Vorig Archief - Volgend Archief

woensdag 31 oktober
7 | 01:23 Onverschillig

Eerder vandaag zei ik tegen mijn moeder: 'Het is toch wel zielig voor die Moszkowicz. Hij wordt beschuldigd van belastingontduiking, wordt voor de tuchtraad gesleept voor het beledigen van een rechter, het is àf met zijn vriendinnetje en nu is ie helemaal uit zijn ambt gezet. Ik mag hem niet, maar dit is toch wel èrg bar'.

Toen ik thuis was dacht ik na over mijn eigen woorden, en ik realiseerde me: ik heb nog nooit de kreet 'dat wens ik mijn ergste vijand niet toe' gebruikt - om de eenvoudige reden dat ik niemand ooit iets slechts toewens. Niet omdat ik nou zo'n mooi mens ben, maar omdat je er niets mee opschiet.
En nee, zo mild van aard ben ik beslist niet. Integendeel.

Was het maar waar, dat al wat ik nodig had, was wat zoete wraak. Ouderwetse hekserij; vloeken en plagen. Puisten en wratten, mislukte oogst, eerstgeborene en wat niet al. Maar dat het dan ook echt over was. Vergeten en vergeven.
Helaas, zo werkt het bij mij niet. Ik ben ontzettend rancuneus, zuur-principieel. Erkenning is de grootste vergelding, maar aangezien erkenning in praktijk nooit voldoet - gedane zaken, immers - draag ik mensen hun 'misdaden' tot in het oneindige na, al dan niet uitgesproken.
Dus in hoeverre ik mijn vijanden niet indirect wèl kwaad toewens, valt nog te bezien.
Evengoed: in directe, actieve en letterlijke zin gun ik eenieder het beste, zelfs wanneer dat niet wederzijds is.

Op de televisie, achter mij, is Moszkowicz nu zelf in gesprek met Pauw en Witteman.
Zó zonder enige blijk van berouw; zonder een gram bescheidenheid en terughoudendheid, maar integendeel met enkel pedanterie, arrogantie, betweterigheid, verwijten - dat ik geïrriteerd denk: 'Ach man, ga toch fietsen. Bekijk het lekker.' En wegzap.

En dan weet ik: nee, het is niet zo dat mijn haat en wrok maken dat ik anderen iets slechts zou toewensen.
Het is mijn ergernis, die veel gevaarlijker en vijandiger blijkt. Die maakt dat ik niet wèns, maar me eenvoudig niet meer bekommer.
dinsdag 23 oktober
3 | 19:55 Micro veg

Begin dit jaar had ik een moestuin-manie.
Mijn balkon, dat werd mijn tuin.
Bloemen moesten er komen, maar vooral: groenten.
Ik kocht potten en bakken en zaden en baby-bietjes in het plaatselijke tuincentrum.

En het werkte. Tot mijn verbazing, ontsteltenis zelfs, vonden planten het geweldg bij mij.
Wild enthousiast kwam het allemaal op, zelfs met een agressie die me enigszins beangstigde. Zaadjes waarvan, op hun zakjes, stond dat ze na twee tot drie weken zouden opkomen waren in een week tijd al tien centimeter opgeschoten. De uitgelopen aardappels die ik, onder het motto 'ik kan het allicht proberen', in een bak aarde mikte, groeiden mijn balkon af. Ik zette ze in een hoekje; niet omdat ze daar beter zouden staan, maar zodat ik ze maar niet steeds hoefde te zien, met hun bezetenheid.

Maar ineens was het afgelopen.
Overenthousiaste peuters waren het geweest, die spelen en spelen en spelen en dan ineens ter plekke in slaap vallen; nog geen gevoel voor hun eigen energievoorraad.
Ze stopten met groeien, met ontwikkelen.

Bovendien hielden ze zich niet aan de regels.
De vergeet-mij-nietjes, die toch echt pas in het tweede jaar horen te bloeien (hence the name: 'vergeet mij niet'), bloeiden direct al. Deden dat zelfs al binnen een paar weken.
De aardappels, die volgens alle boeken 'prachtig bloeien, dan verwelken en verleppen, waarna men kan oogsten', sloegen dat hele bloeien over. Ze groeiden. Ze verlepten. Punt.
En dat oogsten... tsja...

Ruim acht maanden verder, zijn we nu.
Ik heb gevoed en gedrenkt en uitgedund. Ik heb ze toegejuicht en -gesproken.

Dit is het resultaat (klik!):



Volgend jaar een nieuwe poging.
Ik heb nog stapels zakjes vol zaden, dus het kost me alleen nieuwe potgrond, en een hele hoop energie.
Misschien moet ik iets minder juichen. En alleen maar heel streng grenzen stellen.
Speciaal Onderwijs voor planten.

De Belgische koks op 24kitchen hebben het standaard over 'groentjes'.
Ik heb dat altijd even aandoenlijk als bespottelijk gevonden.

I get it now.
zondag 21 oktober
1 | 16:01 Komt dat zien

Het moest er eens van komen, vond ik.
Mooi vrij weekend, de lente hangt in de lucht, of, nou ja: er moest in elk geval schoongemaakt en opgeruimd.
Orde op zaken.

En dus raapte ik eindelijk de moed bijeen, maakte foto's, maakt een account aan. Schreef de advertentie.

'Het moest er maar eens van komen', bleken tenminste 50 mensen mèt mij te denken.
Want amper twee uur na het plaatsen van mijn advertentie was mijn Fatboy, met zijn mooie 'opvallende' Topproduct-etiketje, afgezakt naar bladzij twee.

Maar mijnes is de mooiste. Echt.
En zie het zo: voor slechts €89,- kunt u een originele, zeldzame Puck in haar natuurlijke omgeving komen bekijken! En u krijgt er gratis een zitzak bij!

Dus. Zegt het voort.
§ | 00:21 Telf*ck

Geachte Heer, Mevrouw,

Zojuist heb ik via uw website mobiel internet geblokkeerd.
Ik heb dit gedaan omdat een kennis per ongeluk met mijn gsm internet had gebruikt.
Volgens mijn belstatus, op uw website, heb ik 6,82MB gebruikt, à € 10,39.

Nu heb ik net uw eigen tarieven-overzicht gelezen, en daar staat heel duidelijk te lezen:
  • Wanneer u alle MB’s uit de bundel heeft verbruikt, kunt u tot de volgende factuurmaand geen gebruik maken van mobiel internet. U kunt zelf beslissen of u voor de lopende factuurmaand extra MB’s wilt bijkopen (zie 3.3).
  • Internetten is alleen mogelijk met een internetbundel.

  • Ik heb géén internetbundel.
    Hoe is het dan mogelijk dat ik toch internet heb kunnen krijgen?
    Dit is in tegenspraak met wat u zelf in uw informatie geeft.
    Waarom is het überhaupt nodig geweest dat ik nu internet heb moeten blokkeren?
    Ik heb zeer bewust geen internetbundel genomen, omdat ik niet geinteresseerd ben in mobiel internetten; ik wil hiervoor geen geld uitgeven. Dat heb ik nu dus toch moeten doen.

    Graag zou ik van u een uitleg over hoe dit heeft kunnen gebeuren.

    In afwachting van uw antwoord,

    vriendelijke groeten,

    Puck

    (Dit is overigens een gesimplificeerde versie van de werkelijke gebeurtenissen. De €10,39 is namelijk waarschijnlijk afkomstig van een onzorgvuldige actie mijnerzijds, namelijk: het uitproberen van mijn nieuwe smartphone en het daarbij beluisteren van een YouTube-playlist van ongeveer twee uur. In de veronderstelling dat dat allemaal vrolijk via WiFi ging. Het verbruik van vandaag is nog niet eens verwerkt, dus dat komt er nog bij. Snert-Telfort....)

    woensdag 17 oktober
    4 | 19:51 Little Rascal

    Mijn buurjongen heeft een vriendin. Dat is prima, dat vind ik fijn voor hem. Hij is dit jaar gaan studeren, een nieuwe levensfase ingegaan. Natuurlijk hoort daar ook het hebben van een relatie bij.
    Het is een fase die ik heb gemist; en dat ik die heb gemist is een feit waar ik langzaamaan vrede mee begin te krijgen.
    In het laatste jaar van het Gym werd ik gek, in de jaren die volgden werd ik afwisselend minder en weer meer gek, en toen kreeg ik MS.
    Nooit de kans gehad om werkelijk adolescent en student te zijn, van wild en energiek, van vrijheid, feest, een wereld die open lag.
    De wereld was, integendeel, potdicht.
    Van scholier werd ik volwassen – zonder tussenstadium.
    Het zij zo.
    Buurjongeman leeft die tijd duidelijk wel, en ik gun het hem van harte.

    Wat veel erger is, is dat mijn andere buurjongen, Jesse, óók een vriendin heeft.

    Ik heb haar gezien, een paar dagen geleden. Ze stond voor de portiekdeur. Een dametje, duidelijk beter op de hoogte van de laatste mode dan ik ooit ben geweest.
    Laarsjes, stoere broek, hip jasje erop. Golvend lang haar, poppengezichtje.
    ‘Wacht je op iemand?’, vroeg ik. ‘Ja’, zei ze veel zachter en verlegener dan haar uiterlijk suggereerde; ‘op mijn vriendje’.

    En dat ging me dus net één stap te ver.
    Dat Jesse dus ook al aan de vrouw is. En wat voor vrouw.

    Jesse is zes.

    Zeventien, achttien jaar: daar moet ik eigenlijk nog steeds aan beginnen. Dus logisch dat mijn ‘grote’ buurjongen me daarin vóór is.
    Maar ik wist toch vrij zeker dat ik de leeftijd van Jesse wèl voorbij was. Geen gemiste kansen en fases, daar.
    En nou blijkt dus dat een zesjarig gozertje een actiever en rijker sociaal leven heeft dan ik.
    Goddorie.

    Nou moet ik eerlijk zeggen: Jesse is, zoals dat heet, a catch.
    Als ik zes was, dan zou ik het ook wel weten.
    Ik voel me dan ook zeer vereerd dat Jesse in het afgelopen jaar heeft besloten mij te adopteren. Als wàt is niet helemaal te zeggen. Als praatpaal, gesprekspartner – ik weet het niet. Om zijn veters te strikken, ook. ‘Kijk je uit, je valt straks over je veters’. ‘Oh ja’, was zijn antwoord – en hij stak zonder verder commentaar zijn voet naar me uit.
    Hij noemt mij steevast ‘buurvrouw’ (dat was even slikken, en wennen), groet mij, spreekt me aan. Op willekeurige momenten, over willekeurige onderwerpen. Begint bij voorkeur middenin het onderwerp, zodat me regelmatig pas tegen het eind van het gesprek duidelijk wordt waar hij het over heeft.

    ‘Buurvrouw, buurvrouw! Wij zijn nog gewoon buiten!’. Dappere uitdagende toon, op een mooie juli-avond om halftien.

    En buiten was hij: de hele zomer; elke dag, de hele dag. Zodra de temperatuur – niet eens het weer zelf; want regelmatig was het grauw en regenachtig – het toeliet beperkte hij zijn dagelijkse kleding tot slippers en een korte broek.
    Tegen het eind van de vakantie was hij bruin van top tot teen, zijn piekhaar wit-blond gestreept, in een natuurlijke coupe soleil. Klein straatschoffie.

    Grootse avonturen beleefde hij. Niet alleen gefantaseerde (‘Nee buurvrouw, je mag hier je fiets niet neerzetten. Hier staat mijn bed. Wij zijn boeven, en we zijn op de vlucht voor de politie. Dit is onze vluchtplaats, en hier staat mijn bed’. Wanneer ik dan wèl weer mocht? ’s Avonds. ’s Avonds zou mijn vaste fiets-parkeerplek weer voor mij zijn. Maar voorlopig was de ogenschijnlijk lege plek druk bezet). Ook echte avonturen, waarvan het me koud om het hart werd.

    ‘Buurvrouw, buurvrouw! Ik ben in de sloot gevallen.’, verkondigde hij op een middag.
    ‘Pardon? Hoe dan, wanneer dan?’
    ‘Nu net!’
    ‘Hoe kom je dan zo droog?’, vroeg ik, wat sceptisch over dit bericht.
    ‘Ik heb andere kleren aangedaan. Ik was helemaal nat, helemaal kopje-onder!’.
    ‘Je ziet er niets van, je bent helemaal schoon’
    ‘Ik moest eerst doezen’, was zijn uitleg.
    Juist. Dappere moeder die haar zoon alleen maar ‘doest’ en hem daarna weer los de wereld in durft te laten.

    Telkens als ik langs het spelende tuig fietste (er was in de buurt een hele troep, namelijk; meerdere troepen, zelfs, elke leeftijdsgroep zijn eigen) – telkens groette hij me, op een stoere, nonchalante man-van-de-wereld-toon. Stak zijn hand op, of gaf een korte knik: ‘Hoi Buurvrouw’.
    Op een keer voegde hij aan deze groet nog iets toe. Ongegeneerd, ongehinderd door eventuele commentaren van zijn vriendjes, verklaarde hij, matter of factly: ‘ik vind jou aardig’.
    Ik voelde me oprecht gevleid; stamelde, enigszins van mijn stuk gebracht: ‘dankjewel! Ik jou ook!’.

    Toch, het zou niets kunnen worden tussen ons. Ongeacht leeftijd.
    Als ik terugkijk naar mezelf, op mijn zesde, was ik al (over)ernstig. Ik kon het woord ‘chirurg’ schrijven, en pochte daarover.
    Maar Jesse is geen academisch type. Hij is een wildebras, een buitenkind. Niet denken: dòen.
    Dat bleek tijdens de zomer, maar daarna eens te meer.

    Na de eerste schooldag kwam ik hem tegen.
    Zijn eerste èchte schooldag: de eerste dag in groep 3.
    Grote ontwikkelingen stonden hem te wachten, avonturen van een hele andere orde. Lezen, schrijven.
    ‘Hoe vond je het?!’, vroeg ik belangstellend.
    ‘Sáái’, kwam er hartgrondig uit.
    Oh. Maar misschien wordt het nog beter, sprak ik mijn hoop uit.
    ‘Nee’. Zijn toon somber, nu. ‘Ik denk van niet. Ik denk dat het zo blijft’.

    En ik vreesde stilletjes hetzelfde. Niet iedereen is gemaakt voor schoolbanken, voor binnen stil zitten.

    Staand in de keuken hoor ik nu de geluiden op het pleintje. Flarden van de conversaties tussen mini-man en mini-vrouw.
    Ik luister, vol vertedering, ontzag, en toegegeven: enige afgunst.

    Dan herinner ik me zijn zwaarmoedige ‘sáái’, en ik denk: och nee. Laat hem zijn vriendin. Hij zal een bondgenoot hard nodig hebben, in deze harde, schoolse tijden...
    vrijdag 12 oktober
    3 | 16:11 Pof & plof

    Weet u, puistjes enzo..? Talgbulten? Heeft u weleens, als klein smerig pubertje, een vetpuistje uitgeknepen voor de spiegel, en dat het dan een heel enthousiast zwanger puistje met vulkaanambities bleek te zijn, en dat er allemaal ranzige etterspetters op de spiegel spoten?

    Kastanjes.
    Al doende leert men, en ik heb vanmiddag al het leren voor u gedaan, dus ik deel het graag.
    Leg nóóit een te poffen kastanje gewoon maar open en bloot in de oven, zonder gaatje of sneedje of folie.
    Niet één. Nog niet een heel kleintje. Echt hoor, niet doen.

    Ik deed dat dus wel.
    Het was een experimentje.
    Ik had - en heb - nog nooit kastanjes gegeten, ze waren heel goedkoop bij de Turkse super waar ik toch moest zijn en ik dacht: waarom niet.
    Eenmaal thuis droogde ik mijn verregende lijf, haalde mijn middag-papje uit de oven, mikte er in ruil één losse kastanje in, en nestelde me vervolgens met pap en warme sokken op de bank.

    Na een half uur klonk er een harde knal, van het soort waarbij je denkt: 'auto ontploft, ik hoop dat het niet hier in de straat was, geeft zo'n gedoe met brandweer en ontruiming enzo, en hoe krijg ik ooit mijn hart weer op gang na deze schrik'.
    Als gezegd: hard.

    Papje was op, ik liep naar de keuken en wierp een blik op de oven.
    Puistje, dus.
    Die knal, dat was geen auto geweest. Maar wel hier in de straat.
    Het was mijn kastanje. Die ik had moeten insnijden of doorprikken of tenminste enigszins had moeten isoleren.

    De ravage was onbeschrijfelijk, en vooral: onbeschrijfelijk smerig, walgelijk.
    Op het raampje van de oven: etterspetters.
    In de oven, door de oven heen, overal in alle hoekjes en gaatjes en op de grill en tussen de grill: etterspetters. Weerzinwekkend.

    Dus. Nogmaals. Leg NOOIT een kastanje - en waarschijnlijk geen enkele nootachtig element - los in de oven.

    Het ruikt wel lekker, trouwens.
    Erg lekker. Jammer alleen dat het beeld je alle eetlust doet vergaan.
    woensdag 10 oktober
    6 | 16:20 Grasouders-van-nu


     



    I don't even know where to start....

    De bizarre datum? De mij tot vandaag onbekende werkwoordsvorm 'hed'?
    Och nee. Bij het meest voor de hand liggende maar.

    'Grasouders'
    ...??

    Afijn. Wie deze dame verder kan helpen: naam en contactgegevens zijn bij mij bekend...
    dinsdag 09 oktober
    5 | 00:54 Regels

    Ok, dit is de laatste keer dat ik een documentaire bekijk.
    Afgelopen donderdag die film over Nim, maar die was 'gewoon' heel verdrietig en gruwelijk.
    Nee, dan De regels van Matthijs, vanavond.

    Ik dacht nog, toen ik het artikel in de NCRV-gids las: moet ik hier wel naar gaan kijken? Zou dit niet iets te dichtbij komen..?
    Niet dus. Dat gaan kijken. Want ja, van dat te dichtbij komen.

    'Het had niet anders kunnen aflopen', zei maker Marc Schmidt in het tafelgesprek na afloop;'Structureel was er geen oplossing. Zijn overlevingsstrijd, die hij in de kern voert, die had hij moeten blijven voeren. Hij was misschien ook gewoon uitgeput. Na zoveel jaar strijd leveren en zien dat het hem eigenlijk niet verder helpt. Wat waren de alternatieven? Doormodderen, dat was eigenlijk het alternatief geweest. Ik snap wel dat je dat op een gegeven moment... dat je dat niet meer op kan brengen.'

    Ja. Dat is het. Wat ik doe.
    Cirkels draaien, doormodderen. Steeds maar weer op dezelfde manier, in dezelfde zaken vastlopen.

    Is het dan ook inderdaad onvermijdelijk?
    Ik wil er niet aan. Nog niet. Of nee: al heel lang wèl, natuurlijk. Al heel lang, dat ik regelmatig denk: ik kan dit niet meer, ik wil dit niet meer. Het kost teveel energie en het leidt uiteindelijk nergens toe. Moe, zo moe; van, inderdaad, die doorlopende overlevingsstrijd. Misschien is het eigenlijk juist heel laf, dat ik het onvermijdelijke niet recht in de ogen wil kijken. Het bijltje blijf oppakken, tegen beter weten in.
    Nee, misschien, waarschijnlijk, kan het ook voor mij niet anders aflopen. Maar nu nog niet. Nog even niet. Niet. Niet. Niet...

    Ik sluit mijn ogen, ik cirkel en modder voort.

    Geen documentaires meer.
    Stom HollandDoc. Met hun stomme spiegels...
    vrijdag 05 oktober
    2 | 10:14 Details

    Een kennis haalde op Facebook herinneringen op aan zijn vader.
    Hij besloot het stukje met een bede, haast: om onze geest te trainen, door regelmatig te trachten gedetailleerde herinneringen op te roepen. Om op die manier toch vooral de dierbaren die je verloren bent niet te vergeten.

    De beelden die hij van zijn eigen vader schetste waren prachtig en ontroerend. En herkenbaar.
    Als mijn vader net een jaar of tien eerder was geboren was hij vermoedelijk ook zo geweest.
    Want in bijna alles, behalve wat ‘tijdsgebonden zaken’ (Schrijvers vader zal vermoedelijk rond 1910 zijn geboren), zie ik hem in die ander terug.

    Mijn paps is nu 77, maar al sinds zijn vroeger puberteit een strenge, rechte meneer. Alleen in zijn eerste huwelijksjaren is hij even jeugdig geweest: er zijn foto’s van mij als peuter met hem, waarop hij een bruine corduroy broek draagt. Da’s het dichtst bij ‘hip’ dat hij ooit is gekomen.

    Ik heb hem helemaal nooit bewust meegemaakt in iets anders dan in een ‘zakenmannenbroek’. Donkere gesteven pantalon. Buitenshuis altijd een das en een donker colbertje. Nooit iets anders. ’s Zomers een inmiddels afgedragen hoogbejaarde donkerblauwe regenjas, ’s winters een wollen equivalent daarvan. Leren veterschoenen van Van Bommel.

    Scheiding aan de zijkant, niet tegengehouden door het feit dat dat inmiddels feitelijk gewoon een ‘comb-over’ is geworden, sinds hij kalend is.
    Scheren doet hij nog steeds ouderwets, met een kwast en mesjes in een houdertje dat hij geloof ik al sinds zijn eerste scheerbeurt heeft. Voor die scheermesjes reist hij stad en land af, zéér verontwaardigd dat de wereld niet met hem mee archaïsch wil blijven. Hetzelfde geldt overigens voor doorslagpapier, dat hij natuurlijk beslist nodig heeft voor de brieven en teksten die hij op zijn schrijfmachine tikt. (een vriend van me heeft nog eens twee pakken van dat doorslagpapier voor hem meegenomen. Elke keer als ik Vriends naam noem zegt mijn vader geirriteerd dat die nog steeds het geld terugkrijgt voor dat papier, maar dat hij nooit gewoon de bon heeft willen geven. Dat zal in 2006 zijn geweest...).

    Zijn voeten, ja, en zijn benen. En ja, zo vreselijk wit, witter kan niet. Net als Schrijver het zich van zijn vader herinnert.
    Wit.
    Mijn vader gebruikt nog steeds blauwsel. Over wit gesproken. Voor zijn overhemden. Wast de boordjes vóór, met een groot stuk Driehoek-zeep.
    Bakt zijn eieren in een pannetje dat nog van zijn grootmoeder is geweest. Wat het twintig jaar blijft doen blijft het in zijn ogen ook wel hònderd-twintig jaar doen, is geloof ik zijn stelling.
    Om die reden weigert hij ook zijn tennisracket weg te gooien. En zijn oude tennis-outfit, waarin hij in de jaren vijftig-zestig-zeventig driftig zijn partijen speelde. Want hij heeft – altijd en nog steeds – de hoop ooit weer te kunnen spelen, en dan heeft hij al die spullen natuurlijk nodig. Wat ook geldt voor zijn badstoffen zwembroek met het riempje – hoewel hij stervensbang is voor zwemmen.

    Zijn mores zijn net zo strikt en stram als zijn uiterlijk suggereert. Hij spreekt mensen op straat aan als ze zich niet aan de regels houden. Door rood rijden of hun hand niet uitsteken of op de stoep rijden. Ik houd mijn hart weleens vast, als hij dat doet; hij is zich totaal niet bewust van zijn eigen ingehouden woede en drift, noch van het feit dat er tegenwoordig maar heel weinig voor nodig is om mensen ‘door het lint’ te laten gaan. Hij wordt nog eens die man die ‘zonder duidelijke aanleiding’ in een winkelcentrum of in de tram in elkaar wordt geslagen, ben ik altijd bang.

    Hij heeft weleens serieus ruzie gehad met een bankmanager, omdat een geldwisselautomaat teveel geld had uitgekeerd: ‘Dit is niet mijn geld, ik wil het niet hebben, ik wil dat u het weer van mijn rekening afschrijft. Hoezo dat kan niet? U verzint maar een manier waarop u dat doet, ik wil het niet!’.
    Want hij spaart, natuurlijk. Kleingeld.
    En hij pint nooit, betaalt altijd contant. Uit zijn portefeuille, die hij altijd in zijn binnenzak meedraagt.

    Mijn vader.. ik heb weleens het idee dat hij me met beide benen in vooroorlogse tijden houdt.
    En dat er zeker drie generaties worden afgesloten, als hij er niet meer is.

    Dus ja: ik roep nu vast herinneringen op. Train mijn geheugen, aan beelden van hem.
    En ik heb onlangs, toen hij zomaar onverwacht langskwam, foto’s van hem gemaakt. Een hele strenge ernstige, waar hij zelf zeer tevreden over was. En een rare lieve aandoenlijke, waarop hij zijn ogen stijf dichtknijpt en zijn hele gezicht in elkaar frummelt, omdat hij schrok van het flitslicht. Een foto waar ik zeer tevreden over ben, omdat ik weet dat achter al dat strikte rechte ouderwetse intussen ook een man schuilgaat die aan mij vraagt of mijn oude teddybeer niet erg eenzaam is, nu ik hem vorige jaar bij mijn verhuizing in mijn kinderkamer heb achtergelaten. Een man die dan wel elke avond naar Pauw en Witteman kijkt, maar intussen ook met een verlegen lachje toegeeft Boer Zoekt Vrouw wel te waarderen...
    En een man die, enige jaren geleden, zó graag Merels Maus wilde knuffelen, dat hij snuffend en snuivend en tranend zijn allergieën, astma, longemfyseem negeerde.

    Dus dank aan de Schrijver. Wil ik maar zeggen.
    Dat hij me, middels zijn stukje, deze beelden en gedachten ingeeft.
    3 | 00:37 Projectje...

    Net 'Project Nim' gezien, op NL2.

    Zonder zappen, zonder wc-pauze, bijkans zonder knipperen en vooral ademloos gekeken. Wat me nog nooit is gebeurd, zeker niet bij documentaires.
    Maar om nou te zeggen dat ik het heb 'geliked', nou nee.

    'Documentary', heet dat dan. 'Horror', was wat mij betreft toepasselijker geweest.

    Ongetwijfeld t.z.t. terug te zien bij Holland Doc.
    Of u dat ook wilt, dat is de vraag. Maar ja. Niet alles wat goed voor je is, is ook altijd lekker.
    dinsdag 02 oktober
    3 | 16:53 Inhoudelijk

    Eerder vandaag linkte ik, op Facebook en op Twitter, naar dit stuk, over het (al dan niet) ongezond-zijn van volkorenbrood.
    In de Facebook-comments ‘schoot ik een beetje uit’, in mijn mening en gedachten.
    Gevoelige snaar, stokpaardje – zoiets.

    Om die mening er nou eindelijk eens uit te gooien, nu dit stukje:

    ~~~~

    Ik word ontzettend agressief van de geldende voedingsadviezen. Agressief en prekerig en principieel.
    Al dat gemekker over vet en calorieën en gezonde tussendoortjes en ‘ik kies bewust’.
    Het is allemaal even betuttelend als misleidend, aangezien het, naar mijn idee, het probleem op een verkeerde manier benadert, om niet te zeggen: helemaal in de verkeerde hoek zoekt.

    ‘In mijn tijd’, bij mij thuis, kon je als je dorst had kiezen tussen kraanwater, melk of thee.
    Helemaal niets anders; niks ‘gezonde frisdrank’. Zelfs jus d’orange of appelsap was gereserveerd voor bijzondere gelegenheden. Koekjes waren er alleen als er bezoek was.
    Toetjes waren uitzondering, zie onder ‘bijzondere gelegenheden’. En dan nog eigenlijk alleen maar yoghurt, of vanillevla. Bij zéér bijz. geleg. een Mona-pudding. Of door mijn paps zelf gemaakte griesmeelpudding (hoewel ik nu, achteraf, eigenlijk denk, dat hij de pudding alleen maakte om een excuus-doel te hebben, om saus van de zelfgeplukte bramen te kunnen maken...).
    Snoep was nooit in huis. Tussendoortjes waren een volledig onbekend verschijnsel. Er was ontbijt, lunch, avondeten. Niks ‘zes kleine eetmomenten op de dag’ om je bloedsuikerniveau op peil te houden. Als je honger had: jammer dan. Om X uur gingen we weer aan tafel, gewoon nog even geduld hebben. ‘Als je honger hebt eet je maar een appel’.
    En mijn ouders waren dus echt niet streng. Dit was normaal, dit was de standaard.

    90% Van het huidige voedselaanbod is onnodig, overbodig. Het zijn, naar ‘ouderwetse’ maatstaven, luxeproducten.
    We zijn verwend geworden, kunnen geen leegte en stilte meer verdragen.
    Dat geldt overigens over de hele breedte van het dagelijks leven: de hele dag moet er geluid zijn, beeld. Prikkels.
    Maar ook inwendig gaat het op. Een lege maag, een lege mond – ook dat kennen en willen we niet meer.
    We willen eten, ons vullen, geprikkeld worden.

    En als ons lichaam onvermijdelijk gaat protesteren, ziektes en klachten gaat ontwikkelen, dan zoeken we de oorzaak in het voedsel zelf. Het zal wel het vet zijn, of de koolhydraten, of de combinatie daarvan. Als we die er nou uithalen, vervangen door iets anders – dan komt het allemaal wel goed. De kunst wordt om het voedsel inhoudelijk zo klein en leeg mogelijk te maken, zonder aan werkelijke omvang en smaak te verliezen. Zodat je nog steeds de hele dag door kunt eten, zonder dik en ziek te worden.

    Maar het voedsel is helemaal niet de boosdoener. Voedsel zelf is onschuldig.
    Wij moeten zelf eens wat meer verantwoordelijkheid nemen. Bescheidenheid leren, leren maat houden.

    De oplossing voor hart- en vaatziekten, overwicht, suikerziekte – die ligt niet in het aanpassen van de samenstelling van producten, in het vet- en suikerarm maken ervan.
    De oplossing ligt erin dat we gewoon weer contact krijgen met wat ons lichaam nodig heeft. Niet wat onze lust en trek, met andere woorden: onze emoties vragen.
    Ons lichaam voeden. Voeding evenredig aan de activiteiten die we ontplooien.
    Minder doen? Dan ook minder eten.
    Niet meer enorme porties leeg chemisch voer, dat we niet tot ons nemen om ons te voeden, maar louter om ons te prikkelen.

    Vooralsnog zie ik het helaas niet gebeuren.
    Wij vragen, de voedselindustrie draait. Van harte en in overweldigende hoeveelheden. En hoe meer we zien en proeven, hoe meer we ook willen hebben. Geen rem, niets in ons dat ‘stop!’ zegt. Alleen maar meer... meer... meer....!
    Zoals het nu gaat acht ik het beslist niet onmogelijk dat we ons in de toekomst rond de klok vullen met light-producten, van alle soorten. En de werkelijk nodige voedingsstoffen, ‘gewoon, omdat het moet’, in pilvorm innemen.

    Toch. Ik probeer me zoveel mogelijk te verzetten. Niet mee te doen.
    Te protesteren, te boycotten.
    Door, om te beginnen, zoveel mogelijk producten met een ‘ik kies bewust’-logo te vermijden.
    Da’s ook een bewuste keus.