5 | 19:55
Reactie
Lieve ...,
Er bestaat geen ziekte, zeg je. Alles is psychisch; en als de oorzaak niet psychisch is, dan kan de psyche in elk geval genezen. De geest regeert. Wat is het, dat alles maakbaar moet zijn? Dat de mens niet ziek mag zijn, dat er altijd een schuldvraag is.
Niemand spreekt van schuld, zeg je dan; maar natuurlijk is dat wel het resulaat.
Ik voel me niet goed, zeg ik; en je reactie is altijd: ‘je kan er zelf alles aan doen’.
Natuurlijk is dat, indirect, wel een schuldvraag: want het komt erop neer dat, zolang ik me nog ziek voel, ik niet voldoende heb gedaan. En in die zin heb ik, dus, zelf de hand in hoe ik me voel, ik ben verantwoordelijk. Niet mijn lichaam, niet ‘het lot’.
Waarom? En waarom alleen de mens?
Als een hond een tumor heeft zeg je niet dat hij moet stoppen met ‘kankeren’. Tegen de boom die wordt verstikt door rupsen zeg je niet dat hij zichzelf verstikt en daarom de rupsen op zich afroept; dat, als hij zichzelf maar emotioneel bevrijdt, de rupsen vanzelf zullen verdwijnen (waarop de rupsen zullen sterven - en wat zou je dan tegen hén zeggen?). De bliksem die in een huis inslaat, is nooit de schuld van het huis zelf, het huis dat niet met zijn eigen passie en vuur zou kunnen omgaan.
Dieren, planten, levenloze dingen zijn onschuldig, zij mogen slachtoffer zijn.
Waarom mag de mens niet onschuldig zijn, of tenminste neutraal? Geen slachtoffer?
Misschien is het het woord, ‘slachtoffer’, en de associaties die het woord geeft.
Het narcistisch-masochistische, het kwijnende, het haast zelfbevredigend zielige. Ik Lijd, kijk mij eens Lijden, zie en Lijd met me mee.
Spel dan het woord uit, als dat helpt. Splits het op, analyseer het. Vertaal het.
Slachtoffer - in het engels is het victim, of casualty.
En van het engels naar het latijn:
Victim - victima - offerdier.
Casualty, casualitas: kans, lot, toeval(lige gebeurtenis).
Offerdier.
Brandoffer-reukoffer-slachtoffer. Niet meer dan dat: een offer voor de slacht.
Geen geitje dat lijdzaam naar de slachtbank gaat, dankbaar om zijn bestemming.
Hij gaat kicking and screaming.
‘What the Fuck?? Hier heb ik nooit mee ingestemd, la-me-los, lamegaan!’
Bijtend, tegenstribbelend, woedend, schreeuwend in doodsangst.
Daar is geen martelaarschap aan.
Want is het dat, waar je tegen protesteert? Het vermeende martelaarschap?
Of zit het nog dieper, is het juist het gebrek aan martelaarschap: de tweede engelse vertaling, het toeval? De absolute áfwezigheid van vrije keuze, de willekeur en de machteloosheid?
Ongrijpbaar, niet te controleren.
En natuurlijk is dat afschuwelijk, maar zie dat dan in. Zie het voor wat het is. Ontken niet de ziekte, want daarbij ontken je ook iemands lijden - zonder hoofdletter - dat wel degelijk aanwezig is.
Het ziek voelen, het afhankelijk worden. Het verlies van kracht, functie, energie. Levensmoed.
Het lichaam is geen speelbal van de geest. De geest heeft niet alle macht.
Wel véél macht. Zet de geest vooral in om met de ziekte om te gaan. Om nieuwe doelen te zoeken, angst te bestrijden, aankomende dood te aanvaarden.
Maar houd op met het lichaam te ontkennen. Erken, alsjeblieft, de complexiteit van het lichaam, het mogelijk falen ook - en de mogelijkheid van stom en blind toeval.
Geen schuldvraag, geen verantwoordelijkheid.
Het is zo al moeilijk genoeg.
Vorig Archief - Volgend Archief
vrijdag 24 juli
woensdag 22 juli
5 | 18:17
Misplaatst
Voor de liturgieboekjes, die ik wekelijks maak, worden vaak gebeden geleverd die zijn geconstrueerd op een quasi-poetische wijze. Vreemd geplaatste komma's en regeleindes: ze zullen ongetwijfeld bedoeld zijn om lange zinnen wat behapbaarder te maken, maar hebben, door de gekunstelde pauzes, vaak een overdreven dramatisch effect.
En zulks.
Meestal wekt dit hooguit enige wrevel bij me op. Vandaag echter was ik ronduit geschokt, bij het lezen hiervan:
Toch op zijn minst een onaangename verassing, eeeh, verrassing: dat je in al je onschuld op zondagochtend de kerk bezoekt en te horen krijgt dat de Dag des Oordeels zó nabij is..
Voor de liturgieboekjes, die ik wekelijks maak, worden vaak gebeden geleverd die zijn geconstrueerd op een quasi-poetische wijze. Vreemd geplaatste komma's en regeleindes: ze zullen ongetwijfeld bedoeld zijn om lange zinnen wat behapbaarder te maken, maar hebben, door de gekunstelde pauzes, vaak een overdreven dramatisch effect.
Here God, wij bidden U,
voor al uw mensen
die zich verlaten voelen
Weest U ook voor hen
als een herder.
En zulks.
Meestal wekt dit hooguit enige wrevel bij me op. Vandaag echter was ik ronduit geschokt, bij het lezen hiervan:
Ook deze zondag worden wij vergast
[op wonderbaarlijke verhalen over voedsel]
Toch op zijn minst een onaangename verassing, eeeh, verrassing: dat je in al je onschuld op zondagochtend de kerk bezoekt en te horen krijgt dat de Dag des Oordeels zó nabij is..
§ | 12:40
Laatste tijd
Maandagochtend had ik een afspraak met mijn neuroloog.
Het ging de laatste tijd goed, naar omstandigheden in elk geval. Wat kleine klachten, maar die waren alleszins verklaarbaar door het warme weer en mijn weigering voldoende rust te nemen.
Nee, ik zou niets medisch te melden hebben; des te meer gelegenheid om het over gewone, leuke dingen te hebben.
Zo gezegd, zo gedaan. Leuk consult, goed gehumeurd tegen twaalven weer thuis.
Om één uur kon ik niet meer rechtop staan, wat in de volgende uren en dagen alleen maar erger werd.
Mij ontbreekt echt élk gevoel voor timing.
Maandagochtend had ik een afspraak met mijn neuroloog.
Het ging de laatste tijd goed, naar omstandigheden in elk geval. Wat kleine klachten, maar die waren alleszins verklaarbaar door het warme weer en mijn weigering voldoende rust te nemen.
Nee, ik zou niets medisch te melden hebben; des te meer gelegenheid om het over gewone, leuke dingen te hebben.
Zo gezegd, zo gedaan. Leuk consult, goed gehumeurd tegen twaalven weer thuis.
Om één uur kon ik niet meer rechtop staan, wat in de volgende uren en dagen alleen maar erger werd.
Mij ontbreekt echt élk gevoel voor timing.
maandag 20 juli
1 | 13:23
Teer gestel (2)
Mijn opa sloeg mijn oma.
Daar moet je dan 31 voor te worden, om je vader dat heel nonchalant, bijna als vanzelfsprekend, in de deuropening van de keuken te horen vertellen. In de keuken was ook waar de meeste slaag plaatsvond.
Met open mond staar ik hem aan.
‘Ja hallo, dit is allemaal nieuws voor mij! Ik weet geen barst van jouw jeugd, en van je ouders. Van je moeder wist ik niet eens dat ze kon praten. Je moeder zie ik alleen als een stoere Duitse die puddingen bakte.’
‘Cakes’, verbetert mijn vader.
‘Cakes, puddingen, whatever. Al wat ik tot nog toe van jou over je moeder heb gehoord is in termen als “dat maakte mijn moeder vroeger”, of “zoals mijn moeder het maakte”, of “die pan is nog van mijn overgrootmoeder geweest, wees er alsjeblieft voorzichtig mee”.
Van mama weet ik alles: alles ins en outs, alle conflicten en trauma’s en herinneringen over ouders en zusjes en grootouders. Van jou geen barst.’
‘Ik denk dat ik mijn jeugd beter heb verwerkt dan mama. Ik ben er overheen gegroeid.’
(Ja, want mijn vader is het toonbeeld van kalmte, evenwicht en verwerking. Geen grein trauma te bekennen daar; niet in zijn handelen, niet in zijn stemmingen...)
‘Over mijn astma ook.’
‘Was dat belangrijk, die astma? Was die zo groot dat hij alles overschaduwde?’
‘Nou ja, mijn jeugd heeft wel voor een belangrijk deel in het teken van astma gestaan, ja. Ik kon nergens aan mee doen. Niet aan spelletjes, niet aan sport. Ik stond overal buiten, en ik werd ook gepest.’
‘Ik had twee belagers’, vertelt hij verder, op een toon van ‘kijk mij en mijn avonturen eens’.
‘Belagers?’
‘Ja, die sloten me in, en sloegen me dan. Maar ik had ook één beschermer. J.V., de beroemde balletdanser.’
‘Erhm.... pap.. zie je zelf de ironie hiervan? Dat je gered moest worden door een danser...?’
Mijn vader was, samengevat, een timide astmatisch met eczeem bedekt kereltje, gevoed met door zijn moeder smakelijk bereide tulpenbollen; na de oorlog direct afgevoerd naar Zwitserland om bij te komen, vanaf zijn tiende gepest, belaagd en in elkaar geslagen; beschermd door een twaalfjarige balletdanser en getuige van de mishandeling van zijn moeder.
Misschien heeft mijn moeder toch gelijk als ze zegt dat ik, gezien mijn afkomst, nog best goed gelukt ben..
Mijn opa sloeg mijn oma.
Daar moet je dan 31 voor te worden, om je vader dat heel nonchalant, bijna als vanzelfsprekend, in de deuropening van de keuken te horen vertellen. In de keuken was ook waar de meeste slaag plaatsvond.
Met open mond staar ik hem aan.
‘Ja hallo, dit is allemaal nieuws voor mij! Ik weet geen barst van jouw jeugd, en van je ouders. Van je moeder wist ik niet eens dat ze kon praten. Je moeder zie ik alleen als een stoere Duitse die puddingen bakte.’
‘Cakes’, verbetert mijn vader.
‘Cakes, puddingen, whatever. Al wat ik tot nog toe van jou over je moeder heb gehoord is in termen als “dat maakte mijn moeder vroeger”, of “zoals mijn moeder het maakte”, of “die pan is nog van mijn overgrootmoeder geweest, wees er alsjeblieft voorzichtig mee”.
Van mama weet ik alles: alles ins en outs, alle conflicten en trauma’s en herinneringen over ouders en zusjes en grootouders. Van jou geen barst.’
‘Ik denk dat ik mijn jeugd beter heb verwerkt dan mama. Ik ben er overheen gegroeid.’
(Ja, want mijn vader is het toonbeeld van kalmte, evenwicht en verwerking. Geen grein trauma te bekennen daar; niet in zijn handelen, niet in zijn stemmingen...)
‘Over mijn astma ook.’
‘Was dat belangrijk, die astma? Was die zo groot dat hij alles overschaduwde?’
‘Nou ja, mijn jeugd heeft wel voor een belangrijk deel in het teken van astma gestaan, ja. Ik kon nergens aan mee doen. Niet aan spelletjes, niet aan sport. Ik stond overal buiten, en ik werd ook gepest.’
‘Ik had twee belagers’, vertelt hij verder, op een toon van ‘kijk mij en mijn avonturen eens’.
‘Belagers?’
‘Ja, die sloten me in, en sloegen me dan. Maar ik had ook één beschermer. J.V., de beroemde balletdanser.’
‘Erhm.... pap.. zie je zelf de ironie hiervan? Dat je gered moest worden door een danser...?’
Mijn vader was, samengevat, een timide astmatisch met eczeem bedekt kereltje, gevoed met door zijn moeder smakelijk bereide tulpenbollen; na de oorlog direct afgevoerd naar Zwitserland om bij te komen, vanaf zijn tiende gepest, belaagd en in elkaar geslagen; beschermd door een twaalfjarige balletdanser en getuige van de mishandeling van zijn moeder.
Misschien heeft mijn moeder toch gelijk als ze zegt dat ik, gezien mijn afkomst, nog best goed gelukt ben..
zondag 19 juli
§ | 21:04
Teer gestel
Prachig zag hij eruit: keurig overhemd, met een net zo keurig streepje; de haren fris gewassen, geknipt en gekapt.
Zijn vader droeg hem, maar hij droeg zelf zijn eer en air. Vooral dat laatste sprak: hij werd niet gedragen omdat zijn leeftijd dat noodzakelijk maakte, nee: hij hóórde gedragen te worden. Een man van allure, twee jaar oud of niet. Een Heer van Stand, met een vleugje VVD-arrogantie.
Zijn vader liep voorbij, ik zag de kleine heer op de rug en daar zag ik, boven zijn mini-pantalon uit: zijn Pamper.
Wat, voor een Heer van Stand, een behoorlijke deuk in je waardigheid is.
Prachig zag hij eruit: keurig overhemd, met een net zo keurig streepje; de haren fris gewassen, geknipt en gekapt.
Zijn vader droeg hem, maar hij droeg zelf zijn eer en air. Vooral dat laatste sprak: hij werd niet gedragen omdat zijn leeftijd dat noodzakelijk maakte, nee: hij hóórde gedragen te worden. Een man van allure, twee jaar oud of niet. Een Heer van Stand, met een vleugje VVD-arrogantie.
Zijn vader liep voorbij, ik zag de kleine heer op de rug en daar zag ik, boven zijn mini-pantalon uit: zijn Pamper.
Wat, voor een Heer van Stand, een behoorlijke deuk in je waardigheid is.
2 | 08:24
Dit was het nieuws
Ik reed straten in, straten uit, en werd vervolgens bijna geschept door een helikopter.
Verstoord keek ik op. Zeker een manifestatie ofzo, bij het strand.
Op de hoek van de straat stonden twee mensen omhoog te staren, druk te praten en te wijzen.
Sjezus, 't is maar een helikopter. Wat een tam-tam.
Ook op de volgende hoek stonden mensen te turen en wijzen. Sjezus, mensen. He-li-kop-ter! Hebben ze die hier soms nog nooit gezien?!
Intussen schoot het ding zelf grommend en ronkend heen en weer, als een psychotische bij op steroiden.
'Wat is er aan de hand?', vroeg ik aan het tweede groepje mensen.
'Er is een dode gevonden', was het antwoord.
Ik keek de straat uit, en zag geen straat maar afzettingen, een PimFortuyn-tentje op de stoep, een hoop politie en een ambulance. Wat ik rijkelijk overbodig vond voor een lijk. Maar helemaal goed was het natuurlijk niet.
Ik smste Kennis T. 'Er is allemaal gedoe voor jullie huis, ik kan er niet door, zijn jullie in orde?'
Sms terug: lijk voor de deur. Maar met ons is alles ok.
Voor de deur??
Bij de zin 'een dode gevonden' denk ik aan eenzame oudjes, weken niet ontdekt tot de buren vanwege de stank aan de bel trekken.
Niet aan lijken op straat.
Eenmaal weer de beschikking over TV zocht ik op teletekst naar informatie. SBS-text: The place to be voor nieuws over lijken op straat.
En inderdaad, SBS meldde:
Een lijk op straat aantreffen is wel even wat anders dan een lijk vinden.
Eigenlijk was de formulering van 'de vondst van een lijk' vrij hilarisch.
Een lijk op straat vinden, dat doe je niet. Je ziet een lijk op straat, je struikelt er desnoods over, maar je vindt het niet. Lijken vind je in bosjes, in de sloot, in de kruipruimte van je huis. Als het tegenzit in kleine stukjes bij het afval. Maar niet midden op straat.
'Ja, hij lag er al dagen, maarja, het was bewolkt, hij is pas vanochtend gevonden'. Dat idee.
Later op de dag fietste ik weer langs de straat. Van een plaats delict was geen spoor meer te bekennen.
'Zie je, je hebt het je verbeeld', zei mijn moeder. 'Ik vond het al een heel vreemd verhaal'.
De straat was zo opgeruimd en rustig dat ik werkelijk zelf ging twijfelen.
Gelukkig hebben we de foto's nog.
Ik reed straten in, straten uit, en werd vervolgens bijna geschept door een helikopter.
Verstoord keek ik op. Zeker een manifestatie ofzo, bij het strand.
Op de hoek van de straat stonden twee mensen omhoog te staren, druk te praten en te wijzen.
Sjezus, 't is maar een helikopter. Wat een tam-tam.
Ook op de volgende hoek stonden mensen te turen en wijzen. Sjezus, mensen. He-li-kop-ter! Hebben ze die hier soms nog nooit gezien?!
Intussen schoot het ding zelf grommend en ronkend heen en weer, als een psychotische bij op steroiden.
'Wat is er aan de hand?', vroeg ik aan het tweede groepje mensen.
'Er is een dode gevonden', was het antwoord.
Ik keek de straat uit, en zag geen straat maar afzettingen, een PimFortuyn-tentje op de stoep, een hoop politie en een ambulance. Wat ik rijkelijk overbodig vond voor een lijk. Maar helemaal goed was het natuurlijk niet.
Ik smste Kennis T. 'Er is allemaal gedoe voor jullie huis, ik kan er niet door, zijn jullie in orde?'
Sms terug: lijk voor de deur. Maar met ons is alles ok.
Voor de deur??
Bij de zin 'een dode gevonden' denk ik aan eenzame oudjes, weken niet ontdekt tot de buren vanwege de stank aan de bel trekken.
Niet aan lijken op straat.
Eenmaal weer de beschikking over TV zocht ik op teletekst naar informatie. SBS-text: The place to be voor nieuws over lijken op straat.
En inderdaad, SBS meldde:
Lijk op straat aangetroffen.
De politie in Den Haag is een groot onderzoek gestart na de vondst van een lijk.
Over de identiteit van het slachtoffer is nog niets bekend. Ook is onduidelijk hoe de persoon om het leven is gekomen.
De straat waar het stoffelijk overschot is gevonden is afgezet en trams van RandstadRail kunnen er niet door.
Een lijk op straat aantreffen is wel even wat anders dan een lijk vinden.
Eigenlijk was de formulering van 'de vondst van een lijk' vrij hilarisch.
Een lijk op straat vinden, dat doe je niet. Je ziet een lijk op straat, je struikelt er desnoods over, maar je vindt het niet. Lijken vind je in bosjes, in de sloot, in de kruipruimte van je huis. Als het tegenzit in kleine stukjes bij het afval. Maar niet midden op straat.
'Ja, hij lag er al dagen, maarja, het was bewolkt, hij is pas vanochtend gevonden'. Dat idee.
Later op de dag fietste ik weer langs de straat. Van een plaats delict was geen spoor meer te bekennen.
'Zie je, je hebt het je verbeeld', zei mijn moeder. 'Ik vond het al een heel vreemd verhaal'.
De straat was zo opgeruimd en rustig dat ik werkelijk zelf ging twijfelen.
Gelukkig hebben we de foto's nog.
maandag 13 juli
9 | 13:33
And A Curse.
Ja, het was beslist een zegen. Aanvankelijk.
Net als toen ik de diagnose MS kreeg sloeg de vreugde en opluchting al snel om, toen de consequenties werkelijk begonnen door te dringen.
Maar: het was ook anders dan bij de MS.
Dat ik niet meer kan rennen ontdekte ik een aantal weken geleden bij toeval. Het was tamelijk confronterend, in grote termen als ‘de vergankelijkheid van alles’ en ‘de onvermijdelijke aftakeling die ineens tastbaar wordt’. Maar om nou te zeggen dat het gebrek aan rennen een dagelijks gemis is, nee.
Waar, kortom, het besef zich bij de MS uit in, en beperkt tot, een dergelijke incidentele huilbui, jammerklacht of depressieve dag, gaat het in het geval van autisme sluipender, geniepiger. Het besef blijkt mijn denken te doortrekken, steekt op onverwachte momenten de kop op. Net zoals ik ‘Lekker puh’ deed naar de hulpverleners, zo lijkt de diagnose ‘Lekker puh’ tegen mij te doen.
En wat daarbij ook fundamenteel anders is dan bij de diagnose MS, is dat mijn identiteit - of wat daarvoor moet doorgaan – in het geding is, ter discussie staat.
Autisme is een zogenaamde Pervasive Development Disorder. Pervasief: alles doordringend.
Het bepaalt het totale doen en laten, het is in alles zichtbaar, merkbaar, voelbaar. Niet voor niets werd de diagnose zelf opgesplitst in een tiental terreinen, zoals taalgebruik, contacten, motoriek, communicatie, voorstellingsvermogen.
Is er dan nog een scheiding mogelijk tussen identiteit en ziekte, tussen persoon en patiënt?
De weinige dingen waarvan ik nog zeker was, aan mezelf en mijn wezen, zijn nu ineens weggevallen.
Mijn dromen, idealen, denkbeelden: alles staat op de tocht. Niet de denkbeelden en idealen zelf, maar de waarde ervan, de validiteit.
Wat zou het. Wat is het nut. Waarom zou ik, wat is mijn nut.
Religie? Meditatie?
Dans en poëzie, vloeiende bewegingen in lichaam, taal, muziek, in leven, denken ademhalen. Alles lijkt ineens zinloos.
‘Ik ben autistisch. Het is verbeelding dat ik denk dat ik dit kan, dat ik denk dat ik nuances zou kunnen begrijpen.’
Meningen en opinies – wat betekent het, wat telt het, wat doet het er nog toe?
Als ik geen groter geheel kan zien, wat zeggen mijn analyses dan? Als ik me niet wil verdiepen, kan verplaatsen in mensen, wat gaat er dan allemaal niet aan me voorbij?
MS doet dat niet. Niemand zal zeggen: ‘die mevrouw kan dat nou wel vinden, over politiek of wereldvoedseltekort of milieuvervuiling of dat de macht van de katholieke kerk, maar ze heeft tintelingen in haar armen, ze is incontinent en ze loopt met een stok – moeten we al die meningen dan wel serieus nemen?’.
Maar autisme?
Autisten doen aan feitenverwerving: puntsgewijs, gefragmenteerd en geclusterd. Geen groter geheel, geen onderlinge verbanden, geen glooiend lijnenspel. Blokken, geen cirkels; rood-geel-blauw, door zwarte lijnen gescheiden, geen ontelbaar aantal tinten.
Hoe kan ik dan filosoferen, hoe dénk ik dat te kunnen?
Alles verbeelding.
Vergeet het, geef het op; alle idealen, alle grote ideeën.
Overleven. Leven buiten de wereld, alleen bezig met de dag door te komen – dat is mijn voorland, zoals het ook mijn achterland is geweest. Kijk mij eens zelf mijn veters strikken.
Niks boek en uitgever, niks beroemd en belangrijk zijn. Zelfstandig wonen, niet vergeten andere kleren aan te doen, af en toe ’s avonds iets anders eten dan rijst met wortel: dat is al waar ik me mee bezig moet houden.
Geen grijstinten.
Ik wil dit niet.
Ik doe er niet aan. Ik ben niet autistisch. Ik wil geen zwart-wit-wereld, ik wil grijs, genuanceerd – en dus ben ik niet autistisch, ik weiger. Lekker puh, terug.
Zei zij heel zwart-wit.
En ze klakte nog eens met haar tong, wreef aan haar oor, keerde star en koppig haar eigen starre denken de rug toe.
En ze bedacht zich, fluisterend: hoe fijn het was om al die vage angsten gewoon rationeel te ordenen, de woorden als blokjes te schuiven tot ze goed lagen, het onderwerp deed er niet meer toe, de impact ervan ook niet, alleen die woorden die zo heerlijk waren.
En dat dat gedrag, dat volkomen afstand nemen van het eigen gevoel, gelukkig helemaal niet vreemd was, laat staan autistisch...
Ja, het was beslist een zegen. Aanvankelijk.
Net als toen ik de diagnose MS kreeg sloeg de vreugde en opluchting al snel om, toen de consequenties werkelijk begonnen door te dringen.
Maar: het was ook anders dan bij de MS.
Dat ik niet meer kan rennen ontdekte ik een aantal weken geleden bij toeval. Het was tamelijk confronterend, in grote termen als ‘de vergankelijkheid van alles’ en ‘de onvermijdelijke aftakeling die ineens tastbaar wordt’. Maar om nou te zeggen dat het gebrek aan rennen een dagelijks gemis is, nee.
Waar, kortom, het besef zich bij de MS uit in, en beperkt tot, een dergelijke incidentele huilbui, jammerklacht of depressieve dag, gaat het in het geval van autisme sluipender, geniepiger. Het besef blijkt mijn denken te doortrekken, steekt op onverwachte momenten de kop op. Net zoals ik ‘Lekker puh’ deed naar de hulpverleners, zo lijkt de diagnose ‘Lekker puh’ tegen mij te doen.
En wat daarbij ook fundamenteel anders is dan bij de diagnose MS, is dat mijn identiteit - of wat daarvoor moet doorgaan – in het geding is, ter discussie staat.
Autisme is een zogenaamde Pervasive Development Disorder. Pervasief: alles doordringend.
Het bepaalt het totale doen en laten, het is in alles zichtbaar, merkbaar, voelbaar. Niet voor niets werd de diagnose zelf opgesplitst in een tiental terreinen, zoals taalgebruik, contacten, motoriek, communicatie, voorstellingsvermogen.
Is er dan nog een scheiding mogelijk tussen identiteit en ziekte, tussen persoon en patiënt?
De weinige dingen waarvan ik nog zeker was, aan mezelf en mijn wezen, zijn nu ineens weggevallen.
Mijn dromen, idealen, denkbeelden: alles staat op de tocht. Niet de denkbeelden en idealen zelf, maar de waarde ervan, de validiteit.
Wat zou het. Wat is het nut. Waarom zou ik, wat is mijn nut.
Religie? Meditatie?
Dans en poëzie, vloeiende bewegingen in lichaam, taal, muziek, in leven, denken ademhalen. Alles lijkt ineens zinloos.
‘Ik ben autistisch. Het is verbeelding dat ik denk dat ik dit kan, dat ik denk dat ik nuances zou kunnen begrijpen.’
Meningen en opinies – wat betekent het, wat telt het, wat doet het er nog toe?
Als ik geen groter geheel kan zien, wat zeggen mijn analyses dan? Als ik me niet wil verdiepen, kan verplaatsen in mensen, wat gaat er dan allemaal niet aan me voorbij?
MS doet dat niet. Niemand zal zeggen: ‘die mevrouw kan dat nou wel vinden, over politiek of wereldvoedseltekort of milieuvervuiling of dat de macht van de katholieke kerk, maar ze heeft tintelingen in haar armen, ze is incontinent en ze loopt met een stok – moeten we al die meningen dan wel serieus nemen?’.
Maar autisme?
Autisten doen aan feitenverwerving: puntsgewijs, gefragmenteerd en geclusterd. Geen groter geheel, geen onderlinge verbanden, geen glooiend lijnenspel. Blokken, geen cirkels; rood-geel-blauw, door zwarte lijnen gescheiden, geen ontelbaar aantal tinten.
Hoe kan ik dan filosoferen, hoe dénk ik dat te kunnen?
Alles verbeelding.
Vergeet het, geef het op; alle idealen, alle grote ideeën.
Overleven. Leven buiten de wereld, alleen bezig met de dag door te komen – dat is mijn voorland, zoals het ook mijn achterland is geweest. Kijk mij eens zelf mijn veters strikken.
Niks boek en uitgever, niks beroemd en belangrijk zijn. Zelfstandig wonen, niet vergeten andere kleren aan te doen, af en toe ’s avonds iets anders eten dan rijst met wortel: dat is al waar ik me mee bezig moet houden.
Geen grijstinten.
Ik wil dit niet.
Ik doe er niet aan. Ik ben niet autistisch. Ik wil geen zwart-wit-wereld, ik wil grijs, genuanceerd – en dus ben ik niet autistisch, ik weiger. Lekker puh, terug.
Zei zij heel zwart-wit.
En ze klakte nog eens met haar tong, wreef aan haar oor, keerde star en koppig haar eigen starre denken de rug toe.
En ze bedacht zich, fluisterend: hoe fijn het was om al die vage angsten gewoon rationeel te ordenen, de woorden als blokjes te schuiven tot ze goed lagen, het onderwerp deed er niet meer toe, de impact ervan ook niet, alleen die woorden die zo heerlijk waren.
En dat dat gedrag, dat volkomen afstand nemen van het eigen gevoel, gelukkig helemaal niet vreemd was, laat staan autistisch...
vrijdag 10 juli
3 | 20:30
It's A Blessing.
Ik ben aan het hospitaliseren.
Of nee, dat is het niet. Gedetineerd, eerder, dan gehospitaliseerd. Hospitaliseren heeft een verslavings-element wat ik bepaald niet voel.
Ik zit vast, vast in mijn diagnose.
Een jaar geleden is het inmiddels, dat ik officieel de diagnose ASS kreeg. Autisme-Spectrum-Stoornis.
En in eerste instantie was het een enorme opluchting, met een zweem tevredenheid. ‘Zie je wel’. Wellicht zelfs een zeker ‘Lekker pûh’ erbij, tegenover die tonnen hulpverleners die me alleen maar moeilijk vonden, die me niet geloofden als ik in volstrekte verwarring en radeloosheid zei ‘maar ik begrijp niet wat u bedoelt, wat bedoelt u dan??’. Ik was immers, zo hoorde ik keer op keer op dezelfde geërgerde toon, ‘intelligent genoeg’. ‘Je snapt me best, houd je niet van de domme’. We hadden ‘afspraken’, waaraan ik me ‘gewoon moest houden’. Etc, etc.
En dan was er de wirwar van diagnoses. Elke hulpverlener plakte er een nieuw etiket op, zonder het oude weg te halen. Als de stickers op een koffer, oud en nieuw, sommige vaal en bijna onleesbaar, maar altijd aanwezig. Herinneringen aan vroegere reizen en oorden.
Stemmingsstoornissen: Depressieve stoornis, dysthyme stoornis, stemmingsstoornis NAO.
Angststoornissen: enkelvoudige fobie, gegeneraliseerde angststoornis, paniekstoornis, paniekstoornis met agorafobie, angststoornis NAO. Van enkelvoudig-bang naar algeheel panisch en aan huis gebonden: niemand kan zeggen dat ik niet ben gegroeid.
Eetstoornissen: anorexia nervosa, eetstoornis NAO. Leerstoornissen: Dyslexie, leerstoornis NAO.
Door een foutje mijnerzijds, bij het invullen van de zoveelste MMPI-test, had ik ook ineens schizothyme kenmerken, wat ik zo’n schitterende term vond dat ik het er maar bij liet.
Dat was alleen nog As I van de DSM-IV-classificatie.
Natuurlijk hadden we ook nog As II, de persoonlijkheidsstoornissen. Afhankelijkheidsstoornis, Borderlinestoornis, Persoonlijkheidsstoornis NAO.
Koningin der NAO. Miss NotOtherwiseSpecified. Altijd prettig voor iemand zonder eigen identiteit: in elk geval dáárin bevestigd te worden. Het spijt me mevrouw, u bent niet te omschrijven of te specificeren.
Maar dit, dit autisme ruimde op.
Windows Update.
Eens had ik, zoals de lezer zal herkennen, een lange lijst aan updates in mijn Software-overzicht.
En toen, op een magisch mooi moment, kwam er één update die alle andere overbodig maakte. De hele lijst verdween als sneeuw voor de zon, om nog maar één regeltje over te laten.
Prachtig leeg overzichtelijk.
En zo was dit ook.
Onlangs kreeg ik het formulier voor het CIZ, ingevuld door mijn psych, en las:
As I / code en beschrijving 299.00 autistische stoornis
As II / code en beschrijving V71.09 geen
As III / code en beschrijving Multiple Sclerose (MS)
‘Waar is de rest?’, vroeg ik achterdochtig. ‘De angststoornis, stemmingsstoornis, eetstoornis?’
Weg. Allemaal weg. Het autisme omvat alles.
En het omvatte ook alles, het verkláárde alles. Mijn onvermogen om vrienden te maken en te houden. In het algemeen mijn onvermogen tot ‘normale contacten’. Altijd teveel of te weinig. Mijn obsessies en verslavingen: het laatste niet zozeer aan verdovende middelen, als wel aan mensen, onderwerpen, projecten. Mijn ‘vermogen’ - voor zover je het een voordeel kan noemen - te absorberen: absorberen van stemmingen, van klanken, van ritmes. Klank-echolalie: accenten die ik onmiddellijk overneem, de melodie van andermans praten. Mijn tics: klakken met mijn tong, wrijven aan mijn oren. De rug van mijn hand tegen mijn neus als ik moe ben, al sinds mijn peutertijd. Het niet begrijpen van grapjes, onmiddellijk in huilen uitbarsten als men me plaagt. Ook nu nog. Mijn panische angst voor overgeven, uit niets verklaarbaar maar altijd, en altijd-al, aanwezig. Mijn absolute onvermogen te fantaseren, te doen-alsof, te visualiseren. Fictie te schrijven. En dan hadden we het nog niet eens over mijn starheid: alle dagen van de week hetzelfde, zo heerlijk hetzelfde, en de blinde paniek die uitbreekt bij veranderingen. Verandering van omgeving, van structuur, van al wat gewend en eigen is. Nieuwe kleren die een jaar ongedragen in de tas blijven zitten, omdat ik het op de een of andere manier niet lijk aan te kunnen om ze daadwerkelijk te gaan dragen. Huilbuien toen ik klein was, en mijn moeder bij uitzondering lipstick droeg. Waar was mijn moeder, mijn eigen vertrouwde mama?? Mijn angst voor alles buiten het normale, ook waar het mijn eigen sensaties betreft: angst voor borrels in mijn buik, maar ook voor heftige emoties. Zelfs als die emotie geluk is. Mijn zachte fluisteren, onverstaanbaar praten; ruimschoots gecompenseerd door de driftbuien en temper tantrums.
Enzovoort, enzovoort.
Al die diagnoses, maar nog steeds hadden ze niet de eindeloos lange lijst ‘fratsen’ verklaard. Autisme deed dat wel.
Niet alleen voor mijn eigen overzicht, ook in de, zoals dat heet, somatische zorg hielp het.
Een angstige patiënt is vooral lastig en vermoeiend, en moet zich beheersen. Een patiënt die bij alles alleen maar vraagt of je er misselijk van wordt, ongeacht het onderwerp, en hoe dodelijk iets mogelijk is, is gewoon knetter. Wenkbrauwen opgetrokken, vooral negeren. Als een patiënt vraagt om rust en stilte, om een eigen kamer, om tijden en wanneer-komt-wat-en-hoe, dan heeft die teveel pretenties en airs, en moet op zijn plaats gezet.
Maar alles wordt makkelijker als het autisme heet.
‘Oooh!’
Opluchting alom. Hier kan men wat mee.
Geen verwijten ook. Angsten, daar kun je zelf iets aan doen. Pull yourself together. Maar autisme, dat is niemands schuld. Foutje van de natuur.
Preoccupaties, onzekerheid, drammerigheid; extreme en onrealiseerbare behoefte aan structuur en controle: het wordt ineens allemaal begrepen en aanvaard.
De huisarts belt het ziekenhuis: ‘ik heb hier een mevrouw, bekend met MS, nieuwe klachten, ik stuur haar naar jullie toe. Mevrouw is ook bekend met autisme, kunnen jullie zorgen voor een kamer apart, als opname noodzakelijk is?’
Rust en geduld ook, als ik protesteer: ‘ik kan niet naar het ziekenhuis, ik moet zo koken, ik mis mijn tv-serie, morgenochtend moet ik pap hebben.’ Op een moment dat ik helemaal niet rechtop kan staan, laat staan koken.
Ja, het was een zegen, deze diagnose.
(t.b.c.)
Ik ben aan het hospitaliseren.
Of nee, dat is het niet. Gedetineerd, eerder, dan gehospitaliseerd. Hospitaliseren heeft een verslavings-element wat ik bepaald niet voel.
Ik zit vast, vast in mijn diagnose.
Een jaar geleden is het inmiddels, dat ik officieel de diagnose ASS kreeg. Autisme-Spectrum-Stoornis.
En in eerste instantie was het een enorme opluchting, met een zweem tevredenheid. ‘Zie je wel’. Wellicht zelfs een zeker ‘Lekker pûh’ erbij, tegenover die tonnen hulpverleners die me alleen maar moeilijk vonden, die me niet geloofden als ik in volstrekte verwarring en radeloosheid zei ‘maar ik begrijp niet wat u bedoelt, wat bedoelt u dan??’. Ik was immers, zo hoorde ik keer op keer op dezelfde geërgerde toon, ‘intelligent genoeg’. ‘Je snapt me best, houd je niet van de domme’. We hadden ‘afspraken’, waaraan ik me ‘gewoon moest houden’. Etc, etc.
En dan was er de wirwar van diagnoses. Elke hulpverlener plakte er een nieuw etiket op, zonder het oude weg te halen. Als de stickers op een koffer, oud en nieuw, sommige vaal en bijna onleesbaar, maar altijd aanwezig. Herinneringen aan vroegere reizen en oorden.
Stemmingsstoornissen: Depressieve stoornis, dysthyme stoornis, stemmingsstoornis NAO.
Angststoornissen: enkelvoudige fobie, gegeneraliseerde angststoornis, paniekstoornis, paniekstoornis met agorafobie, angststoornis NAO. Van enkelvoudig-bang naar algeheel panisch en aan huis gebonden: niemand kan zeggen dat ik niet ben gegroeid.
Eetstoornissen: anorexia nervosa, eetstoornis NAO. Leerstoornissen: Dyslexie, leerstoornis NAO.
Door een foutje mijnerzijds, bij het invullen van de zoveelste MMPI-test, had ik ook ineens schizothyme kenmerken, wat ik zo’n schitterende term vond dat ik het er maar bij liet.
Dat was alleen nog As I van de DSM-IV-classificatie.
Natuurlijk hadden we ook nog As II, de persoonlijkheidsstoornissen. Afhankelijkheidsstoornis, Borderlinestoornis, Persoonlijkheidsstoornis NAO.
Koningin der NAO. Miss NotOtherwiseSpecified. Altijd prettig voor iemand zonder eigen identiteit: in elk geval dáárin bevestigd te worden. Het spijt me mevrouw, u bent niet te omschrijven of te specificeren.
Maar dit, dit autisme ruimde op.
Windows Update.
Eens had ik, zoals de lezer zal herkennen, een lange lijst aan updates in mijn Software-overzicht.
En toen, op een magisch mooi moment, kwam er één update die alle andere overbodig maakte. De hele lijst verdween als sneeuw voor de zon, om nog maar één regeltje over te laten.
Prachtig leeg overzichtelijk.
En zo was dit ook.
Onlangs kreeg ik het formulier voor het CIZ, ingevuld door mijn psych, en las:
As I / code en beschrijving 299.00 autistische stoornis
As II / code en beschrijving V71.09 geen
As III / code en beschrijving Multiple Sclerose (MS)
‘Waar is de rest?’, vroeg ik achterdochtig. ‘De angststoornis, stemmingsstoornis, eetstoornis?’
Weg. Allemaal weg. Het autisme omvat alles.
En het omvatte ook alles, het verkláárde alles. Mijn onvermogen om vrienden te maken en te houden. In het algemeen mijn onvermogen tot ‘normale contacten’. Altijd teveel of te weinig. Mijn obsessies en verslavingen: het laatste niet zozeer aan verdovende middelen, als wel aan mensen, onderwerpen, projecten. Mijn ‘vermogen’ - voor zover je het een voordeel kan noemen - te absorberen: absorberen van stemmingen, van klanken, van ritmes. Klank-echolalie: accenten die ik onmiddellijk overneem, de melodie van andermans praten. Mijn tics: klakken met mijn tong, wrijven aan mijn oren. De rug van mijn hand tegen mijn neus als ik moe ben, al sinds mijn peutertijd. Het niet begrijpen van grapjes, onmiddellijk in huilen uitbarsten als men me plaagt. Ook nu nog. Mijn panische angst voor overgeven, uit niets verklaarbaar maar altijd, en altijd-al, aanwezig. Mijn absolute onvermogen te fantaseren, te doen-alsof, te visualiseren. Fictie te schrijven. En dan hadden we het nog niet eens over mijn starheid: alle dagen van de week hetzelfde, zo heerlijk hetzelfde, en de blinde paniek die uitbreekt bij veranderingen. Verandering van omgeving, van structuur, van al wat gewend en eigen is. Nieuwe kleren die een jaar ongedragen in de tas blijven zitten, omdat ik het op de een of andere manier niet lijk aan te kunnen om ze daadwerkelijk te gaan dragen. Huilbuien toen ik klein was, en mijn moeder bij uitzondering lipstick droeg. Waar was mijn moeder, mijn eigen vertrouwde mama?? Mijn angst voor alles buiten het normale, ook waar het mijn eigen sensaties betreft: angst voor borrels in mijn buik, maar ook voor heftige emoties. Zelfs als die emotie geluk is. Mijn zachte fluisteren, onverstaanbaar praten; ruimschoots gecompenseerd door de driftbuien en temper tantrums.
Enzovoort, enzovoort.
Al die diagnoses, maar nog steeds hadden ze niet de eindeloos lange lijst ‘fratsen’ verklaard. Autisme deed dat wel.
Niet alleen voor mijn eigen overzicht, ook in de, zoals dat heet, somatische zorg hielp het.
Een angstige patiënt is vooral lastig en vermoeiend, en moet zich beheersen. Een patiënt die bij alles alleen maar vraagt of je er misselijk van wordt, ongeacht het onderwerp, en hoe dodelijk iets mogelijk is, is gewoon knetter. Wenkbrauwen opgetrokken, vooral negeren. Als een patiënt vraagt om rust en stilte, om een eigen kamer, om tijden en wanneer-komt-wat-en-hoe, dan heeft die teveel pretenties en airs, en moet op zijn plaats gezet.
Maar alles wordt makkelijker als het autisme heet.
‘Oooh!’
Opluchting alom. Hier kan men wat mee.
Geen verwijten ook. Angsten, daar kun je zelf iets aan doen. Pull yourself together. Maar autisme, dat is niemands schuld. Foutje van de natuur.
Preoccupaties, onzekerheid, drammerigheid; extreme en onrealiseerbare behoefte aan structuur en controle: het wordt ineens allemaal begrepen en aanvaard.
De huisarts belt het ziekenhuis: ‘ik heb hier een mevrouw, bekend met MS, nieuwe klachten, ik stuur haar naar jullie toe. Mevrouw is ook bekend met autisme, kunnen jullie zorgen voor een kamer apart, als opname noodzakelijk is?’
Rust en geduld ook, als ik protesteer: ‘ik kan niet naar het ziekenhuis, ik moet zo koken, ik mis mijn tv-serie, morgenochtend moet ik pap hebben.’ Op een moment dat ik helemaal niet rechtop kan staan, laat staan koken.
Ja, het was een zegen, deze diagnose.
(t.b.c.)
maandag 06 juli
3 | 18:47
Roeping
(Om het allemaal nog erger te maken helpt het kreng niet eens, om de simpele reden dat ik helemaal niet blijk te knarsen, en de pijnklachten ergens anders vandaan komen. Waarvandaan is nog steeds een raadsel, maar het beschermding is in elk geval zinloos.)
'Prachtig, prachtig', zei mijn moeder bewonderend, toen ik de brief voorlas.
'Mooi hoor', zei ook mijn vader; 'Je moet brieven voor anderen gaan schrijven, voor mensen die de taal minder goed beheersen en problemen hebben met instanties enzo.'
Een uitstekend idee. Mensen die dreigen uit huis of land te worden gezet; die moeten maar niet kunnen werken; die dood liggen te gaan in afwachting van een medicijn dat niet wordt vergoed - die willen vast wel wachten tot het niet te voorspellen moment dat ik energie en inspiratie genoeg heb om hun pleitbrieven te schrijven...
Beste Mevrouw Haverkamp, en/of Esther,
enige weken geleden sprak ik met Esther over de vergoeding van een rekening. Zij zou met tandarts Haverkamp overleggen en me daarover terugbellen. Tot nog toe is dat nog niet gebeurd, daarom deze mail.
Om nog even samen te vatten:
Vorig jaar juli is bij mij een mondbeschermer aangemeten, tegen tandknarsen.
Vooraf heb ik met de verzekering overlegd en mij werd verteld dat een mondbeschermer tegen tandknarsen zou worden vergoed.
Echter, toen ik de factuur binnenkreeg bleek de mondbeschermer te zijn gefactureerd onder codes M60/M65, welke codes worden gebruikt voor mondbeschermers bij sporters e.d. Het zijn mondhygienische codes die door de verzekering niet worden vergoed.
Mijn vraag is dan ook, nogmaals: zou er alstublieft een nieuwe factuur kunnen worden gemaakt, maar dan onder code G69 (de code die wordt gebruikt bij mondbeschermers tegen tandknarsen en als zodanig wèl wordt vergoed)?
Als dit bedrag hoger uitvalt dan het reeds betaalde, zal ik het verschil uiteraard alsnog betalen.
Het is erg belangrijk voor me dat er een nieuwe factuur komt: het bedrag van totaal €73,43 kan ik onmogelijk missen. Als ik tevoren had geweten dat het niet zou worden vergoed had ik nooit voor de beschermer gekozen.
In afwachting van uw reactie,
Vriendelijke groeten,
Puck
(Om het allemaal nog erger te maken helpt het kreng niet eens, om de simpele reden dat ik helemaal niet blijk te knarsen, en de pijnklachten ergens anders vandaan komen. Waarvandaan is nog steeds een raadsel, maar het beschermding is in elk geval zinloos.)
'Prachtig, prachtig', zei mijn moeder bewonderend, toen ik de brief voorlas.
'Mooi hoor', zei ook mijn vader; 'Je moet brieven voor anderen gaan schrijven, voor mensen die de taal minder goed beheersen en problemen hebben met instanties enzo.'
Een uitstekend idee. Mensen die dreigen uit huis of land te worden gezet; die moeten maar niet kunnen werken; die dood liggen te gaan in afwachting van een medicijn dat niet wordt vergoed - die willen vast wel wachten tot het niet te voorspellen moment dat ik energie en inspiratie genoeg heb om hun pleitbrieven te schrijven...
woensdag 01 juli
1 | 20:59
Boodschap
En toen kreeg mijn vader een hartaanval. Of in elk geval, zo bracht hij het. Of in elk geval, nou ja, hiero:
Ik kom dus thuis, helemaal naar en ellendig want te warm en moe enzo, en mijn vader zegt: ‘Vanmiddag belt Dokter Huisarts.’.
Nadrukkelijke stilte, duidelijk bedoeld om door mij opgevuld te worden door ‘och hemel lieve man waarom dan toch??’
Wat ik deed, in de vorm van ‘Oh. Wrom?’.
‘Ik liep het balkon op en ineens....’
Intussen dook ik de koelkast in, en dat was toch net iets te weinig aandacht, dus het verhaal dat zo spannend en dreigend begon brak onmiddellijk weer af.
Ja, en toen??, drong ik vanuit de koelkast aan.
‘Ik liep het balkon op en ineens kreeg ik heftige pijn op mijn borst.’
Oh. Hm. Dat was toch wat serieuzer dan verslagen uit het verleden, die ook waren begonnen met ‘vanmiddag belt Dokter Huisarts’.
‘Dus ik heb meteen de assistente gebeld; die heeft wat vragen gesteld en gezegd dat ze niet dacht dat het heel urgent was, maar dat de dokter in elk geval zou bellen. Maar ik heb nu nog steeds pijn.’
Heb je ook pijn in je linkerarm?
‘Dat vroeg zij ook. Nee.’
Hartkloppingen? Benauwdheid, een band om je borst?
‘Nee, dat vroeg zij allemaal ook, allemaal nee. Maar wel ineens stekende pijn.’
Ik zou me maar geen zorgen maken, eerst eens zien wat Huisarts zegt.
‘Ja, dat wou ik ook doen.
Maar het is vervelend, ik heb geen idee hoe laat hij belt. Nou moet ik thuisblijven, en ik was van plan om her en der boodschappen te gaan doen.’
Ook een laatste avondmaal moet natuurlijk worden aangeschaft, dat vergeten mensen nog weleens.
Nou ja. Ik ga nu slapen, als je alsnog doodgaat moet je me maar roepen.
Na mijn tukje kwam ik even polshoogte nemen.
Leef je nog?
‘Ja... ja. Maar het trekt nog steeds, hier. Heel vervelend. ‘
Wat is er nou precies gebeurd?
‘Nou, ik was bezig op het balkon, en ik hoorde allemaal geluid en ik wilde zien wat het was. Ik boog me over de reiling heen om naar beneden te kijken. Kennelijk is er iemand aan het verhuizen, want er stond allemaal inboedel op de parkeerplaats, en zo’n grote wagen van de kringloop, en...’
Dat kenmerkt een groot mens: om in zijn doodstrijd nog steeds aan anderen te denken. Ook al is dat, in dit geval, in de vorm van je reinste volksvrouwen-nieuwsgierigheid.
Afijn. Wat hem uiteindelijk nog steeds het meeste dwarszat was dat hij wachten moest met boodschappen doen.
De huisarts belde uiteindelijk tegen zessen. Bijna had ik gehoopt dat mijn vader erin zou zijn gebleven, gewoon uit principe: beetje raar - om geen termen als ‘schandalig’ en ‘nalatig’ in de mond te nemen - dat een huisarts afgaat op het telefonisch oordeel van zijn assistente en een man van 75 meer dan zes uur lang met pijn op de borst laat wachten.
Maar erin blijven is zo... blijvend, en dat zou toch weer wat jammer zijn.
Vanavond, anderhalve dag later, bleek hij toch niet helemaal ok.
‘Ik vind de kleuren mooi’, zei hij over een effen leigrijs jurkje.
Kleuren zien op een groot grijs vlak, dat lijkt me duiden op stevige neurologische schade.
Maar het kan natuurlijk ook heel goed dat ik hem verkeerd heb verstaan.
En toen kreeg mijn vader een hartaanval. Of in elk geval, zo bracht hij het. Of in elk geval, nou ja, hiero:
Ik kom dus thuis, helemaal naar en ellendig want te warm en moe enzo, en mijn vader zegt: ‘Vanmiddag belt Dokter Huisarts.’.
Nadrukkelijke stilte, duidelijk bedoeld om door mij opgevuld te worden door ‘och hemel lieve man waarom dan toch??’
Wat ik deed, in de vorm van ‘Oh. Wrom?’.
‘Ik liep het balkon op en ineens....’
Intussen dook ik de koelkast in, en dat was toch net iets te weinig aandacht, dus het verhaal dat zo spannend en dreigend begon brak onmiddellijk weer af.
Ja, en toen??, drong ik vanuit de koelkast aan.
‘Ik liep het balkon op en ineens kreeg ik heftige pijn op mijn borst.’
Oh. Hm. Dat was toch wat serieuzer dan verslagen uit het verleden, die ook waren begonnen met ‘vanmiddag belt Dokter Huisarts’.
‘Dus ik heb meteen de assistente gebeld; die heeft wat vragen gesteld en gezegd dat ze niet dacht dat het heel urgent was, maar dat de dokter in elk geval zou bellen. Maar ik heb nu nog steeds pijn.’
Heb je ook pijn in je linkerarm?
‘Dat vroeg zij ook. Nee.’
Hartkloppingen? Benauwdheid, een band om je borst?
‘Nee, dat vroeg zij allemaal ook, allemaal nee. Maar wel ineens stekende pijn.’
Ik zou me maar geen zorgen maken, eerst eens zien wat Huisarts zegt.
‘Ja, dat wou ik ook doen.
Maar het is vervelend, ik heb geen idee hoe laat hij belt. Nou moet ik thuisblijven, en ik was van plan om her en der boodschappen te gaan doen.’
Ook een laatste avondmaal moet natuurlijk worden aangeschaft, dat vergeten mensen nog weleens.
Nou ja. Ik ga nu slapen, als je alsnog doodgaat moet je me maar roepen.
Na mijn tukje kwam ik even polshoogte nemen.
Leef je nog?
‘Ja... ja. Maar het trekt nog steeds, hier. Heel vervelend. ‘
Wat is er nou precies gebeurd?
‘Nou, ik was bezig op het balkon, en ik hoorde allemaal geluid en ik wilde zien wat het was. Ik boog me over de reiling heen om naar beneden te kijken. Kennelijk is er iemand aan het verhuizen, want er stond allemaal inboedel op de parkeerplaats, en zo’n grote wagen van de kringloop, en...’
Dat kenmerkt een groot mens: om in zijn doodstrijd nog steeds aan anderen te denken. Ook al is dat, in dit geval, in de vorm van je reinste volksvrouwen-nieuwsgierigheid.
Afijn. Wat hem uiteindelijk nog steeds het meeste dwarszat was dat hij wachten moest met boodschappen doen.
De huisarts belde uiteindelijk tegen zessen. Bijna had ik gehoopt dat mijn vader erin zou zijn gebleven, gewoon uit principe: beetje raar - om geen termen als ‘schandalig’ en ‘nalatig’ in de mond te nemen - dat een huisarts afgaat op het telefonisch oordeel van zijn assistente en een man van 75 meer dan zes uur lang met pijn op de borst laat wachten.
Maar erin blijven is zo... blijvend, en dat zou toch weer wat jammer zijn.
Vanavond, anderhalve dag later, bleek hij toch niet helemaal ok.
‘Ik vind de kleuren mooi’, zei hij over een effen leigrijs jurkje.
Kleuren zien op een groot grijs vlak, dat lijkt me duiden op stevige neurologische schade.
Maar het kan natuurlijk ook heel goed dat ik hem verkeerd heb verstaan.
§ | 13:41
On-taminatie
De voorganger stuurde me een liturgie-opgave, kennelijk in haast gemaakt, op basis van het document van de vorige.
Bovenaan de bladzij stond, bij opmerkingen: "plaatje Maria en marthaacheus". Toen ik voor de lol Marthaacheus in Google gooide, gaf die als eerste resultaat:
Wow. Google wordt slimmer en slimmer.
De voorganger stuurde me een liturgie-opgave, kennelijk in haast gemaakt, op basis van het document van de vorige.
Bovenaan de bladzij stond, bij opmerkingen: "plaatje Maria en marthaacheus". Toen ik voor de lol Marthaacheus in Google gooide, gaf die als eerste resultaat:
My Descent from John Clough
Martha, b. 21 March 1654; m. Cornelius Page, son of John Page. Samuel, b. 26 Feb. ...
Zacheus and Sarah moved early to Poplin, NH (now Fremont, NH). ...
Wow. Google wordt slimmer en slimmer.