Vorig Archief - Volgend Archief

dinsdag 26 februari
1 | 15:27 Biecht

Zoals ik al eerder noemde, neem ik deel aan een onderzoekspanel, waarbij ik maandelijks tegen vergoeding een aantal vragenlijsten invul.

Deze maand betrof - betreft - één van die vragenlijsten het onderwerp 'schuldgevoelens'.
Als inleiding staat het volgende:

"Wij onderzoeken de gevoelens die mensen hebben naar anderen in de maatschappij. In dit geval onderzoeken we schuld. Mensen kunnen zich bijvoorbeeld schuldig voelen omdat ze een bepaalde afspraak zijn vergeten, omdat ze een ander pijn hebben gedaan, of omdat ze een bepaalde belofte niet zijn nagekomen. Wij willen weten wat u voelt en doet in een situatie van schuld. Daarom vragen wij u een situatie te herinneren waarin u zich schuldig voelde en deze zo precies mogelijk te beschrijven.

Denk nu terug aan een situatie waarin u zich schuldig voelde. Plaats uzelf terug in die situatie alsof u het op dit moment meemaakt. Probeer zoveel mogelijk details van de situatie en van de emotie die u op dat moment voelde hieronder te beschrijven."

Al 26 dagen staar ik naar dit stukje. Al 26 dagen laat ik het in mijn gedachten rondgaan. Rondspóken.

Ik voel me vaak genoeg schuldig.
Ik zou haast zeggen: ik voel me doorlopend schuldig.
Over kleine dingen. Pietluttige tijdverspillende schaamte, in feite.
Eeuwige sorry-zegger: sorry dat ik dat zei, sorry dat ik dat deed, sorry dat ik weer sorry zei. Sorry dat ik úberhaupt besta.

Dat telt niet. Vind ik. Voor dit onderzoek.
Natuurlijk zou ik het kunnen noemen, maar dat vind ik, op een bepaalde manier, 'vals spelen'.

Echt schuldgevoel.
Gerechtvaardigde, verwachte en vereiste schuld.
Het schuldgevoel dat aan je vreet; waarbij een simpel blozen allang niet meer volstaat, maar waarvan je, als je eraan denkt, voelbaar klein wordt.
De grote leugens, bedrog. De keren dat je werkelijk, soms willens en wetens, hebt gekwetst.
Onzegbaar groot.

Geen onderzoek anoniem genoeg.
Ik mag dan een nummer zijn: ik heb het vermoeden dat ik inmiddels een vrij kenmerkend nummer ben. Met al mijn betweterige commentaren, mijn nooit beknopte beschrijvingen als gevraagd wordt om een 'Anders, namelijk...'.
"Ze zullen het weten.", galmt door mijn hoofd. "Straks weet de hele wetenschappelijke wereld dat ik, dossiernummer Hf5865fytf, dat lieve brave chronisch-zieke meisje dat mailjes stuurt met verontschuldigingen als ze de deadline van een vragenlijst heeft gemist, dat die zóiets op haar geweten heeft. Verontwaardiging en misprijzen alom: ja, dat is je geraaie, dat je je schuldig voelt!"

Tot 23.59 vanavond heb ik, om het onderzoek af te ronden. Een onderzoek van 10 minuten, staat er bij.
Van 26 dagen, zegt de praktijk.

Schuld, boete.
Zal het panel me aan het eind vergeven, als ik het zelf niet kan...?
maandag 18 februari
2 | 19:16 Functioneringsgesprek

‘Ik denk niet dat je astma hebt. Maar het is mogelijk dat je astma hebt.’

Aldus de op zijn minst verwarrende boodschap van mijn huisarts.

Ze kwam tot dit vermoeden vanwege mijn klachten (overtollig slijm ’s nachts; benauwdheid bij inspanning; eczeem) in combinatie met mijn ‘medische familiegeschiedenis’.
Dat wil zeggen: een vader die het grootste deel van zijn jeugd, behalve in schuilkelders, vooral geisoleerd in kleine ziekenhuiscelletjes doorbracht. Hijgend, hoestend, piepend en gewikkeld in zalfverbanden. En het grootste deel van mijn jeugd doorlopend bijna stikte en hoestaanvallen had waar de toehoorder al bijna in bleef, laat staan hijzelf.

Ik vond het nog steeds vrij vergezocht. Maar ik ben de kwaadste niet, ik wil best functies laten onderzoeken, zolang dat geen kwalijke neveneffecten (lees: mogelijke misselijkheid) heeft.
En dus toog ik vanmiddag vrolijk naar mijn longfunctietest.

Vooraf had ik dit enigszins luchtig (no pun intended) op Facebook gemeld. Eén van mijn Friendjes reageerde met de opmerking “in ieder geval doet je huisarts die longfuncties en hoef je niet helemaal naar het ziekenhuis”.
Eerlijk gezegd kon me dat niet eens zoveel schelen. Ik vind mijn ziekenhuis lief en veilig en leuk. Tegenwoordig. En ze hebben er gratis koffie - als je die weet te vinden, tenminste.
Maar, toegegeven, ik was al wat moe en slapjes. En lui. Dus stiekem was het toch wel prettig, vandaag. Dat ik me nu alleen maar tot de hoek van de straat hoefde te slepen, waar mijn huisarts is gezeteld.

En mijn hemel, wat was ik achteraf blij.
Want, precies zoals Klivia me al had voorspeld (en wat ik eerlijk gezegd ook al in twijfel had getrokken, want wat is er nou erg aan blazen..?): dat viel dus vies tegen.
Want deze wolf blies en blies en blies, maar mooi dat het huisje niet om ging.
Letterlijk, want gelukkig wordt de patient als zeer volwassen behandeld. En is er computerscherm met daarop een plaatje van een wolf die tegen een huisje blaast; een huisje dat omvalt als je hard genoeg blaast...
De eerste keer ging het huisje netjes om.
De tweede keer wankelde en wiebelde het, helde over en ging toen aarzelend, bijna in slowmotion tegen de vlakte.
De derde, vierde, vijfde en zesde keer bleef het kaarsrecht staan.
Na een glaasje water en wat uitrusten was zeven keer scheeprecht. En ging ie weer.
Want hij moest drie keer òm, om de test betrouwbaar te laten zijn.

Drie pufjes Ventolin, tien minuten wachten, en de hele boel begon van voren af aan.
Na drie kwartier was het voorbij. En begaf ik me, trillend en compleet afgemat, terug naar huis. Te weing energie om zelfs nog maar een kaars uit te blazen.

Het goede nieuws is dat de Ventolin geen donder deed.
Ik blies 3% beter dan zonder.
Wat, off the record want nog niet bevestigd door de huisarts, betekent dat ik geen astma heb.
Goed nieuws, en in zekere zin ook verrassend.
Sinds 2004 is er immers geen jaar geweest waarin er niet een of andere nieuwe afwijking of aandoening werd geconstateerd.
En juíst gezien bovengenoemde ‘familiegeschiedenis’, zou het volkomen logisch zijn als ik wèl astma zou hebben.
Je zou zeggen dat een zo wankel lichaam niet bestand zal zijn tegen de machtige invloeden van erfelijkheid. En ik heb al mijn vaders ogen, gezicht, bouw. Zijn volkomen gebrek aan lenigheid, zijn stollingsstoornis. De steeds terugkerende oorontstekingen van zijn zusje, waar mijn moeder zeer misprijzend over doet (‘oorpijn. Wie heeft er nou oorpijn. Dat is zoiets zots, zo overdreven’). Goedbeschouwd zou het wonderbaarlijk zijn als ik geen astma had.
Maar het is dus - ja, ja: off the record - wel degelijk zo.

Het slechte nieuws is dan wel dat gallige huisje. Want ik heb een sterk vermoeden dat dat mijn functioneren over de volle breedte beinvloedt.
Ik adem niet. Dat wist ik al langer.
Of, nou ja: ik adem nauwelijks.
Wel allemaal heel netjes onderin de buik. Maar oppervlakkig en ‘klein’. Diep en vol en energiegevend zit er niet in. Zodra ik iets dieper en langer dan mijn ‘nauwelijks’ ga ademhalen begin ik onmiddellijk te hyperventileren.
Klein en krachteloos en vrij meelijwekkend.

Eens was er een open dag, in mijn ziekenhuis.
Zo’n leuke blije open dag, waarin je ‘gewoon voor de lol’ mocht laten testen of je al stervend was.

(net als bij de gratis HIV test, die ik vorig jaar onderging, vraag ik me dan altijd af: als je oprecht vermoed dat je ziek bent, ga je dat dan werkelijk tijdens zo’n actie laten testen? Je zal toch, temidden van vijftig giechelende sensatiebeluste buurtgenoten, te horen krijgen dat er iets grondig mis is. Het lijkt mij dat een dergelijke test juist een onevenredig hoog aantal gezònde uitslagen oplevert. Maar dat terzijde).

We mochten blazen, net als nu.
Ik was met mijn moeder.
Mijn moeder die sinds haar 18e (ofzo) rookt, en daar alleen korte tijd mee is gestopt toen ze zwanger van mij bleek te zijn.
Mijn moeder die mij nu van de sokken blies, en het hele ziekenhuis erbij.
Toegegeven: mijn moeder heeft bovennatuurlijke longen.
Toen ik tien was zong ze in het plaatselijke kerkkoortje, en ze was boven het hele koor uit te horen. Op een goede manier.
Sinds enige maanden heeft ze zangles van een lerares die weinig anders doet dan zeggen: ‘wat een stem, wat een stem, wat een prachtige stem...’.
En ze rookt nog steeds.
Dus dat telt niet. Niet helemaal, althans.

Maar evengoed.
Je schijnt je ademhaling nogal lang nodig te hebben.
En als ik nu al geen huisjes omver krijg, hoe moet dat dan later, als ik een stokoude wolf ben, met een toch al gammel lijf om mee te sjouwen...?

Ik vrees dat er werk aan de winkel is...
donderdag 14 februari
3 | 02:06 Effectief (2)

(Twee stukjes over muziek plaats ik voor u. Er is nogal wat overlap, herhaling of juist tegenstelling – excuses daarvoor. De stukjes zijn voor twee aparte gelegenheden geschreven)

* * *

Gek is dat. Met muziek.

Er klonk thuis zelden muziek, toen ik klein was.
Niet dat er een saai strak koud ‘regime’ heerste, absoluut niet. Gewoon: geen behoefte aan continu geluid.
Als er muziek werd gedraaid was dat klassiek.
Mijn vader is een ‘muziek-freak’. Tegenwoordig zit hij uren achter elkaar aan de tv gekluisterd, met kanalen als Arte en Mezzo. Vroeger waren het ‘alleen’ zijn boeken en zijn grammofoonplaten.
Maar dat waren er dan ook heel wat. Rijen boeken; zes meter platen. Exact zes meter: in de woonkamer stonden zes grote ‘Ahrendkasten’, die elk precies een meter breed waren. De onderste plank was gereserveerd voor de platen.
Klassiek. En ook alleen maar dat.
Ook mijn moeders platencollectie bestond voornamelijk uit klassiek, en wat cabaret.

Nooit stond de radio aan.
Nergens in huis was iets te vinden wat ook maar in de buurt kwam van popmuziek.

Zeggen dat klassieke muziek me met de paplepel is ingegoten is desondanks zwaar overdreven.
Er was geen expliciet muzikaal element in mijn opvoeding, waarbij mijn ouders bijvoorbeeld zeiden: “luister, kind, dit is nou Beethoven, en hoor je hoe leuk Bach dat doet met die coloraturen?”.
Het was er gewoon. En af en toe stond mijn vader als een bezetene te lucht-dirigeren.
Maar kennis van muziek heb ik er niet mee opgedaan.
Mèt dat ik doorkreeg dat het er bij mij thuis allemaal wel erg afwijkend aan toeging – op elk gebied, maar ook wat betreft de muziekkeuze – begon ik me bovendien actief af te sluiten.
Ik had geen enkel alternatief, maar stilte was ook prima.

Tegen dat ik midden twintig was ontdekte ik langzaamaan mijn eigen muziek.
Popmuziek, nu wel. Eindelijk.
Losse liedjes, geen enkele favoriete artiest.
Geen vaste stijl, geen duidelijke eenheid anders dan ‘het moet melodieus zijn’.
Liedjes die me, door een enkele toonwisseling, tot tranen toe konden roeren, soms in diepe emotionele ravijnen deden storten.
Ja, die specifieke, zo zorgvuldig geselecteerde liedjes, dat was het. Dat wist ik zeker. Dat was ik.

Maar dan.
Heel af en toe bots ik zomaar tegen wat klassieks aan.
Ik zoek het niet op, het komt gewoon op mijn pad.
En dan weet ik: dit is thuis.
Hoe mooi al het andere ook is. Hoezeer ik mijn eigen weg ook heb gevonden.
Klassiek, dat is de taal die ik spreek. Geen achtbanen, geen dramatische donderklappen in de ziel.
Gewoon. Thuis.

Toch, en ondanks.
Met de paplepel ingegoten, gevoed vanaf de basis. Doorweven in mijn hele zijn, om nooit meer kwijt te raken.
3 | 01:43 Effectief (1)

(Twee stukjes over muziek plaats ik voor u. Er is nogal wat overlap, herhaling of juist tegenstelling – excuses daarvoor. De stukjes zijn voor twee aparte gelegenheden geschreven)

* * *

Op mijn elfde leerden we op school over voormalig Nederlands-Indië.
De meester noemde de namen van de verschillende eilanden; vertelde hoe hij, als jongetje, het rijtje had moeten opdreunen: Bali, Lombok, Soemba...

Ik gaf een schreeuw van enthousiaste herkenning, vulde aan: ‘.. Soembawa, Flores, Timor, enzovoort’.

Het had niets met eilanden te maken, voor mij. Het was poëzie, het was muziek. En dat ‘enzovoort’, dat hoorde ook vanzelfsprekend in het rijtje thuis.

Het was uit een liedje, een liedje dat mijn moeder heel vaak draaide, al sinds ik klein was. Oude School, heette het; en het was van Don Quishocking. Don Quishocking, dat was cabaret. Net als Wim Kan. Dat kende ik ook, dat was fijn.
Allemaal vreemde, geheimzinnige namen kende ik, van cabaret. Drees en Romme en Luns, dat was van Wim Kan. En Nescio, dat was uit Boeken lenen, ook van Don Quishocking. Oh, en ik wist van ‘Pilletjes voor de pep’, want Jasperina de Jong, daar had mama ook een plaat van.
Het was echt heel leuk hoor, cabaret. En vooral die Don Quishocking, die hadden ook een heel spannend liedje gemaakt, over menseneters!

De dag voor de kerstvakantie zouden we met zijn allen de klas gaan versieren, voor het kerstdiner. En iedereen mocht dan muziek meenemen, en dat zou de meester dan spelen.

Ik nam, heel voorzichtig, de plaat van Don Quishocking mee. Zodat iedereen het kon horen, van Flores, Timor, enzovoort.

Niemand luisterde, niemand trok zich er iets van aan. Hoe ik ook de aandacht probeerde te trekken: hier, let nou op, nu komt het!
Ze wilden de Dolly Dots. Of gewoon Kinderen voor Kinderen. Maar niet dit, dit was raar en stom.

Fast forward, door mijn puberteit en middelbare-schooltijd.
Muzikale begeleiding wordt verzorgd door ettelijke mixtapes met, wederom, cabaret, en klassieke muziek.
In 1992 een experimenteel intermezzo, waarin ik mezelf onderwierp aan een zeer streng regime van Top 40 en Skyradio. "Omdat dat zo hoort".
Na een paar maanden trok ik resoluut de radio uit en de posters vàn de muur, stopte als vanouds een vioolconcertje in mijn walkman. Of gewoon niets. Gewoon stilte. Het was al druk genoeg in mijn hoofd.

Het is het jaar 2000, twee jaar na mijn eindexamen.
Ik schaf een computer aan, en ga het internet op.
Zodra ik goed en wel mijn weg op beide weet, doe ik drie dingen.
Ik word actief op de chat en het forum van de eetstoornissensite. Daar leer ik de websitebouwer kennen, en hij introduceert het begrip ‘html’.
Het tweede wat ik dan ook doe is contact opnemen met een cabaretier, met de vraag of ik een website voor hem mag maken. Het mag, en ik doe het.
Het derde wat ik doe is muzek downloaden. Eindeloos veel mp3tjes, van de meest uiteenlopende stijlen en artiesten.

Ik ben 23 en ik luister voor het eerst vrijwillig en van ganser harte naar popmuziek.

. . .

Vanaf mijn dertiende ben ik bijna nonstop in therapie; met als hoogtepunt een voltijds dagopname in mijn eindexamenjaar en direct aansluitend een volledig klinische opname.
Op mijn 24ste ga ik voor een tweede, vergeefse, keer voor een vol jaar in dagbehandeling.
Vlak voor mijn 34ste verjaardag ben ik eindelijk zo ver dat ik voor het eerst zelfstandig ga wonen.

Ik lees dit artikeltje, en ik denk: ja, het is maar heel goed, dat ik als puber naar klassieke muziek heb geluisterd, in plaats van naar hardrock.
Het zou zo maar eens slecht met me hebben kunnen aflopen...
maandag 11 februari
1 | 19:13 Kinderogen

Mijn eigen oppas van way back schreef dit stukje op haar Gastgezin-site.
(Voor wie geen (zin in) Facebook heeft: het gaat, kort gezegd, over een meisje dat haar vriendin 'bijna volwassen' noemt - een vriendin die, zo blijkt later, negen is).

Het doet me breed grijnzen, en herinnert me aan een soortgelijke vergissing van mijzelf.

In 1986 zat ik in Groep 6, bij Juffrouw G..
Juffrouw G. was heel, heel oud. Ze was lang en statig en streng, met witgrijs keurig gekapt haar.
Kort na 1986 verliet ze de school. Met pensioen, dacht ik altijd. Dat was het meest voor de hand liggend, gezien haar Ouderdom. Ze had het nog prima gedaan hoor, sterker nog: terugdenkend aan dat jaar voel ik me nog klein worden (‘Stel niet uit tot morgen wat je vandaag kon doen', zette ze eens in mijn weekverslagschrift, dat ik niet op tijd had ingeleverd en waar veldslagen over waren gevochten. Huilende ik, moeder naar school - the works. Ik mocht het uiteindelijk alsnog inleveren, maar de genoemde quote kwam in haar ferme rechte schooljuffenhandschrift bovenaan de bladzij te staan.).
Maar hoeveel kracht ze ook nog in dat oude, oude lijf had gehad: het was me alleszins duidelijk dat ze wel op de rand van het graf mòest zijn. Ik mocht dan pas negen zijn, ik was niet gek. Ik kon heus nog wel een ècht oud mens herkennen.

Bijna twintig jaar later was ik op zoek naar de contactgegevens van een van mijn andere toenmalige onderwijzers.
Van hem wist ik zeker dat hij nog relatief jong moest zijn: wij waren immers, op ons zevende, zijn allereerste klas geweest. We waren dat jaar zelfs bij zijn huwelijk geweest (ik verdorie nog steeds die felbegeerde lakschoentjes niet, hoe ik er ook om had gesmeekt).
We hadden, hoewel met enige schroom en niet te nadrukkelijk, ‘je' mogen zeggen; hij leerde ons tekenen, heel technisch tekenen; en leerde ons het halve repertoire van de Beatles. Behandelde ons volledig gelijkwaardig.
Goed beschouwd was hij eigenlijk bijna van dezelfde leeftijd.
Ik vroeg bij mijn oude school zijn gegevens, informeerde terloops of Juffrouw G. nog leefde.
Natuurlijk niet, dacht ik; maar het kon geen kwaad het toch, voor de zekerheid, te vragen.

Enigszins meewarig kwam het antwoord: "Zou oud is Mevrouw G. nog niet hoor..."

Oh? Maar ik dacht dat ze met pensioen was gegaan, in 1987?

"Haar man ging ergens anders werken. Zij is toen gestopt met werken. Inmiddels is ze 66 jaar oud."

Dus, lieve Siri: je vroeg je af door wat voor soort ogen het door jou beschreven meisje jou ziet.
Ik zeg alleen maar: wees niet verbaasd als je haar over twintig jaar tegen het lijf loopt, en zij je aanstaart alsof ze een geest ziet....
woensdag 06 februari
2 | 16:42 Guantanamo Puck

Als onderdeel van een dingetje (voert te ver om nu uit te leggen, komt nog weleens) vul ik elke maand een aantal vragenlijsten in, met wisselende (en, in mijn ogen, volstrekt willekeurige) onderwerpen.

Dit keer zat er een vragenlijst bij met als onderwerpstitel 'Vrijetijdsbesteding'.
Niet mijn favoriete onderwerp, maar kom. Opdracht van de baas, ik zou me ertoe zetten.

Vraag 1 was: "Hoe tevreden bent u met de hoeveelheid vrije tijd die u hebt?"
Gevolgd door een vraag over of ik tevreden ben over de invulling van mijn vrije tijd.
Dat begon al goed.
Zuur vulde ik in dat ik absoluut niet tevreden was, noch over de hoeveelheid vrije tijd, noch over de invulling ervan.
Ik ben arbeidsongeschikt, stelletje $%^*%$! Ik zou heel wat doen voor wat *minder* vrije tijd, om nog niet te spreken over het ziekzijn, waarmee ik al die 'vrije tijd' vul!

Het kabbelde nog een tijdje door over hoe vaak ik concerten, musea, theater bezocht. Of ik graag vaker concerten, musea, theater zou bezoeken. Of ik hield van creatief bezig zijn (bijv borduren, schilderen, boetseren).
Mijn sombere stemming en zelfmedelijden verdiepten zich met de minuut.
Coulda woulda shoulda...

Toen, vanuit het niets, kwam er een drastische switch in de vragen.
Of misschien ook niet. Ik vind het persoonlijk niet vanzelfsprekend om sociale contacten op één lijn te zetten met vrije tijd, maar nu ik dit neerschrijf realiseer ik me dat dat meer zegt over mij dan over de vragensteller.

Hoe dan ook.
Dit kreeg ik gepresenteerd:

We willen nu wat dieper ingaan op uw naaste contacten, om een beeld te krijgen van de sociale relaties die mensen hebben. Het is makkelijker om bij dit soort vragen aan concrete personen te denken. Daarom vragen we u hieronder een paar naaste personen te noemen. Als u wilt, mag u ook bijnamen of voorletters geven, als u maar onthoudt over wie het gaat.

De meeste mensen bespreken belangrijke zaken met anderen. Als u terugkijkt op de zes maanden, met wie besprak u belangrijke zaken? Vul hun voornamen hieronder in.

Dus ik vulde braaf in:
Mama - Frenetiek - Esther - Fysio - Psych

Volgende vraag:
Staan al deze mensen u even na aan het hart?
Nee, uiteraard niet. Ik ben dol op mijn psych, ik zou niet weten wat ik zonder haar moest, maar mijn liefde voor haar is wel even iets anders dan die voor mijn moeder. Gelukkig maar.
Dus ik vulde 'nee' in.

Welke van deze mensen staan u erg na aan het hart?
Zucht. Blijkbaar moest ik nu gaan kiezen.
Ik hield mijn voet dwars of poot stijf of hoe het ook heet. En kruiste allemaal aan.

En toen kwam het.

"Hoe dicht staan deze personen tot elkaar?"

1 = erg dicht
2 = niet dicht, maar ze zijn ook geen totale vreemden voor elkaar
3 = totale vreemden voor elkaar
? = ik weet het niet

En dan een lange, lange lijst waarin alle mensen onderling werden gekoppeld.
Om het echt goed in te vullen had ik eigenlijk even met de afzonderlijke mensen moeten overleggen.
"Frenetiek, ik denk dat de kans klein is dat jij mijn fysio kent, maar ik wilde het je toch even vragen..."
Maar voor mijn doen was ik op het roekeloze af onzorgvuldig, en ik vulde de hele lijst op gevoel in.

De tijdsindicatie voor deze vragenlijst was 15 minuten geweest.
Ik zat inmdidels op 25, dus ik zou toch zo klaar moeten zijn. Zou je zeggen.
Maar het ergste kwam nog.

"De volgende vragen gaan over Mama."


In de daarop volgende schermen kwam een ware inquisitie.

Wat is Mama van herkomst?
Hoe kent u Mama?
Hoe vaak praat u met Mama?
Hoe vaak praat u met Mama over politieke zaken?
Hoe lang kent u Mama?
Wat is de hoogste opleiding die Mama voltooid heeft?
Werkt Mama fulltime, parttime, of niet?
Hoe oud is Mama ongeveer?
Wat is de woonvorm van Mama?

En vervolgens, toen ik helemaal murw was:
"De volgende vragen gaan over Frenetiek".

Naar het vervolg kunt u zelf wel raden.

Na drie kwartier was ik klaar.
Vergoeding: €3,75.

Ik voel me verkocht en verraden. En misbruikt.
§ | 01:20 Toegevend

Intussen verandert de redelijk redelijke stream of consciousness langzaam - of snel - in een allesvernietigende, woest kolkende rivier.

Ach ja. 'Let nature take it's course' is altijd al een fijn excuus voor zelfdestructie geweest.
dinsdag 05 februari
§ | 00:56 Go Bio

Je om kwart voor een 's nachts ineens realiseren dat de biobak nog buiten staat. Ginder, op het pleintje.
Wat te doen? Naar buiten gaan en de kans lopen overvallen, verkracht en vermoord te worden, of in het minst erge erge geval moe en wel uit te glijden en in de sloot te vallen? Of het ding laten voor wat ie is, met het risico dat ie wordt gejat, of als buitenwc gebruikt?

Hm. Wat zullen ze genoeg van me krijgen, bij de gemeente.. 't Zal al de zoveelste aanvraag voor een nieuwe worden...

En dan dus toch gaan, hè. Om halftwee 's nachts.
Eigenlijk vooral omdat er in de auto nog een tas-met-trui lag. En mijn auto zo lek is als een mandje. En ik morgenvroeg naar de garage moet en dan niet met die tas terug wil.
Maar ik leef nog.
Want, eerlijk is eerlijk: ik woon in een heel lief gezapig wijkje. Niks horror en bruut geweld.
Hoewel ik natuurlijk, uitgerekend nu, de enige echte creep van de buurt moest tegenkomen. Kippenvel, hart in mijn keel toen hij me een duistere blik toewierp. Z'n creepiness alleen maar extra bevestigd door het feit dat ie om half twee over straat liep.
Wie doet dat dan ook...
maandag 04 februari
5 | 15:25 Lepeltje lepeltje

Oproep. Heel belangrijk!!

Wie helpt vriendin Laura aan zoveel mogelijk LEPELS, voor haar afstudeerproject?!

Kijk op haar website voor meer informatie.

Mocht u denken: ik ga niet zomaar lepels aan onbekende Laura's doneren, geef eerst maar eens wat referenties: Laura is lief en aardig en cool en een intimiderend harde werker. En een asociaal goede gemene Wordfeuder, die gewoon heel terloops BOENWAS legt en daar een paar duizend punten mee haalt. Maar dat is haar van harte gegund, wegens algeheel lief en aardig en cool, en keihard werkend.

Dus. Lepels. Alstublieft.
Ter ondersteuning en instandhouding van cultuur en mooie mensen.
En als u zelf geen lepels te vergeven heeft: spread the word.
Facebook, Twitter, het kerkblaadje voor mijn part. Maak hashtag #lepelsvoorlaura trending!

Oh, en als u dacht: eitje, gewoon even naar de kringloop - laat Den Haag dan maar links liggen. Daar zijn ze op. Geloof me. Die heb ik namelijk allemaal al..
(diep medelijden met de mensen die daar binnenkort een vol bestek willen kopen. 'Oh wat leuk, die met die houten grepen! 6 Messen, 6 vorken... heeft u er geen lepels bij...?')



zondag 03 februari
1 | 22:51 Ingebakken

Het moment dat je je realiseert dat je zó gevoelig bent voor koosnaampjes, dat je zelfs week wordt als Flickr onder het uploaden tegen je zegt: 'Hold on tiger'

Confronterend.
§ | 18:50 Weg Wis

Middenin de stortregen begaf mijn ruitenwisser het.
Zonder enig symptoom vooraf, zonder ooit een klacht te uiten. Het ging mis, gewoon, zomaar.
Ineens wilde hij alleen nog maar de helft van de ruit wissen. En binnen een minuut werd de reikwijdte kleiner en kleiner, tot hij niets anders deed dan in een hoekje van de ruit liggen te snikken en hikken. Als een peuter met stuipjes. Of, minder griezelig: alsof je aan een hoogbejaarde vraagt op en neer te springen. Hij wil wel, hij zet er ook al zijn kracht onder, maar van de grond komt ie niet.

Ik stapte uit, trok het ding voorzichtig naar de andere kant van de ruit. Misschien was het alleen maar een kwestie van 'snap out of it'.
Maar aan de overkant was het hetzelfde verhaal: eerst nog tot het midden, en bijna direct alleen nog maar de buitenkant.
Zelfs het geluid was bijpassend. Ghuk ghuk ghuk ghuk...
Het was even hilarisch als hartbrekend.

Wat veel minder grappig was, was het vervolg van de reis. Het gordijn van regen vóór me, de waterval over mijn ruit die ik niet meer wegkreeg. Zelfs op lichten van andere auto's kon ik niet meer vertrouwen, omdat het beeld brak. Wat ik aan licht zag kon wel overal vandaan komen. Geen flauw idee waar ik reed, waar de weg ophield, waar kruispunten waren.

Op een slakkegangetje kwam ik uiteindelijk toch nog op de plaats van bestemming.
Waar ik, speciaal voor u, deze filmpjes (1 en 2) maakte.
Met, na een kleine opleving, heel letterlijk de laatste stuiptrekkingen: direct na het maken van de filmpjes klonk er een krak en een tik en een licht gekletter, en op de motorkap viel een klein mystiek stukje metaal. Waarna de ruitenwisser naar beneden klapte en er volledig het zwijgen toe deed.

Morgen maar weer naar de garage.
Als het dan niet regent, tenminste...
§ | 03:03 Ay, there's the rub

Ik schreef een mailtje. Na en naar aanleiding van zeer gemoedelijke plagerijtjes, over en weer, op een (Engelstalig) forum.

And BAM! - enter insecurity.
You're not really cross with me, are you...?

(Just to be sure. Autism's a bitch, slight autism tends to be even bitchier, since I'm always borderline 'normal' or 'crazy', depending on the circumstances. One moment, I can be completely comfortable with irony and figurative speech; then, only seconds later, I'm weighing the meaning of every syllable..)


En da's dus precies de crux.
Voortdurend.
Twijfels, twijfels, twijfels... wikken en wegen. De mist ingaan en ergernis veroorzaken, of, tegenwoordig, navragen wat bedoeld was, maar het risico lopen om juist door dat navragen te ergeren..
zaterdag 02 februari
5 | 23:15 Voor het oprapen

Hij zou mijn stad aandoen, binnenkort, meldde hij terloops.

‘Oh leuk! Wannéér ben je wáár? Dan kom ik je bekijken! Stalken, van een afstandje, verrekijker en alles.’

Hij leek volstrekt onaangedaan, door mijn bizarre enthousiasme. Schertsend of niet: er is toch een wat verknipte geest voor nodig, om dit soort ideeën te hebben. Maar hij schrok niet terug, was zelfs erg behulpzaam en welwillend.

‘Je kan in Die-en-diestraat op een bankje gaan zitten. Ik weet toch niet hoe je eruit ziet’

‘Ja, het is wel goed, zeg. Je kan me tenminste een tijdstip geven. Ik ga niet de halve dag buiten in de kou zitten!’

Daar kwam geen reactie op.
Wel, als om mijn stake-out wat te vergemakkelijken: ‘Je kan bij nr X aanbellen, als je thee wilt, of naar het toilet moet’.

Op nummer X was geen café of andere openbare gelegenheid. Gewoon een huisadres. Het te bezoeken adres, kon ik alleen maar concluderen.

Stalken voor luie mensen, was dit. Dan wel geen tijdstip, maar een vaste datum en een exact adres.
En het was een kippe-endje bij mij vandaan, wat wou ik nog meer.

Hoewel ik geen moment serieus van plan was om ook daadwerkelijk te gaan – geen vaste tijd is toch wel een dealbreaker, voor mij – besloot ik vanavond in een opwelling naar het adres in kwestie te fietsen. Terrein verkennen, zo u wilt.

Dat kippe-endje, dat bleek danig onderschot.
Of, althans: kaart-technisch was het inderdaad zo.
De praktijk was anders. Zware fiets met remmende dynamo, wind storm tegen, bergopwaarts. Oh, en op een toch al niet ontspannen dag, waarop ik 6 kilometer had gelopen. Wat ik niet heb gedaan sinds mijn... eehh... wanneer zat ik op padvinderij...?

Bij de grens van het stadsdeel, op een steenworp afstand van het uiteindelijke adres, hield ik het voor gezien. Of eerder: het merendeel van mijn lichaamsfuncties hield het voor gezien.
Dit ging ’m niet worden. Tenzij het het laatste was wat ik in mijn leven nog wilde ondernemen, en dat vond ik het eigenlijk toch niet waard.
Daarbij zou ik weinig opvallend zijn, puffend en stervend en wel, en dat schiet het hele doel van ‘stalken’ een beetje voorbij. Om die reden had ik ook al bij voorbaat mijn autootje als vervoermiddel uitgesloten: een rood grommend Cantaatje zie je niet snel over het hoofd.

Helaas, helaas.

Aan de andere kant: stalken met medeweten en goedkeuring van het slachtoffer zelf is toch niet het ware.

Iemand onder u, die absoluut NIET wil worden uitgezocht en achtervolgd?
Dan ga ik mijn best voor u doen...
vrijdag 01 februari
6 | 17:47 Keerzijde

Een somber treurig stuk met een goede afloop. Hou vol. Het wordt leuk.
En er zijn vrolijke blije plaatjes!!

~*~

Hypermobiliteit. Als je het combineert met lange lenige spieren kan je nog carrière maken in het circus, als slangenmens.
In z’n eentje maakt het je, op z’n best, alleen maar tot een circusfreak. Op z’n slechtst geeft het je een hoop ellende.

Zo lang als ik me kan herinneren klapte ik, gewoon voor de lol, om mensen te choqueren, mijn wijsvinger achteruit tegen de rug van mijn hand aan. Mijn duim tegen mijn pols aanleggen levert ook weinig problemen op. Ik kan me zalig ontspannen door in kleermakerszit te zitten, en dan helemaal voorover te gaan liggen, hoofd op de grond, over mijn knieën en benen heen. Ik heb dit regelmatig gedaan als ik me tijdens mijn maandelijks infuus verveelde – tot de verpleging op een dag in paniek op me af rende omdat ze dachten dat ik een stuip was geraakt.
Maar met lenigheid heeft dit alles niets te maken. Vraag me om met gestrekte benen mijn tenen aan te raken, en ik sta in het luchtledige ‘te pompen’. Mijn vingers nog niet eens in de buurt van mijn voeten.

Het is ook lang niet allemaal leuk en grappig.
Mijn enkels klapten als kind zo vaak en makkelijk om dat het me op een gegeven moment niet eens meer lukte de banden te scheuren: een vlammende pijn schoot door mijn enkel, ik schudde een paar keer stevig, ging voorzichtig staan en liep door. Klaar, niets aan de hand. Maar gezond was het niet, en je ging er niet echt stabiel en evenwichtig door lopen.
Als mijn eeuwig scheve wervels door de ‘kraker’ rechtgetrokken moesten worden, kon hij nooit te veel tegenkracht op mijn schouder zetten: voor je het wist was mijn arm uit de kom getrokken.
Allemaal nog steeds ‘spannend griezelig’, lekker dramatisch, voor wie een beetje sensatiebelust is.

De moeheid.
Daar was helemaal niets leuks en sensationeels aan.
Al als kleuter had ik het gevoel mezelf voort te slepen, alsof ik al mijn kracht en energie nodig had om me alleen maar rechtop te houden.
Het was pas op mijn 23ste dat een fysiotherapeut me voor het eerst ‘mobiel’ noemde.
Wat?
‘Dat je hypermobiel bent.’
Niet waar, ik ben helemaal niet lenig.
‘Nee, je gewrichten, je banden, die zijn te soepel.’

En hij legde uit dat ik inderdáád altijd bezig was mezelf overeind te houden. Mijn spieren moesten de rol van mijn gewrichtsbanden overnemen. Waren doorlopend bezig met ondersteunen, konden daardoor eigenlijk geen andere taken verrichten.
En dat kon best eens de reden zijn dat ik me altijd, permanent, zo uitgeput en ‘zwaar’ voelde.

Diagnoses. Wat zijn ze soms fijn, in hun verhelderende werking. ‘Het ligt niet aan mij, ik ben niet gek en niet lui’
Wat zijn ze soms teleurstellend en ontmoedigend. ‘Het ligt wèl aan mij, het is mijn bouw en het gaat nooit meer over, ik moet er maar mee zien te leven’.

Mee zien te leven wil in praktijk zeggen: hoge schoenen dragen. Spieren trainen. Niet om boodschappentassen makkelijker te dragen en er stoer en krachtig uit te zien, maar puur om alle basale levenshandelingen vol te houden. Rechtop te blijven.
Niet los laten, als in: ‘in mijn banden hangen’. Als ik weleens mijn eigen spiegelbeeld zie, in ontspannen staat, schrik ik. Zwaar gehandicapt en mismaakt, ziet het eruit. Holle ingezakte onderrug, voorover geklapte schouders, wijde o-benen. Als ik op mijn rug lig staan mijn voeten naar binnen, de tenen tegen elkaar. Probeer het eens. Wie géén soepele banden heeft kan zijn knieën kapot draaien, op die manier.
Allemaal bewust niet doen. Rechtop, actieve houding.
Opletten, opletten... zoooo saaaaiiii....

Maar.

Ellek nadeel...

En daar wordt dit toch nog een vrolijk stukje.
Dat ik u niet helemaal sippig het weekend instuur.

Onlangs ontdekte ik namelijk dat ik, mobiel en ongezonde-kant-opdraaiend en wel, een onvermoede gave heb.
Ik kan mijn eigen achterhoofd fotograferen.

En waar, zo vraagt u zich nu af; waar in de lieve vrede is dat goed voor?

Nou. Vanwege.
Omdat, als ik zeg: ‘dan maak ik twee dunne vlechtjes boven en dan alles samen tot een hele vlecht en die rol ik dan op en bind ik vast’, of ‘dan maak ik twee halve vlechten en die knoop ik in een platte knoop, en knoop en knoop ik tot ik niet verder kan knopen, en die knoopstreng rol ik op en bind ik vast’ – geen mens begrijpt wat ik bedoel.
Maar nu zijn er foto’s van.
En daar is iedereen bij gebaat.
Iedereen met lang vlechtbaar haar, in elk geval. En dat zijn er nog best veel.

Tadaaa...!


PS.1: Ja, ik heb lichtrozeoranje haar. En nee, dat is geen kleurspoeling. Genetics is a bitch. Wees blij dat u mij op mijn vierde niet kende, toen was ik net een uitgewassen wortel.
PS.2: Nee, mijn haar glanst normaal niet zo prachtig commercial-achtig. Flitslicht. Doet wonderen.