Vorig Archief - Volgend Archief

woensdag 29 oktober
12 | 15:52 Kleedgeld

Bij de kringloop vond ik een broek.
Ja, alwéér. Maar dit was anders. Dit was voor het laatst.
Want dit was de mooiste, de beste, de coolste, de hipste en de meest flatterende broek die ooit is gemaakt.
De broek to end all broeken.

Er was één probleem.
Hij was te klein.
Als ik mijn adem inhield kon hij net dicht. Ik kon dan niet meer eten of drinken of lopen of ademhalen - maar wat veel erger was: mijn buik blupte over de band.

Niettemin kocht ik hem.
Ik zou, zo hield ik mezelf voor, online kunnen kijken of ik hem nog ergens kon krijgen.
En anders kon ik er altijd nog in krimpen.

Maar, lo and behold: ik vond hem, op ebay!
Ik vond hem en hij was, inclusief porto, onbetaalbaar.
En de verkoper was niet bereid een dealtje met me te sluiten. Een doos met Dutch goodies of een hand knitted scarf of misschien kon ik mijn maatje 28 ruilen tegen hun maat 30, I'll show you mine if you show me yours..?? Of naaktfoto's, ik heb massa's naaktfoto's die ik kan sturen!
Nou ja, dat laatste zei ik nog net niet, maar de wanhoop zat hoog, dat moge duidelijk zijn.
Maar de eBayert was onvermurwbaar. Het was deze prijs of niets. Take it or leave it.

Nu kan ik twee dingen doen.
Ik kan tien kilo afvallen en dan ben ik heel zwakjes en ziek maar dan kan ik deze broek aan! (en geen van mijn huidige kledingstukken meer)

Of ik kan u smeken om een Gift.
1 euro per persoon. Met 1 enkele euro helpt u deze niet-hongerende niet-dakloze niet-wees de winter door!
En dan mag u zelf kiezen wat u er voor terug wilt. Maar geen naaktfoto's. Zó goedkoop ben ik nou ook weer niet.
dinsdag 28 oktober
1 | 18:49 Memento Mori

Als u sterft, krijg ik dan een kaart?

Weten uw vrienden wie uw vrienden zijn?
Weten uw dierbaarsten wie u dierbaar zijn?
Wie andersom u als dierbaar beschouwen?
Weet u zelf eigenlijk wel wie u zal missen? Wie afscheid wil nemen, wie wil weten als u niet meer bent?

Wie zijn uw mensen, van wie bent u? En wat is er vastgelegd?

En als u sterft, krijg ik dan alstublieft een kaart?
woensdag 22 oktober
§ | 00:06 Of: dat mensen niet zo ingewikkeld moeten doen over 'speciale speeltjes voor de kat'

Ik had Daantje opgesloten in de slaapkamer. Heel per ongeluk, heus waar, ze moet langs me geglipt zijn toen ik daar iets ging weg zetten, en toen ik vervolgens weer weg liep en de deur achter me dicht trok was het gebeurd en gedaan.

Ik miste haar niet. Ik zag haar niet, maar ik miste haar niet, want Daantje heeft een heel eigen leven waarin ze mij niet kent. Ze kan soms uren lang volledig onvindbaar zijn; en dan vanuit het niets duikt ze op uit een hoek waar ik toch echt al talloze keren had gekeken. 'Cats are liquid', heet het dan; en Daantje is in dat opzicht driedubbel kat.

Ik miste haar dus niet, maar hoorde op een gegeven moment een enorm kabaal uit de gang opstijgen. Zo enorm dat ik toch maar even ging kijken.
In de logeer-/boekenkamer was niets te zien. Terwijl daar voor een kat toch het meest te doen is: boeken en kasten en dozen en stapels vers wasgoed, om om te gooien en in te kruipen en kapot te krabben.
Maar daar kwam het lawaai niet vandaan.
Pas toen ik weer in de gang stond zag ik bij de deur van de slaapkamer iets vreemds.

Vóór de deur bewoog, zomaar op eigen houtje, een tasje. Woest heen en weer en op en neer, alsof het bezeten was.
Na dit griezelidee toch maar weer verworpen te hebben drong door wat de werkelijke oorzaak was.
Oh f*ck.

Toen ik de deur openrukte bleek daar inderdaad Daantje te zitten.
Maar anders dan verwacht was Daantje helemaal niet bezig met opgesloten zitten of ontsnappen; met bang zijn of luid protesteren.
Ze had een heel nieuw project, leek eerder geergerd dat ik haar onderbrak.

Wat er was gebeurd was dit:
vóór de slaapkamerdeur had een tasje van Action gelegen. Met inhoud.
Vermoedelijk had Daantje, in een poging aandacht te vragen voor haar (toen nog) benarde situatie, haar poten onder de deur door gestoken. De beruchte 'zombie paws'; welbekend om hun verschijning onder WC-deuren.
Mij had ze niet gevonden, maar ze had wel het zakje te pakken gekregen. En zakjes 'zijn altijd +1', om met vriend A. te spreken. Ze had het tasje naar zich toegetrokken en eraan gekrabt. En toen had ze zicht gekregen op de inhoud van het tasje. Daar ook een flard van te pakken gekregen. En toen was de beer los. Ze was gaan trekken en trekken en trekken, net zo lang tot ze de hele inhoud van het tasje naar haar kant van de deur had geworsteld.

En zo kwam het dus, dat ik mijn woeste beestje temidden van een bol wol zag zitten. Een knalroze, gloednieuwe, helemaal uitgehaalde en geknoopte bol wol.

Dat zal me leren. Om beter oog te houden op rondzwervende katjes.
En vooral: om mijn rotzooi op te ruimen zodra het huis binnenkomt..

*(Helaas geen foto. Wegens uitgerekend nu een lege batterij. Sorry. Geen-volgende-keer beter, naar ik hoop)
maandag 20 oktober
§ | 20:16 Aaibaar

Mijn vader, nadat hij met een voorzichtig vingertje mijn vers-geschoren schedel had aangeraakt: 'Mmm.. zacht... Fijn!'.

Ik heb hem er nogmaals op gewezen dat er recht achter mijn huis een kinderboerderij zit. Met schaapjes en geitjes en koeien en knijnen. Mocht hij knuffelbeesten en zachtheid missen.

Maar hij beschouwt 'mijn' beesten (terecht) als krankzinnig en verstandelijk beperkt; en als zodanig gevaarlijk en onbenaderbaar. Waar ik dan ook wel weer kan inkomen.
donderdag 16 oktober
2 | 13:41 Eind goed, al goed

Eindelijk was ik dan toch overstag: er zou een kattenluikje in de badkamer komen.
Dat Casper op korte termijn minder vraatzuchtig en hebberig zou worden leek me een illusie en utopie; dat Daantje voor zichzelf zou leren opkomen en voor haar eten vechten ook.
Zoals het nu gaat heeft Daantje iets heel lekkers, helemaal voor zichzelf alleen, ook exclusief aan haar gegeven; en zodra Casper aan komt rennen doet zij een stapje opzij en zegt: ‘oh, nee, natuurlijk, ga je gang, nee heus het was heel smakelijk maar ik wil je niet in de weg zitten’.

Daantje eet kleine hapjes, gedurende de dag. Tien keer op een dag. Daantje zou gewoon een volle voederbak moeten hebben waar ze de hele dag bij kan – maar een volle voederbak blijft, met Casper in huis, niet lang vol.
En dus krijgt ze eten in de badkamer. Maar van tien keer per dag de deur open doen – of beter: twintig keer per dag, want ze moet er ook weer uit – kregen we allebei schoon genoeg.
Dus zou ik dan, toch maar, in vredesnaam, een luikje in de badkamerdeur maken. Een chique luikje, een professioneel luikje dat reageert op de chip in haar nek. Een luikje voor de lieve prijs van €69,95. In een huurwoning-deur die ik, als ik ooit ga verhuizen, zal moeten vervangen. Kosten ca. €200.
Ik had het plan keer op keer overwogen en op grond van de kosten net zo snel weer verworpen, maar nu zou het dan toch gaan gebeuren.
Luikje besteld, decoupeerzaag gehuurd. Gat uitgezaagd, deurtje met veel gedoe min of meer stevig in de deur gezet (luikje daarbij beschadigd, want holle deur en onvermijdelijk mis-mikken van schroeven, etc).
Er was geen weg terug.
Maar, zo bleek, ook geen weg héén.

Al wat ik hoefde te doen, zo zei de gebruiksaanwijzing, was de Memory-knop indrukken; de eerste de beste kat die dan zijn kop door het luikje stopte zou in het geheugen worden opgeslagen.
Met Daantje in mijn armen zat ik in de gang. Duwde haar kop door het luikje. Het luikje deed niets. Daantje ook niet, want die wordt sowieso bloednerveus van luikjes. Het luikje naar het balkon gaat ook niet van harte: ze durft er niet gewoon met haar hoofd doorheen, maar duwt het eerst met een poot open, drukt dan haar kin op de borst, houdt haar andere arm over haar hoofd en gaat dan eindelijk, op hoop van zegen, naar buiten.
Daar had ik nu ook op gerekend. Ik was helemaal voorbereid op een lang gevecht vóór Daantje dit nieuwe luikje überhaupt zou accepteren.
Waar ik helemaal niet op was voorbereid was dat haar chip niet zou worden opgepikt.
Met de memory-functie nog steeds aan duwde ik Daantje met licht geweld tot drie keer toe door het luikje.
Niets. Helemaal niets. Het rode lampje bleef blij en verwelkomend knipperen, hoe zeer ik hem ook aan het verstand probeerde te brengen dat de te herinneren kat allàng was gepasseerd.

Misschien was het luikje stuk.
Ik had nog een kat. Ook gechipt. Precies de kat die absoluut niet door het luikje mocht worden herkend, maar als ik het geheugen zou kunnen resetten zou ik hem als testcase kunnen gebruiken.
Ik keek de handleiding na, het luikje bleek inderdaad een reset-mogelijkheid te hebben, en ik liet Casper te gang in.

En toen bleek Casper ineens helemaal niet zo dom als hij altijd lijkt. Of in elk geval: woest intelligent zodra en zolang er eten in het spel is.
Hij wierp één blik op de badkamerdeur, zag het luikje, en zei: ‘ah, fijn, dat werd tijd. Dat scheelt een hoop gedoe, aan eindeloos op wacht liggen tot die deur eindelijk eens op een kiertje staat’.
En stapte zonder enige aarzeling naar binnen. Zelden een kat zo blasé door een kattenluikje zien gaan.
Het luikje, op zijn beurt, omhelsde Casper met net zo weinig aarzeling en zei direct: ‘ha, een kat!’. En sloeg Caspers chip op in het geheugen.

Daantjes chip bleek kwijt.
Onvindbaar, onleesbaar.

Dat zou in principe nog niet zo heel erg zijn.
Om naar binnen te gaan is een chip nodig, maar terug naar buiten kan ‘gratis’, zonder scan of pasje of tol.
Ze zou in elk geval voortaan zelf weer de badkamer uit kunnen, dat scheelde al één keer wachten en deuren openen.

Of toch niet…?

Het werd getest.
Daantje bleek niet van plan te zijn om via het luikje naar buiten te gaan.
De rollen waren omgedraaid: want waar Casper verrassend slim was geweest, toonde Daantje zich nu bedroevend dom.
In de gang lag ik, op mijn buik, voor het luikje. Zwaaiend en seinend en koerend naar Daantje. Kom maar! Kom maar naar buiten.
Daantje deed niets. Zat kaarsrecht, als een dametje, voetjes bij elkaar. Nog net niet de handjes in haar schoot gevouwen.
Keek me aan, het hoofd schuin.
Hoe ik ook wenkte en met touwtjes wapperde, ze kwam geen stap naderbij.
Draaide het hoofd naar de andere kant. Staarde me geïnteresseerd maar volkomen ‘dense’ aan.
Toen ik dan maar weg ging, in de hoop dat ze het zelf wel zou uitvinden, steeg er een luid gejammer uit de badkamer op.
La-me eruit, la-me eruit, la-me eruiiitttt!!!

Ten lange (LANGE) leste leek ze het te snappen.
Het ging één keer goed.
Maar weer had ik niet op Casper gerekend.
De volgende keer dat Daantje zat te eten stak Casper zijn hoofd door het ‘tunneltje’, dat voor het luikje zit.
Was zeer verontwaardigd dat hij er dit keer niet doorkon.
Maar bleef zitten.
Staarde. Stáárde. Staarde door het ‘raampje’ naar het etende Daantje.
En weigerde vervolgens Daantje weer naar buiten te laten.

Dat is hoe de zaken er nu voor staan.
Casper heeft een raam waardoor hij naar een volle etensbak kan kijken.
En wordt daar redelijk wanhopig van, op het krankzinnige af.
Daantje heeft een luikje waarmee ze de badkamer niet in maar alleen uít kan. Wat in praktijk ook niet lukt, wegens de wakende Casper.
Ik heb een luikje van 70 euro, wat niet retour kan.
En een deur met een gat erin, waarvoor ik in de toekomst 200 euro zal moeten neertellen.

En nog steeds geen oplossing voor de verschillende eetproblemen.

Maar in elk geval kan ik nu met een decoupeerzaag omgaan.

* * *

Edit & Update, I - 16-okt, 16.00

Met Daantje naar de dierenarts gegaan om te controleren of de chip er überhaupt nog zat (leuk detail: ik wilde gisteren al gaan, maar toen kon het niet 'omdat er een spoed-keizersnee was'. Prima, kan gebeuren. Bij navraag, nu, hoe het was afgelopen en wat voor beest het was geweest was het antwoord: een cavia. Juist..) . Chip bleek WEG. Gewoon helemaal in het niets verdwenen, niet meer terug te vinden. Nieuwe chip geplaatst. Kosten: €43. Eén dag niet aaien, wat gelukkig niks uitmaakt want Daantje heeft de pest aan aangeraakt worden. Maar vanaf morgen mag ze, in theorie, weer geaaid worden. En geïntroduceerd bij luikjes. Hoezee.

* * *

Edit & Update, II: - 17-okt, 18.00

Het werkt, mensen! De chip zit erin, het luikje zei 'hoi!', en Daantje kan erdoor!

Of het de zaken er, althans vooralsnog, eenvoudiger op maakt is een tweede.
Zie hier een kleine situatieschets:

Daantje drentelt rond mijn enkels. Daantje stuurt me, al draaiend, in de richting van de badkamer.
Gaat vervolgens, volgens gewoonte, afwachtend, vragend, eisend bij de deur staan. Krabbelt aan de deurpost.
"Je kan nu zelf, lieverd. Kom maar, kijk hier"
Ik op mijn hurken.
"Kijk eens, dit is nu de ingang. Je kan nu zelf! Ga maar!"
"Ja, je bent lief. Zoem zoem. Hier, ga maar proberen!"
(dit als ze dwingend tegen me aan schurkt, onder voortdurend zacht gespin).
Kop bij het luikje. Klik! Opent het luikje enthousiast.
WTF?! Het maakt geluid! - deinst Daantje geschrokken terug.
Van voren af aan.
Klein duwtje van mij tegen haar bips. Toe maar, ga maar, het lukt wel!
Onzeker pootje naar voren. Kop, als vertouwd, schuin naar beneden. En erdóór!!!

Repeat, bij elke mini-maaltijd.

De tijd zal het leren..
1 | 06:49 Misdaad en straf

Ik heb mezelf verkracht. Ik heb mezelf verkocht, te grabbel gegooid. Me laten gebruiken, mezelf misbruikt.
Niemand heeft me iets misdaan.
Niemand heeft me beschadigd dan ikzelf.
Maar ik voel me vernederd, vies, verraden.
Hoe klaag je aan, bestraf je; als je zelf de dader bent? Hoe vergeet, vergeef - hoe verwerk en hoe genees je?

Kapot. Vernield. Verloren.

Spelende vrouw, wat heb je nu geleerd?
zaterdag 04 oktober
1 | 22:48 Indruk

Jom Kippoer. Mijn allereerste. Jaren naar uitgezien – letterlijk. Want het zou zo groots en machtig en indrukwekkend zijn. Kol Nidre, die ik alleen kende van de ‘coverversie’ van Max Bruch. Avinu Malkenu, waarvan de verschillende analyses online alleen al diepe indruk maakten. Om nog niet te spreken van de geluidsfragmenten.

Ik zou gaan. Hoe dan ook. Ik zou vooraf uitrusten en de hele vrijdag niets doen, en dan zou ik gaan.
Dat helemáál niets doen een slecht idee zou zijn bleek later.
Omdat het zo druk was werden zitplaatsen toegewezen. En speciaal om de claustrofoob in me een extra uitdaging te geven was mijn plaats: laatste rij, diep achterin sjoel, naast een onomzeilbare pilaar.

Ik kon er niet uit. Ik zou er nooit meer uitkomen. Ik zat muurvast. En de dienst zou meer dan twee uur duren.
En ik moest staan. Niet de hele tijd, maar wel een groot deel. En ik was – excuses voor de informatie – ongesteld.
Dus na me een hele dag doodstil te hebben gehouden, geen vinger te hebben bewogen, stond ik nu ineens rechtop. Bloedend als een rund, en bovendien steeds meer in paniek rakend. Op een lege maag.
En dus voelde ik dat ik ging flauwvallen. Mijn hoofd, mijn nek, mijn rug, mijn benen – alles tintelde en wankelde en zwabberde.
Zitten.
Ik kon niet weg.
Ik moest naar de wc. Ook dat nog.
Zitten, staan, zitten, staan. Zwart voor de ogen.
Tot drie keer toe ging ik bijna onderuit.

Maar mijn god, wat was het mooi. Mijn God. De tere, maar toch ook zo machtige melodieën. De chazzan die niet maar ‘gewoon een liedje zong’, maar die de teksten en tonen leek te proeven, af te tasten.

Uiteindelijk wist ik me naar buiten te werken. Redelijk onopvallend, hoopte ik.
Naar de wc, even lopen, hoofd naar beneden. En toen terug, dit keer op de bovengalerij.
Gek genoeg maakte dat het nog indrukwekkender. Feminisme be damned: ik voelde me op mijn plaats, zo achter de ‘tralies’ van de (van oorsprong) vrouwengalerij. Van bovenaf neerkijkend op een woud van gebedsmantels en kipa’s; de overgave, de ‘saamhorigheid’, bij gebrek aan een beter woord.
Het was niet heilig, het was niet schíjnheilig of gemaakt. Het was een volkomen oprecht, natuurlijk samenzijn.

En toen kwam het. Avinu Malkenu.
Het slot, met de bijna wanhopige snik in de melodie.
Door merg en been, ging het.

‘s Avonds kreeg ik keelpijn. Die niet overging, hoeveel drop en water ik er ook tegenaan gooide.

Ik bracht de nacht door met het wegslikken van een immer dikker wordende keel. Sliep nauwelijks, stond vervolgens de hele dag te zwalken.
Maar: geen koorts, stelde de thermometer me de hele dag gerust. De kapòtte thermometer.
Wèl koorts, zei de werkende thermometer, die ik pas tegen vijven raadpleegde; achterdochtig geworden door de hittegolf die in mijn hoofd woedde.
De afsluitende avonddienst zou ik nu wel op mijn buik kunnen schrijven. Ik zou dit keer niet bijna, maar helemáál flauwvallen.
Glaasje water. Dropje. De temperatuur die iets daalde.
Ik rekende uit: half uur héén, anderhalf uur dienst, half uur terug. Gewoon direct boven zitten, niet in de drukte beneden.
En ik ging.
Hoe bang ik ook was – want niets enger dan ziekzijn, wat mij betreft. Wat als de koorts ineens zou pieken, wat als de MS zich dan aan zijn eigen regels zou houden en heel agressief op de verhoogde lichaamstemperatuur zou reageren, wat nou als ik dan in sjoel door mijn benen zou zakken, wat nou als wat nou als wat nou als – wat nou als het gewoon heel fijn zou zijn?

En dat was het.
De sfeer was ontspannen en onrustig in één. Gedeelde moeheid en hongerigheid. Tegelijk ook die ‘saamhorigheid’, een bij elkaar horen, thuis zijn. Het was rumoerig, er werd in- en uitgelopen, er klonken wat jengelende kinderstemmetjes. Maar onder alles klonk toch: we gaan niet weg hoor, zo terug, we blijven tot het einde bij elkaar. Volledige toewijding.
In twee dagen tijd was mijn Hebreeuws met sprongen vooruit gegaan. Ik durfde mijn ogen van de bladzij te halen, rond te kijken, gewoon te luisteren zonder elke letter te volgen, bang de draad kwijt te raken. Steeds vond ik mijn weg weer terug.
Thuis.
Ik was ziek, ik had het koud, onder normale omstandigheden was ik gewoon opgekruld en huilerig op de bank voor de TV gaan liggen. Maar hier zat ik. Ook opgekruld: mijn voeten opgetrokken voor me; één hand aan de tralies, mijn hoofd tegen het hek geleund naar beneden kijkend. Gezangen en gebeden om me heen, me inbakerend. Ik was ziek, maar ik was veilig en ik was thuis.

Toen, helemaal aan het eind, weer: Avinu Malkenu.
De snik leek dit keer nog groter; hunkerender, pleitender in de smeekbede: "Onze Vader, onze Koning, wees ons genadig, wij hebben geen daden waarop wij ons beroepen kunnen, maar toch, laat de mildheid kennen van uw trouw"
Machteloos als een kind: ‘alstublieft, ik weet het ook niet meer, ik kan niets meer doen, maar alstublieft, blijf bij me, hou me vast"

De klank van de sjofar. Oneindig lang.
En ineens: uit. Klaar. Lachend en uitgelaten stroomde iedereen naar buiten. Men had haast, want honger.

Gelukswensen: ‘nog vele jaren’.
Ik hoop en wens het van harte. Nog vele jaren. En vele keren vaker.