verder geweest.
Maar dan met mijn moeder samen. Of als mijn moeder halverwege op haar werk was, stand-by, bereid elk moment op te stappen om me ‘te redden’.
Deze keren had ik geen idee waar mijn moeder uithing; of ik wist absoluut honderd procent zeker dat ze onmogelijk naar me toe zou kunnen komen. En zij was vaak evenmin op de hoogte van mijn activiteiten.
Alleen. Op de fiets. Voor het eerst in eeuwig, naar ‘de andere kant van de wereld’.
Een ontwikkeling die er nooit was geweest zonder Karin Spaink en haar Canta-project.
Dat klinkt wat bizar: fiets-ontwikkelingen door een auto-project.
Maar het is toch echt zo.
Mijn eigen Canta heb ik sinds 2007. Na een intake en een overweging, een aanvankelijke afwijzing, ettelijke brieven en pleidooien en een uiteindelijke toewijzing kreeg ik hem dan eindelijk.
En toen bleek dat ik van zelf rijden wagenziek werd.
Zoals ik eigenlijk van èlk nieuw soort beweging wagenziek word: toen ik voor het eerst in een rolstoel zat heb ik na twee dagen rijden vervolgens een week plat op bed moeten liggen. Toen ik voor het eerst op de roeimachine bij de fysio ging, de eerste keer op de crosstrainer, de loopband: elke keer daarna twee dagen ziek.
Tikje overgevoelig evenwichtsorgaan.
Er was vaak wel doorheen te breken, maar dat was geen prettig proces. Als het niet hoefde, dan liever niet.
Dat autootje, daar zat weinig druk achter: ik durfde toch geen verre einden van huis, en de korte stukjes waren veel sneller met de fiets dan met de auto.
Het enige wat me ‘pestte’ was mijn schuldgevoel: hier had ik deze geweldige voorziening van de gemeente, een voorziening die ze zelden of nooit toekennen, waar veel mensen met ergere beperkingen dan ik een moord voor zouden doen en die ik eigenlijk alleen maar had omdat ik nou eenmaal goed ben in het schrijven van bezwaarschriften.
Elke keer dat ik het wagentje op de parkeerplaats zag staan voelde ik het knagen: ik was een manipulator geweest, met mijn schrijfsels; en nu had ik, verwend nest, waarom ik zo had gezeurd, en ik had er niet eens een tijdje ziek-zijn voor over.
Was dat nou dankbaarheid?
Mijn oplossing lag erin dat ik niet te vaak naar de parkeerplaats ging. Die lag achter het huis, dus dat ging makkelijk.
Jaren gingen voorbij, jaren waarin ik heel af en toe eens in de auto stapte, om er tot drie keer toe achter te komen dat hij raar startte, raar reed, überhaupt niet meer startte. Te lang te koud te stil geweest. Weggesleept, opgelapt, van nieuwe olie en benzine en totale stuurkolom voorzien (dat laatste, dat was een kleine ‘anomaly’ die niets te maken had met het stilstaan, maar alles met een verkeerd geplaatste verkeersdrempel – lang verhaal, never mind). En vervolgens, helemaal in het nieuw en klaar voor een frisse start: toch weer stilte.
Ik ging verhuizen, en het leek zo handig: een eigen verhuiswagentje.
Maar het wagentje weigerde, wederom, alle dienst.
Misschien moet ik hem maar opgeven, dacht ik.
Ik overlegde met de dealer, legde het dilemma voor: dat ik hem nu niet kon gebruiken, dat mijn lijf dwars zat; dat ik er liever iemand anders gelukkig mee zou maken, dat ik erover dacht de gemeente te vragen of ik hem ‘tijdelijk’ kon teruggeven. Tot ik er zelf weer aan toe zou zijn.
Tot mijn verrassing zei de dealer: nee, niet doen. Dan krijg je hem nooit meer terug, zeker nu niet meer. Politiek klimaat, crisis, etc.
Gewoon houden. Dan staat hij maar stil, het zij zo. Op een dag wil je hem toch weer gebruiken, en dan hèb je hem tenminste.
En toen hoorde ik van het Canta-project van Karin.
Ik las haar verhalen, las over de geschiedenis en ontwikkeling van het autootje.
In grote lijnen kende ik het al, maar: alleen als plat verhaal.
Om nu de passie te lezen, die alle werknemers voor dat kleine ding voelden – dat gaf het zetje dat ik nodig had.
Waar ik me voorheen ‘slechts’ schuldig voelde tegenover alle anonieme mensen die niet hadden wat ik had: nu was er ook een hele club toegewijde monteurs die hun ziel en zaligheid hadden gestopt in iets wat ik maar liet verrotten.
Een club monteurs die nota bene in mijn eigen stad een vestiging hadden, en me zonder enig verwijt keer op keer hadden geholpen om mijn auto weer als nieuw te maken.
Ik was het ook aan hen verplicht eindelijk eens te gaan rijden.
En dat deed ik.
Eerst veel te veel, natuurlijk. Na afloop dronken en draaierig plat op bed.
Eerst heel behoedzaam, ook. 45 Kilometer per uur, dat is een gigantische snelheid, zeker als je een slechte coördinatie en weinig zicht hebt, en vaak genoeg zelfs op de fiets jezelf al niet kan bijhouden. Het voorbij flitsende landschap steeds proberen te ‘grijpen’ – en vaak genoeg misgrijpen, het overzicht volledig kwijtraken – het was doodvermoeiend.
Maar langzaamaan wende het.
Ik begon het zowaar fijn te vinden.
Als een echte automobilist ging ik zelfs ongeduldig foeteren op al die achterlijke fietsers die niet uitkeken bij het oversteken, of drie-dik naast elkaar reden.
(echt, het loont de moeite om als fietser eens aan de andere kant te zitten. Niet dat ik er zelf minder gevaarlijk om ben gaan rijden – ik zie een stoplicht nog steeds meer als ‘advies’ dan als regel en voorwaarde – maar ik heb in elk geval een stuk meer sympathie gekregen voor alle agressieve reacties die ik krijg. Ik knik tegenwoordig heel nederig en berouwvol als ik weer eens iemand praktisch de dood in hem geholpen.)
Wat goed uitkwam was dat, gelijk met deze ontwikkelingen, het een na het andere dure onderdeel van mijn inboedel het begaf.
Mijn tv, mijn matras.. ik zag mezelf genoodzaakt om stad en land af te rijden om vergelijkend warenonderzoek te doen. Woonboulevards. Een wereld waarvan ik niet zeker weet of ik hem wel had willen leren kennen. ‘Ontluisterend’ – en verder moeten we er maar niet teveel over zeggen.. Eén keer was al genoeg, en de vijf keer dat ik er nu één van binnen heb gezien… afijn.
Ik had een groente-projectje, waardoor ik ‘zomaar ineens’ op een regenachtige woensdagmiddag op de Boerenmarkt de allerlaatste lading knolkervel van het seizoen opkocht. Doodmoe maar kurkdroog met mijn schat thuiskomend.
En de reünie van mijn ‘gesticht’, waarop ik vijftien jaar had gehoopt maar eigenlijk altijd zeker had geweten: als ie komt, dan kan ik er toch niet heen, want veels te ver van huis. Maar hij kwam, en ik was erbij.
Mijn zelfvertrouwen groeide, bijna evenredig met mijn ergernis om het overige wegverkeer.
Niets dat – althans: onder de juiste omstandigheden – zo opbouwend werkt als een gevoel van saamhorigheid, van ‘erbij horen’.
Niets dat zo goed afleidt van angst en paniek, als een flinke dosis irritatie.
Want mijn hemel, wat zijn de standaard automobilisten onvoorstelbaar asociaal. In het algemeen als, maar vooral tegenover ‘ons’, de Canta-rijders.
Toeteren, levensgevaarlijk snijden en inhalen, bij voorkeur vlak voor een stoplicht.
Haast, haast, iedereen heeft maar haast. En het heeft geen enkele zin: eens stond ik bij een stoplicht achter een grote snelle sportwagen, in al mijn kleine traagheid. Zodra het licht op groen sprong schoot hij ervandoor, en ik sjokte erachteraan. Om bij het volgende stoplicht achter precies diezelfde auto te staan. En bij het stoplicht erna wéér. En dat daarna wéér – de volle vijf kilometer, die de weg lang was.
Ik leerde dat je in de auto veel sneller verdwaalt dan op de fiets.
Het zicht en overzicht is anders.
De stad waarin ik mijn hele leven had gewoond en altijd mijn weg zonder problemen in had gevonden, die stad werd een vreemde.
Ik herkende niets meer. Reed straten voorbij, deels omdat ik ze niet op tijd zag en er dus al voorbij was voor ik het doorhad, deels omdat ze er, bezien vanuit de auto, gewoon totaal anders uitzagen.
Je verdwaalt sneller, je verdwaalt erger – juist vanwege die snelheid – maar gek genoeg is het minder eng. Want je zit. Je zit binnen, overdekt en warm en beschermd. En je bent ‘zo thuis’, hoeft niet eindeloos op steeds minder wordende lichaamskracht terug te trappen.
En ik leerde dat je nooit, nóóit in de auto naar de Haagse binnenstad moet proberen te komen.
Eenrichtingsverkeer.
Who knew.
Mijn ouders hebben nooit een auto gehad, ik ben opgevoed als fietser, ik leef en denk in het verkeer als een fietser: slingerend door kleine straatjes, inhalend, stoepje-op-stoepje-af, als het nodig is. Stoplichten, als gezegd, bijna altijd negerend; net als afgezette wegen. Er is immers altijd wel een klein gaatje en paadje tussen de hekken te vinden.
Gewapend met mijn kruk ben ik bovendien altijd gelabeld als invalide waar men meelij mee heeft, wat een wereld aan be-fietsbare trottoirs voor me opent.
En éénrichtingsverkeer bestaat niet eens, in fietsland.
De combinatie van alles maakte dat ik ook op de fiets steeds zelfverzekerder werd.
Ik maakte opnieuw kennis met plekken waar ik in mijn gymnasium-tijd voor het laatst was geweest.
Raakte al die vreselijk griezelige plaatsen heel voorzichtig weer aan: "Hoi... ben jij er ook nog...? Ik ken jou nog wel, ik vind je heel eng, maar ik heb je eigenlijk wel gemist, want je bent toch wel leuk en fijn, ik zou wel graag weer eens langskomen..."
En zo kwam het dat ik op een goede dag ineens de Grote Marktstraat in fietste. Als vanouds cirkelend en paaltjes vermijdend.
Langzaam kom ik terug in de wereld.
Langzaam verdwijn ik ook weer, trouwens – matigen is geen begrip dat aan mij besteed is, en natúúrlijk moet mijn lichaam gewoon gehoorzaam aan me zijn, chronische ziektes of niet.
En dus heb ik, geheel naar verwachting, van al deze activiteiten een gigantische terugslag gekregen.
Ziek, zieker, ziekst – inmiddels al drie weken lang.
Maar ik laat me niet volledig, voorgoed, niet weer opnieuw wegvagen.
Ik heb de smaak te pakken, ik ben gulzig, eager.
Ik lijk eindelijk, eindelijk, na al deze jaren van twaalf-jaar-oud te zijn doorgestoten naar zeventien, achttien. De wereld in, wil ik.
Wind in de haren, zon op mijn gezicht. Op de fiets.
Dankzij de auto.
Donderdag a.s. vindt het grote Nationale Canta Ballet plaats, in de Gashouder in Amsterdam.
Ik kan er niet bij zijn, hoe graag ik het ook had willen zien. Amsterdam is nog iets te hoog gegrepen, zeker op dit moment.
Maar wilt u voor me gaan?
Helpt u, namens mij, het Canta-project onder de aandacht brengen, steunt u het, koopt u het boek‘De Benenwagen’, dat erbij hoort?
Zonder Karin had ik mijn Canta in de eerste plaats nooit aangevraagd.
Was ik hem gewoon steeds opnieuw vergeten, achter op de parkeerplaats bij mijn vader.
Was ik er niet opnieuw in gaan rijden, had ik niet stukjes van mijn wereld hervonden, stukjes van mezelf verkregen.
En als u nou denkt: ‘Alles leuk, prima hoor, fijn voor je, maar wat heb ik daar voor boodschap aan’: denkt u eens in, wat voor gevarieerder stukjes ik hier kan schrijven, als mijn actieradius eenmaal groter wordt…
Dus hulde en dank aan Karin.
Hulde en dank aan de Canta.
En natuurlijk eerst en vooral: aan de makers ervan.
maandag 25 juni
1 | 00:27
Gehorig
Terwijl mijn buren weinig luid maar zeer duidelijk seks hebben, denk ik:
Ja, dat kan ik nu dus wel vergeten, dat gaat me nooit lukken.
Als het ooit weer oorlog wordt.
Onderduikers in huis nemen.
Terwijl mijn buren weinig luid maar zeer duidelijk seks hebben, denk ik:
Ja, dat kan ik nu dus wel vergeten, dat gaat me nooit lukken.
Als het ooit weer oorlog wordt.
Onderduikers in huis nemen.
zondag 24 juni
§ | 02:27
Waak, kindje, waak
Logica: eigenlijk durf ik alleen kalmerende middelen te slikken als ik rustig, veilig en angstloos ben. Alleen dan durf ik het aan om kalm en ontspannen te worden.
Zolang ik angstig ben mag ik beslist niet gekalmeerd worden - want hoe kan ik dan nog alert zijn, op mijn hoede voor het zo duidelijk dreigende gevaar...?
'Controle-behoeftig', schijnt dat dan te heten...
(en ik snap ineens de medicatie-problemen binnen de psychiatrie; en hoe het kan dat psychoten geen antipsychotica zouden willen slikken, of ermee stoppen. Er hoeft tenslotte maar één stemmetje door de chemische barrière heen te breken, en te fluisteren dat het echt verstandiger is om 'helder' te blijven...)
Logica: eigenlijk durf ik alleen kalmerende middelen te slikken als ik rustig, veilig en angstloos ben. Alleen dan durf ik het aan om kalm en ontspannen te worden.
Zolang ik angstig ben mag ik beslist niet gekalmeerd worden - want hoe kan ik dan nog alert zijn, op mijn hoede voor het zo duidelijk dreigende gevaar...?
'Controle-behoeftig', schijnt dat dan te heten...
(en ik snap ineens de medicatie-problemen binnen de psychiatrie; en hoe het kan dat psychoten geen antipsychotica zouden willen slikken, of ermee stoppen. Er hoeft tenslotte maar één stemmetje door de chemische barrière heen te breken, en te fluisteren dat het echt verstandiger is om 'helder' te blijven...)
vrijdag 22 juni
4 | 13:09
Lijntje
Het wordt hier met de dag burgerlijker.
Behalve plantjes op mijn balkon, heb ik sinds kort ook een waslijn. Twee waslijnen, zelfs.
Dat er een waslijn moest komen, zoveel was wel zeker.
Natuurlijk had ik wel andere mogelijkheden om de was op te hangen. Ik had zo’n prachtige grote droogtoren – die bij nader inspectie de halve buurt blijkt te hebben – en die kon ik gewoon in één van mijn vele kamers laten staan. Verwarming aan, en binnen een halve dag was alles droog. Over die verwarming konden ook mijn lakens, mits met beleid, zorg en veel geduld ‘gepropt’.
Maar eens zou het lente worden. En zomer. Dan kon de verwarming niet meer aan, en waar moest ik dan met name mijn lakens laten?
Een waslijn was dus essentieel.
(Deze overpeinzing, zo begrijpt u, vond plaats in februari, ver voordat duidelijk werd dat de winter naadloos zou overgaan in Eeuwige Herfst.)
Zo gezegd, zo gedaan.
Inmiddels al weer maanden geleden had ik al het vóórwerk al gedaan: ik had de lijn gekocht, bijpassende haken, en de nodige andere accessoires.
Tussendoor nog diverse keren gewikt, gewogen en geruild – allemaal erg goed voor mijn emotionele ontwikkeling en uitbreiding van de actieradius, maar intussen hing de lijn zelf nog niet.
Maar dat zou een kennis voor me komen doen.
De kennis kwam, zag, en werd overwonnen.
Vol optimisme stapte hij op mijn balkonstoel, zette de boor op de buitenmuur en begon.
Er gebeurde niets.
Nou ja: een hele hoop gebeuk en lawaai, maar een gat kwam er niet.
Het bleek dat Haags jaren-tachtig beton niet zomaar voor een boortje wijkt.
Tegen dat kennis’ schouder meer begon mee te geven dan de muur, gaven we ons gewonnen. Hier zou gespecialiseerder materieel nodig zijn.
Besloten werd een Über-Boor te huren, en het daarmee nog eens te proberen. Met een nieuw betonboortje, want de oude had uiteraard het leven gelaten.
Van het een kwam het ander, dingen gebeurden of gebeurden juist niet – en nog eens weken later kwam ik mijn buurman tegen.
Ik legde hem de situatie voor: muur, en hard beton, en boor huren – maar of hij dan alsjeblieft met de gehuurde boor de gaatjes wilde maken.
Kwam in orde, en een boor huren, dat was niet nodig, hij had zelf wel een boor.
Ik moet wel èrg sceptisch hebben gekeken, want hij zei sussend: nee echt, komt helemaal goed, geen punt!
Hij kon me wat. Het minste wat ik kon doen was dan tenminste zelf een stapel kapitale betonboortjes aanschaffen, beste kwaliteit.
Weer weken verder.
‘Bel maar een keer ’s avonds aan, als je mijn auto ziet staan’, had hij gezegd.
Om een gunst vragen is één ding, maar daar durf ik niet ook nog apart voor aan te bellen. Bovendien had ik geen flauw idee wat zijn auto was.
Ik moest het hebben van het toevallig tegenkomen, en zoals dat gaat met buren: zo zie je iemand drie keer per dag, zo maanden nier.
Eindelijk – de boortjes-bon was al bijna verlopen dus de tijd drong – kwam ik hem weer tegen.
Heb je nu toevallig tijd…?
Tuurlijk, ik kom zo langs.
En dat deed ie.
De boortjes die ik behulpzaam omhooghield werden direct terzijde geschoven.
Nee joh, ik zei toch dat het goed zou komen?
Ook mijn haken werden weggehoond. Veel te groot joh, wat, wil je, een hele schommelbank ophangen??
Hij had zelf nog wel wat, wacht even. Wèg was ie, naar de kelder; kwam terug met vier alternatieve haken, bijpassende pluggen.
Een indrukwekkende doos werd geopend, met daarin rijen en rijen boortjes.
Ik kreeg een vaag vermoeden…
‘Wat voor werk doe jij eigenlijk…?’, vroeg ik op mijn aller-nonchalantst.
Ik heb een eigen klusbedrijf, antwoordde hij; zette de boor op mijn onwrikbare beton en ging er doorheen als was het een stukje spaanplaat (nee, niet als het mes door warme boter, zoals de standaard vergelijking luidt: probeer maar eens in boter te boren…).
Twee gaten aan de ene kant, twee aan de andere kant. Bij het derde gat stootte het boortje in de muur op een steentje en brak af; geroutineerd en zonder zelfs maar te knipperen werd een nieuw boortje gepakt, een nieuw gat naast het oude gemaakt.
In de gaten de pluggen, de schroeven; de waslijn werd helemaal opgehangen en ik stond er wat bleu bij en keek ernaar.
‘Kan ik ècht niet iets doen..?’ Nee hoor, het gaat prima, ik denk ik ga maar door, gaat vast sneller dan als je het zelf helemaal moet doen.
Nou, veel plezier ermee, en als er nog eens wat is, dan bel je maar, je weet me te vinden, geen probleem!
Dus nu heb ik een waslijn.
Alleen, er is een probleem.
Zojuist liep ik buiten, keek omhoog, naar mijn eigen balkonnetje.
En zag, behalve de burgerlijkheid: roze.
Heel veel roze.
Roze shirtjes, roze pyjamabroek, roze handdoeken, roze sokken; zelfs een roze keukendoekje. Alles vastgezet met hard-fuchsia wasknijpers.
Wie Superman-krachten heeft (of een Canon Ixus 115 HS compactcamera met 16x zoom) ziet bovendien dat het paar sokken is gesierd met – oh gruwel – Hello Kitty.
En ja, natuurlijk: ‘met gelijke kleuren wassen’, dus dan heb je al snel een redelijk uniform getinte waslijn.
Maar laten we wel zijn: er mag überhaupt niet zoiets bestaan als ‘een roze was draaien’, bij mensen ouder dan zes.
En wat er nu hangt is nog niet eens alles. Ik kan, uit de rest van mijn garderobe, zo nòg twee wasmachines met roze vullen.
Dus.
Over enige weken zal ik mijn buurman weer tegenkomen.
‘Bevalt hij niet, de waslijn, is er iets mis? Ik zie je hem nooit meer gebruiken’
Vrienden zullen bij me op bezoek komen en vragen: ‘waarom zet je een droogmolen middenin je kamer, als je op je balkon een waslijn hebt?’
En dan zal ik moeten zeggen: omdat ik me kapot geneer voor wat er dan hangt, en tegenover de buurt de illusie wil hooghouden dat ik een serieuze, gematigde, volwassen vrouw ben…
Het wordt hier met de dag burgerlijker.
Behalve plantjes op mijn balkon, heb ik sinds kort ook een waslijn. Twee waslijnen, zelfs.
Dat er een waslijn moest komen, zoveel was wel zeker.
Natuurlijk had ik wel andere mogelijkheden om de was op te hangen. Ik had zo’n prachtige grote droogtoren – die bij nader inspectie de halve buurt blijkt te hebben – en die kon ik gewoon in één van mijn vele kamers laten staan. Verwarming aan, en binnen een halve dag was alles droog. Over die verwarming konden ook mijn lakens, mits met beleid, zorg en veel geduld ‘gepropt’.
Maar eens zou het lente worden. En zomer. Dan kon de verwarming niet meer aan, en waar moest ik dan met name mijn lakens laten?
Een waslijn was dus essentieel.
(Deze overpeinzing, zo begrijpt u, vond plaats in februari, ver voordat duidelijk werd dat de winter naadloos zou overgaan in Eeuwige Herfst.)
Zo gezegd, zo gedaan.
Inmiddels al weer maanden geleden had ik al het vóórwerk al gedaan: ik had de lijn gekocht, bijpassende haken, en de nodige andere accessoires.
Tussendoor nog diverse keren gewikt, gewogen en geruild – allemaal erg goed voor mijn emotionele ontwikkeling en uitbreiding van de actieradius, maar intussen hing de lijn zelf nog niet.
Maar dat zou een kennis voor me komen doen.
De kennis kwam, zag, en werd overwonnen.
Vol optimisme stapte hij op mijn balkonstoel, zette de boor op de buitenmuur en begon.
Er gebeurde niets.
Nou ja: een hele hoop gebeuk en lawaai, maar een gat kwam er niet.
Het bleek dat Haags jaren-tachtig beton niet zomaar voor een boortje wijkt.
Tegen dat kennis’ schouder meer begon mee te geven dan de muur, gaven we ons gewonnen. Hier zou gespecialiseerder materieel nodig zijn.
Besloten werd een Über-Boor te huren, en het daarmee nog eens te proberen. Met een nieuw betonboortje, want de oude had uiteraard het leven gelaten.
Van het een kwam het ander, dingen gebeurden of gebeurden juist niet – en nog eens weken later kwam ik mijn buurman tegen.
Ik legde hem de situatie voor: muur, en hard beton, en boor huren – maar of hij dan alsjeblieft met de gehuurde boor de gaatjes wilde maken.
Kwam in orde, en een boor huren, dat was niet nodig, hij had zelf wel een boor.
Ik moet wel èrg sceptisch hebben gekeken, want hij zei sussend: nee echt, komt helemaal goed, geen punt!
Hij kon me wat. Het minste wat ik kon doen was dan tenminste zelf een stapel kapitale betonboortjes aanschaffen, beste kwaliteit.
Weer weken verder.
‘Bel maar een keer ’s avonds aan, als je mijn auto ziet staan’, had hij gezegd.
Om een gunst vragen is één ding, maar daar durf ik niet ook nog apart voor aan te bellen. Bovendien had ik geen flauw idee wat zijn auto was.
Ik moest het hebben van het toevallig tegenkomen, en zoals dat gaat met buren: zo zie je iemand drie keer per dag, zo maanden nier.
Eindelijk – de boortjes-bon was al bijna verlopen dus de tijd drong – kwam ik hem weer tegen.
Heb je nu toevallig tijd…?
Tuurlijk, ik kom zo langs.
En dat deed ie.
De boortjes die ik behulpzaam omhooghield werden direct terzijde geschoven.
Nee joh, ik zei toch dat het goed zou komen?
Ook mijn haken werden weggehoond. Veel te groot joh, wat, wil je, een hele schommelbank ophangen??
Hij had zelf nog wel wat, wacht even. Wèg was ie, naar de kelder; kwam terug met vier alternatieve haken, bijpassende pluggen.
Een indrukwekkende doos werd geopend, met daarin rijen en rijen boortjes.
Ik kreeg een vaag vermoeden…
‘Wat voor werk doe jij eigenlijk…?’, vroeg ik op mijn aller-nonchalantst.
Ik heb een eigen klusbedrijf, antwoordde hij; zette de boor op mijn onwrikbare beton en ging er doorheen als was het een stukje spaanplaat (nee, niet als het mes door warme boter, zoals de standaard vergelijking luidt: probeer maar eens in boter te boren…).
Twee gaten aan de ene kant, twee aan de andere kant. Bij het derde gat stootte het boortje in de muur op een steentje en brak af; geroutineerd en zonder zelfs maar te knipperen werd een nieuw boortje gepakt, een nieuw gat naast het oude gemaakt.
In de gaten de pluggen, de schroeven; de waslijn werd helemaal opgehangen en ik stond er wat bleu bij en keek ernaar.
‘Kan ik ècht niet iets doen..?’ Nee hoor, het gaat prima, ik denk ik ga maar door, gaat vast sneller dan als je het zelf helemaal moet doen.
Nou, veel plezier ermee, en als er nog eens wat is, dan bel je maar, je weet me te vinden, geen probleem!
Dus nu heb ik een waslijn.
Alleen, er is een probleem.
Zojuist liep ik buiten, keek omhoog, naar mijn eigen balkonnetje.
En zag, behalve de burgerlijkheid: roze.
Heel veel roze.
Roze shirtjes, roze pyjamabroek, roze handdoeken, roze sokken; zelfs een roze keukendoekje. Alles vastgezet met hard-fuchsia wasknijpers.
Wie Superman-krachten heeft (of een Canon Ixus 115 HS compactcamera met 16x zoom) ziet bovendien dat het paar sokken is gesierd met – oh gruwel – Hello Kitty.
En ja, natuurlijk: ‘met gelijke kleuren wassen’, dus dan heb je al snel een redelijk uniform getinte waslijn.
Maar laten we wel zijn: er mag überhaupt niet zoiets bestaan als ‘een roze was draaien’, bij mensen ouder dan zes.
En wat er nu hangt is nog niet eens alles. Ik kan, uit de rest van mijn garderobe, zo nòg twee wasmachines met roze vullen.
Dus.
Over enige weken zal ik mijn buurman weer tegenkomen.
‘Bevalt hij niet, de waslijn, is er iets mis? Ik zie je hem nooit meer gebruiken’
Vrienden zullen bij me op bezoek komen en vragen: ‘waarom zet je een droogmolen middenin je kamer, als je op je balkon een waslijn hebt?’
En dan zal ik moeten zeggen: omdat ik me kapot geneer voor wat er dan hangt, en tegenover de buurt de illusie wil hooghouden dat ik een serieuze, gematigde, volwassen vrouw ben…
donderdag 21 juni
§ | 15:33
Ramptoerisme
AD.nl is op zoek naar foto's van de extreme weersomstandigheden. Omgewaaide bomen, gestrande treinen of zelfs slachtoffers. Stuur jouw foto in en misschien vind je deze terug op AD.nl.
Slachtoffers! Ja! Cool man!!
Ik snap het echt wel hoor, wat ze bedoelen en willen. Ik kan ook niet eens precies zeggen wat me tegenstaat. De algehele teneur en toon, denk ik. Iets minder enthousiasme en iets meer vriendelijk voorzichtig vragen had ook gekund.
En, terzijde: ik ben geen 'jouw', ik ben een 'u'. Als het me zo uitkomt.
AD.nl is op zoek naar foto's van de extreme weersomstandigheden. Omgewaaide bomen, gestrande treinen of zelfs slachtoffers. Stuur jouw foto in en misschien vind je deze terug op AD.nl.
Slachtoffers! Ja! Cool man!!
Ik snap het echt wel hoor, wat ze bedoelen en willen. Ik kan ook niet eens precies zeggen wat me tegenstaat. De algehele teneur en toon, denk ik. Iets minder enthousiasme en iets meer vriendelijk voorzichtig vragen had ook gekund.
En, terzijde: ik ben geen 'jouw', ik ben een 'u'. Als het me zo uitkomt.
woensdag 20 juni
§ | 13:26
Verdachte activiteit, indeed
'Wij herkend verdachte activiteit in je business Visa rekening. Wij kortgeleden vast te stellen bepaald die verschillende computers verbonden te je rekening Geverifieerd per Visa'
Seriously?!
Is er echt iemand die hierin trapt?
Kom op zeg. Als je mensen wilt bedriegen en oplichten, doe dan tenminste een beetje moeite. Om te beginnen: door de taal te leren.
Echt hoor. Dit is gewoon een blamage voor alle oplichters in de wereld, die wèl hard werken voor hun misdaden.
'Wij herkend verdachte activiteit in je business Visa rekening. Wij kortgeleden vast te stellen bepaald die verschillende computers verbonden te je rekening Geverifieerd per Visa'
Seriously?!
Is er echt iemand die hierin trapt?
Kom op zeg. Als je mensen wilt bedriegen en oplichten, doe dan tenminste een beetje moeite. Om te beginnen: door de taal te leren.
Echt hoor. Dit is gewoon een blamage voor alle oplichters in de wereld, die wèl hard werken voor hun misdaden.
dinsdag 19 juni
2 | 11:40
Wishful thinking
Lieve T,
je hebt me gebeld.
Zomaar, out of the blue.
Ik verwachtte telefoon van C., een naar telefoontje waar ik erg tegenop zag, dus toen de telefoon ging was ik niet verrast.
Ik herkende het nummer alleen niet als het zijne, dus ik zei niet mijn naam, maar een wat achterdochtig ‘Hallo...?’
En toen was jij het.
Met nog steeds je vertrouwde zachte, bescheiden stem.
Maar het ging goed met je, zei je.
Je zei dat je Verheije heette, nu; en dat je in Antwerpen woonde. Sámenwoonde.
Je verwees naar een stuk dat je had geschreven, verbeterde jezelf: ‘oh nee, dat heb je natuurlijk niet meer gelezen’.
Ook nog steeds je vertrouwde minderwaardigheidscomplex.
In mijn hoofd buitelden de woorden over elkaar heen, struikelde ik er bijkans over: hoe we het toch allemáál hadden gelezen, of in elk geval gehoord, want dat het was voorgelezen, en wist ze wel hoeveel mensen waren gekomen??. Ik vatte het samen met een verontwaardigd: ‘Natuurlijk heb ik dat gelezen, muts!’
De woorden en vragen in mijn hoofd bleven razen: Hòe? Wat, waarom, wanneer? Waar?
Ergens had ik het steeds wel geweten, al die tijd.
Dat je er nog was.
Misschien inderdaad eruit gestapt - maar niet permanent.
Je teruggetrokken, elders opnieuw begonnen. Weg van alles wat van je werd gevraagd en verwacht, weg van de zo bedreigende lovende woorden, de rijzende ster die je was.
Weg, naar de stilte.
Ik wist het wel.
Onder een trein, dat was ook niets voor jou. Dat was wel het laatste, dat was juist waarvan je altijd had gezegd: zó nóóit.
Maar hòe, dan? Hoe had je het gedaan, hoe deze ontsnapping in scene gezet?
Was het inderdaad zo geweest dat de identificatie, door je ouders, louter op basis van kleding was gebeurd?
En had je dan op de een of andere manier jouw kleding met die van een ander - die ander - verwisseld?
Er was rumoer, op de achtergrond - zowel bij jou als bij mij.
Mijn moeder kwam binnen, vond mij in tranen aan de telefoon en dacht, met in gedachten natuurlijk het telefoontje dat ik had verwacht: hij heeft het nu wel héél bont gemaakt.
Ze wilde ingrijpen, de telefoon van me afpakken - maar ik stootte in paniek uit: ‘nee, niet doen, ga weg!’
Om daar natuurlijk direct tegen jou haastig op te laten volgen: ‘nee, niet jij, jij blijft, ik laat je niet nòg eens gaan’.
Je moeder had je al gesproken. Goddank.
Ja, geschrokken... veel te regelen...
Je viel weg. Je viel continu weg.
Je zachte stem in combinatie met een slechte verbinding, het rumoer bij jou op de achtergrond.
Steeds maar ruis, steeds maar jij in het niets verdwijnend.
Wat deed je nu, de hele dag?
Studeerde je weer?
Dat kon haast niet anders, toch.
En waar precies woon je?
Ik weet het nog steeds niet - wat je doet, wat er nou is gebeurd.
Op een gegeven moment viel je helemaal weg.
‘Gelukkig kan ik je terugbellen, ik zag toch duidelijk je nummer staan, toen je belde’.
Maar ook dat was onvindbaar.
Toen ik wakker werd, badend in het zweet.
Het eerste dat ik zag, toen ik net achter de computer ging zitten, was een Facebook-invite van jouw C. Met wie ik helemaal geen contact meer heb, al anderhalf jaar niet.
Toeval bestaat niet. En: hoe ontzettend ironisch.
Nooit meer doen hoor, zomaar bellen.
Ik wil het zo graag.
Maar ik heb mijn rust zo hard nodig...
Lieve T,
je hebt me gebeld.
Zomaar, out of the blue.
Ik verwachtte telefoon van C., een naar telefoontje waar ik erg tegenop zag, dus toen de telefoon ging was ik niet verrast.
Ik herkende het nummer alleen niet als het zijne, dus ik zei niet mijn naam, maar een wat achterdochtig ‘Hallo...?’
En toen was jij het.
Met nog steeds je vertrouwde zachte, bescheiden stem.
Maar het ging goed met je, zei je.
Je zei dat je Verheije heette, nu; en dat je in Antwerpen woonde. Sámenwoonde.
Je verwees naar een stuk dat je had geschreven, verbeterde jezelf: ‘oh nee, dat heb je natuurlijk niet meer gelezen’.
Ook nog steeds je vertrouwde minderwaardigheidscomplex.
In mijn hoofd buitelden de woorden over elkaar heen, struikelde ik er bijkans over: hoe we het toch allemáál hadden gelezen, of in elk geval gehoord, want dat het was voorgelezen, en wist ze wel hoeveel mensen waren gekomen??. Ik vatte het samen met een verontwaardigd: ‘Natuurlijk heb ik dat gelezen, muts!’
De woorden en vragen in mijn hoofd bleven razen: Hòe? Wat, waarom, wanneer? Waar?
Ergens had ik het steeds wel geweten, al die tijd.
Dat je er nog was.
Misschien inderdaad eruit gestapt - maar niet permanent.
Je teruggetrokken, elders opnieuw begonnen. Weg van alles wat van je werd gevraagd en verwacht, weg van de zo bedreigende lovende woorden, de rijzende ster die je was.
Weg, naar de stilte.
Ik wist het wel.
Onder een trein, dat was ook niets voor jou. Dat was wel het laatste, dat was juist waarvan je altijd had gezegd: zó nóóit.
Maar hòe, dan? Hoe had je het gedaan, hoe deze ontsnapping in scene gezet?
Was het inderdaad zo geweest dat de identificatie, door je ouders, louter op basis van kleding was gebeurd?
En had je dan op de een of andere manier jouw kleding met die van een ander - die ander - verwisseld?
Er was rumoer, op de achtergrond - zowel bij jou als bij mij.
Mijn moeder kwam binnen, vond mij in tranen aan de telefoon en dacht, met in gedachten natuurlijk het telefoontje dat ik had verwacht: hij heeft het nu wel héél bont gemaakt.
Ze wilde ingrijpen, de telefoon van me afpakken - maar ik stootte in paniek uit: ‘nee, niet doen, ga weg!’
Om daar natuurlijk direct tegen jou haastig op te laten volgen: ‘nee, niet jij, jij blijft, ik laat je niet nòg eens gaan’.
Je moeder had je al gesproken. Goddank.
Ja, geschrokken... veel te regelen...
Je viel weg. Je viel continu weg.
Je zachte stem in combinatie met een slechte verbinding, het rumoer bij jou op de achtergrond.
Steeds maar ruis, steeds maar jij in het niets verdwijnend.
Wat deed je nu, de hele dag?
Studeerde je weer?
Dat kon haast niet anders, toch.
En waar precies woon je?
Ik weet het nog steeds niet - wat je doet, wat er nou is gebeurd.
Op een gegeven moment viel je helemaal weg.
‘Gelukkig kan ik je terugbellen, ik zag toch duidelijk je nummer staan, toen je belde’.
Maar ook dat was onvindbaar.
Toen ik wakker werd, badend in het zweet.
Het eerste dat ik zag, toen ik net achter de computer ging zitten, was een Facebook-invite van jouw C. Met wie ik helemaal geen contact meer heb, al anderhalf jaar niet.
Toeval bestaat niet. En: hoe ontzettend ironisch.
Nooit meer doen hoor, zomaar bellen.
Ik wil het zo graag.
Maar ik heb mijn rust zo hard nodig...
zondag 17 juni
1 | 23:48
Fröbelen voor gevorderden
Voor wie wat tijd, telefoonboeken en spijkertjes over heeft:
Carved Book Landscapes en Portraits Made with a Single Sewing Thread Wrapped through Nails
(Via @ActuallyNPH)
Voor wie wat tijd, telefoonboeken en spijkertjes over heeft:
Carved Book Landscapes en Portraits Made with a Single Sewing Thread Wrapped through Nails
(Via @ActuallyNPH)
§ | 22:00
Twisted
Ik belde mijn vader om hem een fijne Vaderdag te wensen, en te zeggen dat hij de liefste en beste vader is die ik me maar kan voorstellen.
We wisselden nieuwtjes uit, bespraken het wederzijdse (on)welzijn, en toen we uiteindelijk afscheid namen zei ik: 'Volgend jaar krijg je stapels bloemen en cadeaus, maar vanwege mijn heel ziek en stervend zijn kon dat nu niet. Maar volgend jaar krijg je ze.'
Waarop mijn vader zei: 'Volgend jaar, je moet nog maar zien of je....'
In elk woord van deze zin kwam dreigend dreunend in mijn hoofd het onvermijdelijke vervolg: '...of je volgend jaar nog wel een vader hebt'.
Hij was tenslotte toch nogal somber gestemd, de laatste maanden; hij had chronische pijn, zag het vaak niet meer zitten. Vermoedde bovendien zelf gruwelijke oorzaken van zijn pijn, ook al had geen van de duizend geraadpleegde artsen iets kunnen vinden.
En hoewel ik mijn vader in mijn hart nog altijd zag als de jonge god die hij (n)ooit was geweest: hij liep tegen de tachtig. Het was niet helemaal onwaarschijnlijk dat volgend jaar, om deze tijd...
Maar soms is mijn vader ontzettend optimistisch. Op een wat... eeh... pessimistische manier.
De dreunende dreiging was geheel voor mij: 'Volgend jaar, je moet nog maar zien of je je dan wèl goed genoeg voelt'.
En bedankt, pap....
Ik belde mijn vader om hem een fijne Vaderdag te wensen, en te zeggen dat hij de liefste en beste vader is die ik me maar kan voorstellen.
We wisselden nieuwtjes uit, bespraken het wederzijdse (on)welzijn, en toen we uiteindelijk afscheid namen zei ik: 'Volgend jaar krijg je stapels bloemen en cadeaus, maar vanwege mijn heel ziek en stervend zijn kon dat nu niet. Maar volgend jaar krijg je ze.'
Waarop mijn vader zei: 'Volgend jaar, je moet nog maar zien of je....'
In elk woord van deze zin kwam dreigend dreunend in mijn hoofd het onvermijdelijke vervolg: '...of je volgend jaar nog wel een vader hebt'.
Hij was tenslotte toch nogal somber gestemd, de laatste maanden; hij had chronische pijn, zag het vaak niet meer zitten. Vermoedde bovendien zelf gruwelijke oorzaken van zijn pijn, ook al had geen van de duizend geraadpleegde artsen iets kunnen vinden.
En hoewel ik mijn vader in mijn hart nog altijd zag als de jonge god die hij (n)ooit was geweest: hij liep tegen de tachtig. Het was niet helemaal onwaarschijnlijk dat volgend jaar, om deze tijd...
Maar soms is mijn vader ontzettend optimistisch. Op een wat... eeh... pessimistische manier.
De dreunende dreiging was geheel voor mij: 'Volgend jaar, je moet nog maar zien of je je dan wèl goed genoeg voelt'.
En bedankt, pap....
vrijdag 15 juni
§ | 15:44
Dropje
Terwijl mijn zieke hoofd worstelt met het goed beklemtonen en daarmee begrijpen van het woord kokindjes - zijn co-kindjes bedoeld? En wat zijn dat dan? Of mist er een k, en zijn het kokkende kindjes? Of moet de i een ee zijn, zijn het kokeendjes, naar analogie van de kokmeeuw? Oooh wacht, bedoeld zijn kokintjes, moet dat niet gewoon een t zijn? Nee, zegt Katja, echt een d - terwijl, of eerder: nadàt ik dan eindelijk de puzzel heb opgelost, vraag ik me af:
waar in vredesnaam komt de naam kokindjes überhaupt vandaan?
Welke idioot heeft het bedacht, welke idioten zijn bereid geweest het over te nemen en tot een algemeenheid te maken?
Echt: was de naam 'zoete keutels' niet duidelijk genoeg? Ja, ik weet het: vies en goor, en bah, Puck! - maar liever zoete keutels dan kokkende kindjes.
Terwijl mijn zieke hoofd worstelt met het goed beklemtonen en daarmee begrijpen van het woord kokindjes - zijn co-kindjes bedoeld? En wat zijn dat dan? Of mist er een k, en zijn het kokkende kindjes? Of moet de i een ee zijn, zijn het kokeendjes, naar analogie van de kokmeeuw? Oooh wacht, bedoeld zijn kokintjes, moet dat niet gewoon een t zijn? Nee, zegt Katja, echt een d - terwijl, of eerder: nadàt ik dan eindelijk de puzzel heb opgelost, vraag ik me af:
waar in vredesnaam komt de naam kokindjes überhaupt vandaan?
Welke idioot heeft het bedacht, welke idioten zijn bereid geweest het over te nemen en tot een algemeenheid te maken?
Echt: was de naam 'zoete keutels' niet duidelijk genoeg? Ja, ik weet het: vies en goor, en bah, Puck! - maar liever zoete keutels dan kokkende kindjes.
2 | 12:57
Terugslag
Sinds gisteravond: zieker dan ziek.
GVD
Ok, dat laatste neem ik terug.
Want in mijn hoofd doe ik steeds schietgebdjes. En schietgebedjes aan een God die je eerst verdomt, dat werkt denk ik niet zo goed.
Maar #&^%$&^$ nog aan toe zeg. BAH ende KUT.
Sinds gisteravond: zieker dan ziek.
Ok, dat laatste neem ik terug.
Want in mijn hoofd doe ik steeds schietgebdjes. En schietgebedjes aan een God die je eerst verdomt, dat werkt denk ik niet zo goed.
Maar #&^%$&^$ nog aan toe zeg. BAH ende KUT.
donderdag 14 juni
§ | 15:49
Vrijlating
Zelfs binnenshuis loeren de gevaren van jezelf oververmoeien.
Wie niet kan stilzitten en het op bed tv kijken snel zat is, kan natuurlijk altijd nog de badkamer een kleine grote beurt geven.
Zeer bevredigend werk, want zeer laagdrempelig met groot resultaat: de vloer loopt immers schuin, richting afvoerputje. Gewoon broekspijpen opstropen, blote voeten, en de douchestraal om je heen richten. Het werk doet zichzelf, feitelijk.
Daarbij even vergetend dat op die fijne aflopende vloer twee dozen waspoeder staan. Kartonnen dozen. En, oh ja, dat een douche 'sprayt', daarbij de aangrenzende gang tot een waterballet makend.
Fuck it. Ik ga naar buiten.
Mezelf slopen blijk ik overal wel te doen.
Zelfs binnenshuis loeren de gevaren van jezelf oververmoeien.
Wie niet kan stilzitten en het op bed tv kijken snel zat is, kan natuurlijk altijd nog de badkamer een kleine grote beurt geven.
Zeer bevredigend werk, want zeer laagdrempelig met groot resultaat: de vloer loopt immers schuin, richting afvoerputje. Gewoon broekspijpen opstropen, blote voeten, en de douchestraal om je heen richten. Het werk doet zichzelf, feitelijk.
Daarbij even vergetend dat op die fijne aflopende vloer twee dozen waspoeder staan. Kartonnen dozen. En, oh ja, dat een douche 'sprayt', daarbij de aangrenzende gang tot een waterballet makend.
Fuck it. Ik ga naar buiten.
Mezelf slopen blijk ik overal wel te doen.
1 | 14:27
Huisarrrest
En nu, uitgerekend nu, nu ik compleet aan het eind van mijn alles ben en alleen nog maar op mijn bed kan liggen en daas naar de tv staren, nu schijnt de zon, smeekt de natuur om toch vooral naar buiten, naar buiten! te gaan.
Tot nog toe de zorgelijke twee weken overleefd, doorstaan. Zonder ook maar één afspraak af te zeggen - een unicum voor mij, kan ik u zeggen.
Tot nog toe - want nu 'alleen nog' de gestichtsreunie. Waarvoor ik echt en heus uitgerust moet zijn. Uitgeruster dan ik de afgelopen vijftien jaar ben geweest.
Buiten lonkt en roept en smeekt - het is zo verleidelijk om al mijn fysieke grenzen met voeten (of fietsbanden) te treden, maar Ik Zal Weerstaan. Sterk zijn.
Hmpf.
Verstandig zijn zuigt.
En nu, uitgerekend nu, nu ik compleet aan het eind van mijn alles ben en alleen nog maar op mijn bed kan liggen en daas naar de tv staren, nu schijnt de zon, smeekt de natuur om toch vooral naar buiten, naar buiten! te gaan.
Tot nog toe de zorgelijke twee weken overleefd, doorstaan. Zonder ook maar één afspraak af te zeggen - een unicum voor mij, kan ik u zeggen.
Tot nog toe - want nu 'alleen nog' de gestichtsreunie. Waarvoor ik echt en heus uitgerust moet zijn. Uitgeruster dan ik de afgelopen vijftien jaar ben geweest.
Buiten lonkt en roept en smeekt - het is zo verleidelijk om al mijn fysieke grenzen met voeten (of fietsbanden) te treden, maar Ik Zal Weerstaan. Sterk zijn.
Hmpf.
Verstandig zijn zuigt.
woensdag 13 juni
§ | 19:28
Hup, Duitsland, Hup
Nou zou ik het wel heel fijn vinden als Nederland verliest, met dat voetbal. En dan niet op het randje, met heel veel Jaaaaaa...!-Naaaaah......-'s; maar gewoon, overduidelijk, kalm-aan zonder verzet naar de slachtbank.
Ik ben namelijk echt heel erg ontzettend moe. Uitgeput. Geen-geluid-meer kunnende-verdragen-gesloopt.
En mijn buren hebben èn een toeter èn een Vuvuzela èn een megafoon - die laatste van het type 'ik ben de enige strandwacht bij windkracht 13 en onweer en ik zal er toch overheen moeten komen'. En bovendien van nature vrij luide stemmen.
Dus hoe somberder en bedrukter de sfeer, hoe liever het me is.
Sorry, oranje-fans..
(In tijden als deze heb ik ineens weer heimwee naar 'thuis' - mijn ouderlijk huis - waar de demografie van de wijk net even wat anders was. Stille, bezadigde lieden; waar een gehandicapte bejaarde als ik prima op z'n plek was..)
Nou zou ik het wel heel fijn vinden als Nederland verliest, met dat voetbal. En dan niet op het randje, met heel veel Jaaaaaa...!-Naaaaah......-'s; maar gewoon, overduidelijk, kalm-aan zonder verzet naar de slachtbank.
Ik ben namelijk echt heel erg ontzettend moe. Uitgeput. Geen-geluid-meer kunnende-verdragen-gesloopt.
En mijn buren hebben èn een toeter èn een Vuvuzela èn een megafoon - die laatste van het type 'ik ben de enige strandwacht bij windkracht 13 en onweer en ik zal er toch overheen moeten komen'. En bovendien van nature vrij luide stemmen.
Dus hoe somberder en bedrukter de sfeer, hoe liever het me is.
Sorry, oranje-fans..
(In tijden als deze heb ik ineens weer heimwee naar 'thuis' - mijn ouderlijk huis - waar de demografie van de wijk net even wat anders was. Stille, bezadigde lieden; waar een gehandicapte bejaarde als ik prima op z'n plek was..)
§ | 13:01
Nomade
'Ben je een beetje de weg kwijt, meis?'
Mjah.... is mijn vage reactie
'Ja, ik zie het aan je. Je kijkt zo verwilderd in het rond. Doe maar rustig aan, neem de tijd om even te wennen.'
Het zijn momenten als deze dat ik er blijkbaar overduidelijk, om niet te zeggen: bijna cliché-matig autistisch uitzie.
Maar ja. Wat moeten ze ook met hun verbouwingen en verhuizingen.
't Was al erg genoeg dat ze me vorig jaar van de rustige bekende neurologie-afdeling ineens tussen de kankerpatiënten met chemokuren gooiden; dan moeten ze niet nu ook nog eens om de andere maand van verdieping en afdeling gaan veranderen.
Gelukkig was Verpleegster E. engelachtig lief voor me.
'Ben je een beetje de weg kwijt, meis?'
Mjah.... is mijn vage reactie
'Ja, ik zie het aan je. Je kijkt zo verwilderd in het rond. Doe maar rustig aan, neem de tijd om even te wennen.'
Het zijn momenten als deze dat ik er blijkbaar overduidelijk, om niet te zeggen: bijna cliché-matig autistisch uitzie.
Maar ja. Wat moeten ze ook met hun verbouwingen en verhuizingen.
't Was al erg genoeg dat ze me vorig jaar van de rustige bekende neurologie-afdeling ineens tussen de kankerpatiënten met chemokuren gooiden; dan moeten ze niet nu ook nog eens om de andere maand van verdieping en afdeling gaan veranderen.
Gelukkig was Verpleegster E. engelachtig lief voor me.
§ | 00:28
To Mind
Visitor Survey (continued)
Mijn antwoord was:
Wat ik tamelijk shocking vind, voor iemand zonder auto, zonder enige interesse voor auto's, wier ouders ook nooit een auto hebben gehad.
Waar oh waar komt deze informatie vandaan??
(De volgende vraag was: 'What is your overall opinion of each vehicle make (based on what you know or have heard)? Please select one answer for each row. '.
Die daarna: 'Have you recently seen, heard, or read anything about the following automobile manufacturers? Please select one answer for each row.'
Ik denk dat ik deze enquete maar moet laten voor wat ie is. Als ik klokken hoor luiden waarvan ik het bestaan en de herkomst niet eens vermoedde, lijkt het me niet verantwoord om zelfs maar naar die klepels te gaan zoeken...)
Visitor Survey (continued)
- When thinking of automobile manufacturers, what makes come to mind? Please list all brands that come to mind.
Mijn antwoord was:
Opel Toyota Volvo BMW Porsche Audi Peugeot Citroen Bentley Honda Hyundai Fiat Daewoo Saab Renault Seat Nissan Volkswagen Mercedes Ford Skoda Ferrari Chevrolet Mitsubishi Mazda Mini Daihatsu
Wat ik tamelijk shocking vind, voor iemand zonder auto, zonder enige interesse voor auto's, wier ouders ook nooit een auto hebben gehad.
Waar oh waar komt deze informatie vandaan??
(De volgende vraag was: 'What is your overall opinion of each vehicle make (based on what you know or have heard)? Please select one answer for each row. '.
Die daarna: 'Have you recently seen, heard, or read anything about the following automobile manufacturers? Please select one answer for each row.'
Ik denk dat ik deze enquete maar moet laten voor wat ie is. Als ik klokken hoor luiden waarvan ik het bestaan en de herkomst niet eens vermoedde, lijkt het me niet verantwoord om zelfs maar naar die klepels te gaan zoeken...)
dinsdag 12 juni
§ | 00:23
Achter de duinen
'De zee, het water, laat ik in godsnaam de pracht en oneindigheid van dat water erop krijgen, koste wat kost'.
De kosten waren dat ik halfdood thuis kwam en nu - een dag later - nog steeds en steeds meer gevloerd en beroerd ben.
En die zee, die staat er maar matig op.
De luchten daarentegen.
Gisteren zag ik ze volkomen over het hoofd, er was immers alleen die zee. Nu pas, nu ik ze op de foto's terugzie... oh wow... hoe prachtig, hoe oneindig...
(Men schijnt foto's te willen, op weblogs. Een weblog is geen weblog zonder foto's. Nou, vooruit dan maar: hier heeft u foto's. Speciaal voor u, mijn eeuwenoude Flickr-account eindelijk in actie)
'De zee, het water, laat ik in godsnaam de pracht en oneindigheid van dat water erop krijgen, koste wat kost'.
De kosten waren dat ik halfdood thuis kwam en nu - een dag later - nog steeds en steeds meer gevloerd en beroerd ben.
En die zee, die staat er maar matig op.
De luchten daarentegen.
Gisteren zag ik ze volkomen over het hoofd, er was immers alleen die zee. Nu pas, nu ik ze op de foto's terugzie... oh wow... hoe prachtig, hoe oneindig...
(Men schijnt foto's te willen, op weblogs. Een weblog is geen weblog zonder foto's. Nou, vooruit dan maar: hier heeft u foto's. Speciaal voor u, mijn eeuwenoude Flickr-account eindelijk in actie)
maandag 11 juni
3 | 15:45
The Hague Legal
‘Goedemiddag, ik heb een klacht over uw smeerkaas. Ik heb in één van de kuipjes met gewone smeerkaas iets ontdekt dat het meest lijkt op een stukje vlees.’
‘Dat kan. Het hoort natuurlijk niet, maar het is mogelijk. In onze fabriek wordt ook smeerkaas met ham gemaakt, het zou kunnen dat een stukje ham in de gewone smeerkaas is beland. Maar als gezegd, het hoort natuurlijk niet. U mag met het kuipje teruggaan naar de winkel waar u het heeft gekocht, en dan krijgt u het aankoopbedrag terug’.
‘Ho ho, mister, niet zo snel. Zo makkeiljk komt u er niet vanaf.
Vlees in een vegetarisch geacht product vinden, dat is geen kleinigheid - zeker niet als het varkensvlees betreft.
Niet alleen hoort het niet, het hoort ook niet mogelijk te zijn. Wat denkt u dat er gebeurt als dit algemeen bekend wordt?
De vegetarische gemeenschap zelf schuwt een boycot of andere protestactie al niet - maar wat te denken van de islamitische en joodse gemeenschap? Een groep van meer dan een miljoen nederlanders, die niet meer zouden kunnen vertrouwen op het kosjer of halal zijn van uw producten.
En mocht dat u koud laten: u blijkt tegenwoordig ook internationaal te opereren; niet alleen in Europa (ik zag zelfs in Hongarije), maar ook in de Verenigde Staten.
Zoals u waarschijnlijk welbekend, is met name de Joodse gemeenschap in Amerika zeer invloedrijk.
Kunt u het zich werkelijk veroorloven dat naar buiten komt dat u maar wat aanmoddert met de diverse ingredienten?
Nee, u zult met een heel wat beter aanbod moeten komen dan alleen maar mijn aankoopbedrag terug.’
(......)
Ik kijk duidelijk véél te veel advocatenseries....
En nu eerst maar eens naar Eru bellen voor het èchte klacht-gesprek.
‘Goedemiddag, ik heb een klacht over uw smeerkaas. Ik heb in één van de kuipjes met gewone smeerkaas iets ontdekt dat het meest lijkt op een stukje vlees.’
‘Dat kan. Het hoort natuurlijk niet, maar het is mogelijk. In onze fabriek wordt ook smeerkaas met ham gemaakt, het zou kunnen dat een stukje ham in de gewone smeerkaas is beland. Maar als gezegd, het hoort natuurlijk niet. U mag met het kuipje teruggaan naar de winkel waar u het heeft gekocht, en dan krijgt u het aankoopbedrag terug’.
‘Ho ho, mister, niet zo snel. Zo makkeiljk komt u er niet vanaf.
Vlees in een vegetarisch geacht product vinden, dat is geen kleinigheid - zeker niet als het varkensvlees betreft.
Niet alleen hoort het niet, het hoort ook niet mogelijk te zijn. Wat denkt u dat er gebeurt als dit algemeen bekend wordt?
De vegetarische gemeenschap zelf schuwt een boycot of andere protestactie al niet - maar wat te denken van de islamitische en joodse gemeenschap? Een groep van meer dan een miljoen nederlanders, die niet meer zouden kunnen vertrouwen op het kosjer of halal zijn van uw producten.
En mocht dat u koud laten: u blijkt tegenwoordig ook internationaal te opereren; niet alleen in Europa (ik zag zelfs in Hongarije), maar ook in de Verenigde Staten.
Zoals u waarschijnlijk welbekend, is met name de Joodse gemeenschap in Amerika zeer invloedrijk.
Kunt u het zich werkelijk veroorloven dat naar buiten komt dat u maar wat aanmoddert met de diverse ingredienten?
Nee, u zult met een heel wat beter aanbod moeten komen dan alleen maar mijn aankoopbedrag terug.’
(......)
Ik kijk duidelijk véél te veel advocatenseries....
En nu eerst maar eens naar Eru bellen voor het èchte klacht-gesprek.
vrijdag 08 juni
§ | 19:15
Understatement
Mismoedig zwaai ik het hemdje gedag, dat, losgerukt uit de houdgreep van vier waskijpers, in het slootje verderop waaide en daar nu voorbij drijft.
Twee eenden steken uitgeput strompelend, als oude mannetjes achter hun rollators, de straat over. De veren nog net niet uit het lijf getrokken.
En ik denk: als dit is wat het KNMI bedoelt met 'matige tot vrij krachtige wind', dan wil ik niet weten hoe het er bij 'stormachtig' aan toe gaat.
Mismoedig zwaai ik het hemdje gedag, dat, losgerukt uit de houdgreep van vier waskijpers, in het slootje verderop waaide en daar nu voorbij drijft.
Twee eenden steken uitgeput strompelend, als oude mannetjes achter hun rollators, de straat over. De veren nog net niet uit het lijf getrokken.
En ik denk: als dit is wat het KNMI bedoelt met 'matige tot vrij krachtige wind', dan wil ik niet weten hoe het er bij 'stormachtig' aan toe gaat.
woensdag 06 juni
4 | 19:21
Morituri Te Salutant
IK BEN IN NAALDWIJK GEWEEST MET MIJN AUTOOTJE HELEMAAL ALLEEN
(En ja: dat moest in capslock. Soms is dat gewoon nodig. Nu absoluut afgemat en stervend - hence de titel - maar het was het waard. Mocht ik wèl blijven leven: spoedig meer info. Hoewel ik al zó vaak een 'wordt vervolgd' heb aangekondigd zonder dat er ook een werkelijk vervolg volgde, dat het al niet in leven zijn nauwelijks een argument is. Wellicht, dan, ooit nog meer info. Heel misschien....)
Dag hoor.
(En ja: dat moest in capslock. Soms is dat gewoon nodig. Nu absoluut afgemat en stervend - hence de titel - maar het was het waard. Mocht ik wèl blijven leven: spoedig meer info. Hoewel ik al zó vaak een 'wordt vervolgd' heb aangekondigd zonder dat er ook een werkelijk vervolg volgde, dat het al niet in leven zijn nauwelijks een argument is. Wellicht, dan, ooit nog meer info. Heel misschien....)
Dag hoor.
zondag 03 juni
1 | 13:27
At ease, soldier
Mijn moeder keek naar Bargain Hunt, en er was iets wat haar vreselijk irriteerde.
Zó ontzettend irriteerde dat ze er met haar eigen woordenschat blijkbaar niet genoeg uiting aan kon geven.
‘En dan denk ik dus echt......’ - ze pauseerde, haalde diep adem, bereidde zich voor om dàt te zeggen wat ze uit mijn mond zo verafschuwt, zo afkeurt - ‘... Fuck You !!’
In haar beste, meest bekakte Oxford Engels.
Iets snapt mijn moeder nog niet helemaal aan kernachtig hartgrondig grof schelden.
Mijn moeder keek naar Bargain Hunt, en er was iets wat haar vreselijk irriteerde.
Zó ontzettend irriteerde dat ze er met haar eigen woordenschat blijkbaar niet genoeg uiting aan kon geven.
‘En dan denk ik dus echt......’ - ze pauseerde, haalde diep adem, bereidde zich voor om dàt te zeggen wat ze uit mijn mond zo verafschuwt, zo afkeurt - ‘... Fuck You !!’
In haar beste, meest bekakte Oxford Engels.
Iets snapt mijn moeder nog niet helemaal aan kernachtig hartgrondig grof schelden.
vrijdag 01 juni
3 | 15:25
Beperkt
Niets, zo ontdekte ik net, maakt mijn keukenvloer beter en effectiever schoon dan de door mijn moeder gehaakte pannelappen. Het zal een combinatie zijn van de ribbeltjes en het absorptievermogen.
Had ik dat maar eerder geweten, dan had ze veel grotere lappen voor me kunnen maken. Nu kan het niet meer.
Vindt u het niet vreselijk zielig voor mij, dat mijn moeder zo'n last van haar handen heeft...?
(De Wereld Draait Om Puck)
Niets, zo ontdekte ik net, maakt mijn keukenvloer beter en effectiever schoon dan de door mijn moeder gehaakte pannelappen. Het zal een combinatie zijn van de ribbeltjes en het absorptievermogen.
Had ik dat maar eerder geweten, dan had ze veel grotere lappen voor me kunnen maken. Nu kan het niet meer.
Vindt u het niet vreselijk zielig voor mij, dat mijn moeder zo'n last van haar handen heeft...?
(De Wereld Draait Om Puck)